|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
9 ongemakkelijke waarheden over werkloosheid
9 ongemakkelijke waarheden over werkloosheid
Werklozen hebben eigenlijk betaalde vakantie. Langdurig werklozen zijn luie donders en profiteurs. Wie echt wil werken, vindt altijd een baan. Zelfs in crisistijd. Ook bruggepensioneerden kunnen, als ze maar genoeg moeite doen, een baan vinden. De gemeenplaatsen zijn bekend. Maar kloppen ze ook? ‘Het huidige politieke beleid beklemtoont vooral de individuele verantwoordelijkheid als je werkloos wordt’, zegt professor Hans De Witte van de KU Leuven. ‘Het effect daarvan is dat mensen zich nog meer slachtoffer voelen van omstandigheden die ze helemaal niet in de hand hebben.’ De complexe gevolgen van werkloosheid blijven vaak onder de radar, niet alleen bij de publieke opinie of wie een baan heeft, maar ook bij politici en beleidsmakers. Hans De Witte, professor arbeidspsychologie aan KU Leuven, bestudeert al dertig jaar de gevolgen van werkloosheid en volgt ook het internationale onderzoek daarover op de voet. ‘Wat mij na al die jaren het meeste treft,’ zegt hij, ‘is de machteloosheid van werklozen. De hele samenleving is georganiseerd rond werk. Een baan is dé sleutel voor maatschappelijke participatie en integratie. Werken is niet alleen de norm, maar ook een plicht: wie kan werken, móét werken. En werklozen voldoen niet aan die plicht. Werklozen werken niet, maar krijgen toch een inkomen en genieten dus van een soort luilekker leventje. Zo kijken werkenden doorgaans naar werklozen. Dat beeld klopt natuurlijk niet. Uit alle wetenschappelijk onderzoek blijkt dat werklozen op zowat alle vlakken – fysiek, psychisch, sociaal en dus zeker niet alleen financieel – slechter af zijn dan wie werkt. Geld is maar het topje van de ijsberg.’ Wat zit er allemaal onder dat topje van de ijsberg? 1 WERKLOOSHEID MAAKT MACHTELOOS De Witte: ‘Werk heeft een aantal onzichtbare functies. Een baan brengt structuur in je leven. Daardoor heb je sociale contacten, ook buiten je gezin en familie. Een baan zorgt voor status en prestige. Het bepaalt je identiteit. Je bent wat je doet. Je stelt je aan anderen voor met je functie of job. Een werkloze kan dat niet meer, dat belangrijke stuk van zijn identiteit valt dus weg. Wie werkt, levert op een of andere manier een product af. Leraren laten jongeren afstuderen. Arbeiders maken auto’s, kleren, machines. Bedienden laten een organisatie gesmeerd lopen. Iedereen die werkt, heeft wel iets waarvoor zijn capaciteiten worden ingezet. Dat is niet alleen prettig, maar je ontwikkelt ook jezelf, je wordt beter in wat je doet en krijgt sociale erkenning. Je draagt bij aan de samenleving. Al die verborgen functies komen pas bovendrijven als je werkloos wordt, want wie werkt, is zich daar nauwelijks van bewust. Werklozen verliezen vooral kansen om hun capaciteiten te gebruiken. Sterker nog, de werkloosheidsregeling verbiedt hen zelfs om te werken en dat leidt tot een gevoel van machteloosheid. Een werkloze heeft op cruciale punten geen controle over zijn situatie. Dat gebrek aan controle en die machteloosheid zijn een grote bron van problemen.’ 2 WIE VEEL SOLLICITEERT, RAAKT UIT BALANS Wie snel uit de werkloosheid wil raken, moet solliciteren. Véél solliciteren. N-VA-Kamerlid Zuhal Demir zei onlangs: ‘Als ze (de werklozen) merken dat ze de rekeningen niet langer kunnen betalen, zullen ze harder hun best doen.’ De Witte: ‘Dat is niet alleen een verregaande simplificatie, maar ook fictie. Er is onderzocht wat de impact is van een dreigende schorsing door de RVA. Wel, die dreiging is geen stimulans om werk te zoeken. Helaas draagt dat soort politieke uitspraken bij tot meer stigmatisering van werklozen. Hoe sterker dat stigma, hoe kleiner de kans op werk en hoe meer het gevoel van welzijn wordt aangetast. Je kunt heel erg je best doen door veel te solliciteren, maar je hebt als werkloze het resultaat niet in de hand. Je beslist niet zelf of je de baan krijgt. Solliciteren voedt zo de machteloosheid en dat gevoel wordt sterker naargelang je langer werkloos bent. Telkens weer afgewezen worden of helemaal geen reactie krijgen, geeft de werkloze het gevoel dat hij de greep op zijn leven verliest. Dat wordt nog verscherpt omdat je door de VDAB beoordeeld wordt op je aantal sollicitaties, want zo moet je bewijzen dat je werkwillig bent. Maar als je de hele tijd afgewezen wordt en daardoor minder sollicitatiebrieven stuurt, betekent dat nog niet dat je niet heel graag een baan wilt. Sollicitatiegedrag is dus een slechte indicator voor werkwilligheid, maar toch word je er als werkloze op afgerekend.’ 3 HOE LANGER WERKLOOS, HOE MEER HET WELZIJN AFNEEMT De Witte: ‘Onderzoek stelt twee dingen vast. Eén: hoe langer werkloos, hoe meer het gevoel van welzijn afneemt. Twee: het welzijn zakt eerst naar een dieptepunt en stabiliseert na een periode op een lager niveau omdat men zich aanpast aan de situatie. Kortom, men berust en leert leven met een kleiner inkomen. Daardoor gaat men zich wat beter voelen, maar het oorspronkelijke niveau van welzijn komt niet terug. Dat is het schrijnende en ook paradoxale van langdurige werkloosheid. De langdurige werkloze moet zich aanpassen aan zijn situatie om er mee te kunnen leven, maar doordat hij zich aanpast, dalen zijn kansen op werk nog meer. Aanpassen helpt om te overleven, maar helpt helemaal niet om uit de werkloosheid te raken. Het wordt een vicieuze cirkel. Je kunt het vergelijken met mensen die plots alleenstaand worden door een overlijden of een echtscheiding. Na verloop van tijd leer je leven als alleenstaande en hoe beter je daarin slaagt, hoe kleiner je kansen worden op het vinden van een nieuwe partner. Dat fenomeen heet ‘berustende aanpassing’, een overlevingsstrategie die ook bij langdurig werklozen speelt. Maar door die aanpassing verdwijnen de latente frustraties niet. Je blijft zonder status en ontplooiingskansen. Alleen bij oudere werklozen speelt dat wat minder, omdat ze uitzicht hebben op een nieuwe sociale status als gepensioneerde. Die status is weliswaar een stuk lager dan die van werkende, maar wel beter dan die van werkloze. Op de arbeidsmarkt is 45 jaar zowat het kantelpunt. Vanaf die leeftijd nemen de kansen op werk razendsnel af, ondanks alle maatregelen voor oudere werknemers en werklozen. In bepaalde branches ligt dat kantelpunt nog vroeger. In de ICT-branche bijvoorbeeld kun je door de snelle ontwikkelingen in die sector al vanaf 35 jaar op het kantelpunt zitten.’ 4 MANNEN HEBBEN MEER LAST VAN LANGDURIGE WERKLOOSHEID De Witte: ‘Europese onderzoeken tonen aan dat werkloze mannen én vrouwen grosso modo dezelfde problemen krijgen. In België en Nederland blijkt wel dat mannen iets meer last hebben van de gevolgen van werkloosheid dan vrouwen. Dat komt onder andere omdat werkloze vrouwen gemakkelijker terugvallen op hun rol in het gezin en de huishouding. Dat brengt structuur in je leven en geeft het gevoel dat je nuttig en nodig bent. Maar vrouwen lijden ook onder hun werkloosheid, dat verschil met mannen is dus relatief. Overigens blijkt dat werkloze mannen die meer huishoudelijke taken opnemen, zich ook beter voelen. De impact van werkloosheid gaat breder dan het individu. Werkloosheid geeft ook spanningen in je gezin, familie en sociale omgeving. In gezinnen waar de vader werkloos is bijvoorbeeld, doen de kinderen het slechter op school. Die kinderen lopen ook meer risico om later zelf werkloos te worden.’ 5 WERKLOOSHEID MAAKT ZIEK De Witte: ‘Werkloosheid leidt tot fysieke en psychische problemen. Het geluksgevoel gaat achteruit en het gevoel van eigenwaarde neemt af. Dat is intensief bestudeerd naar aanleiding van massale afdankingen bij fabriekssluitingen zoals Renault of Ford. In één klap verliezen duizenden mensen hun baan. Uit die onderzoeken blijkt dat de fysieke gezondheid achteruitgaat. Een heel gamma van lichte tot ernstige fysieke problemen duikt op, doorgaans in combinatie met een aantal psychische problemen. Men slaapt slechter en krijgt problemen zoals maagzweren. Er bestaat zelfs onderzoek waaruit blijkt dat werklozen na een tijdje hun tanden minder poetsen dan werkenden. Het overlijdensrisico van werklozen stijgt, niet alleen door allerlei levensbedreigende ziektes, maar ook door zelfdoding. Werk maakt en houdt ook gezond. Ik kan er geen cijfers op plakken, maar werkloosheid kost de samenleving enorm veel geld. Er zijn de kosten voor gezondheidszorg, maar ook al het weggegooide talent dat letterlijk onbenut blijft, heeft een maatschappelijke prijs.’ 6 WERKLOOSHEID WEEGT ZWAARDER VOOR DE MIDDENGROEP DAN VOOR JONGEREN De Witte: ‘De werkende bevolking kun je indelen in drie leeftijdscategorieën: jongeren tot dertig jaar, de middengroep tot ongeveer vijftig jaar en de oudere groep. Werkloosheid is problematischer voor die middengroep dan voor de jongere of de oudste categorie. De oudsten kunnen terugblikken op een carrière en kijken op relatief korte termijn uit naar hun nieuwe rol als gepensioneerde. De middenleeftijd is problematischer, in de eerste plaats om financiële redenen. Ze moeten een gezin onderhouden, een huis afbetalen, hebben studerende kinderen, enzovoorts. Op die leeftijd hebben ze materiële behoeften die de oudsten niet meer en jongeren nog niet hebben. De middengroep heeft ook meer status en prestige te verliezen. Als je op die leeftijd werkloos wordt, weegt de uitzichtloosheid zwaar door. Voor jongeren speelt dat allemaal minder een rol. Ze hebben nog geen carrière en hebben doorgaans ook minder verantwoordelijkheden dan de middengroep. Ze moeten nog starten en omdat ze nog geen grote financiële mogelijkheden hebben, voelen ze geen zware materiële achteruitgang als werkloze. Zolang ze aan de zijkant staan, valt werkloosheid dus mee. Jongerenwerkloosheid is uiteraard wel een probleem, maar op een andere manier dan bij de oudere leeftijdscategorieën. Jongeren zonder werk, blijven langer thuis wonen en stellen een eigen gezin uit en krijgen later kinderen. Dat kan problemen geven. Het goede nieuws is dat die jonge generatie uiteindelijk wel aan de bak komt. De generatie die in de crisisjaren tachtig en negentig van school kwam, is wel aan de slag geraakt. Dat zal met de huidige jonge generatie wellicht niet anders zijn. Het idee van de verloren generatie is dus een cliché.’ 7 WERKLOOSHEID IS ERGER VOOR LAAGGESCHOOLDEN De Witte: ‘Vroeger werd aangenomen dat werkloosheid erger was voor hooggeschoolden, de bedienden zeg maar, dan voor laaggeschoolde arbeiders. De redenering was dat het verschil tussen inkomen en uitkering voor bedienden groter is, dan voor een arbeider die sowieso minder verdient. Onderzoek leert dat het net omgekeerd is. Ook al gaat een werkloze arbeider er in absolute cijfers minder op achteruit dan een werkloze bediende, toch is het voor hem problematischer. Hoog-geschoolden houden zich, als ze werkloos worden, beter staande en blijven actiever. Ze hebben doorgaans een groter netwerk en daardoor meer kans op een andere baan. Laaggeschoolde arbeiders komen sneller in een isolement terecht, ook al hebben ze een sterker arbeidsethos dan bedienden. Ze hebben een meer traditionele visie op arbeid en zijn daardoor gevoeliger voor de negatieve kijk van de samenleving op werklozen. Hooggeschoolden relativeren meer. Ze noemen zich bijvoorbeeld niet werkloos maar ‘between jobs’, of ze zijn op zoek naar ‘een nieuwe uitdaging’. Hooggeschoolden zoeken naar individuele ontplooiing en ontwikkeling in hun baan. Laaggeschoolden zien hun baan vooral als middel om materiële zekerheid te verwerven die hen ook in staat stelt om zich buiten hun werk te ontplooien. Als die zekerheid plots wegvalt, heb je natuurlijk een gigantisch probleem. Al die aspecten samen maken werkloosheid relatief zwaarder voor arbeiders dan voor bedienden.’ 8 WERKLOOSHEID LEIDT (SOMS) TOT RADICALISERING De Witte: ‘Een aantal aspecten van werkloosheid is onderbelicht. Jobonzekerheid bijvoorbeeld is een soort voorgeborchte van werkloosheid. Hoe groter de kans op werkloosheid, hoe onzekerder mensen over hun capaciteiten worden. Dat uit zich in negatieve attitudes: onvrede over je werk, het gevoel geen toekomst te hebben. En dat leidt dan weer tot een negatieve houding tegenover andere mensen. Typisch voorbeeld: een negatieve houding tegenover allochtonen die banen zouden inpikken. Bij jobonzekere mensen groeit ook een cynische ondertoon: ‘Ik vertrouw niemand meer en politici al helemaal niet’. De meerderheid wordt uiteindelijk apathisch, maar een kleine minderheid radicaliseert en gaat ook politiek de extreme toer op. We hebben dat ooit onderzocht in de jaren negentig en ontdekt dat werklozen en mensen met een onzekere job zich afkeerden van de politiek. Ze stemden ongeldig of blanco, een typische uitloper van apathisch gedrag. Maar toen het Vlaams Blok in die jaren sterk opkwam, kozen ze voor die partij. Wie werkt, kan zich nuttig voelen voor de samenleving en heeft geen behoefte meer aan radicalisering. Jobonzekerheid en werkloosheid kunnen dus zeker ook een rol spelen bij radicaliserende jongeren die naar Syrië trekken.’ 9 WERKLOOSHEID IS HET GEVOLG VAN COLLECTIEF FALEN De Witte: ‘Werkloosheid wordt als individueel falen ervaren, zelfs al ligt de oorzaak van de werkloosheid helemaal buiten jezelf. Als een bedrijf een klein groepje mensen afdankt, is dat een collectief fenomeen. Maar wie afgedankt wordt, zal zich afvragen: waarom ben ik bij dat groepje? Ik ben niet goed genoeg en mijn collega wel. Het huidige politieke beleid beklemtoont vooral de individuele verantwoordelijkheid als je werkloos wordt of dat langere tijd blijft. Het effect daarvan is dat mensen zich nog meer slachtoffer voelen van omstandigheden die ze helemaal niet in de hand hebben. Het verergert hun problemen alleen maar. Het adagium is dat de privésector voor banen zorgt, maar de verwachtingen over de privésector zijn te hooggespannen. In vorige crisisperiodes organiseerde de overheid zelf nieuwe banen. Denk maar aan de jaren tachtig met allerlei zogenaamde nepstatuten en tijdelijke of gesubsidieerde projecten. De overheid kan ook een belangrijke rol spelen bij herverdeling van werk. Ze kan aan inkomensherverdeling doen of arbeidsduurverkorting invoeren voor meer banen. Al dat soort ideeën lijkt compleet verdwenen. Werkloosheid is een collectief probleem en vraagt collectieve oplossingen en dus een overheid die ingrijpt. Maar ons land evolueert naar het Nederlandse model: de overheid mag zich op de arbeidsmarkt met weinig of niets bemoeien. Ik heb ooit een typologie van langdurig werklozen uitgewerkt. Een kleine restcategorie waren zogenaamde ‘teruggetrokkenen’. Ze zijn het typevoorbeeld van mensen die niet willen werken en geen probleem hebben met hun status van werkloze. Dat is de meest controversiële groep, want in de volksmond zijn dat de profiteurs. Het is een heel kleine kern en zelfs die restgroep is divers samengesteld. Er vallen schoolverlaters onder die voor ze aan hun loopbaan beginnen, eerst nog wat willen genieten van een vrij leventje of wat rondreizen. Ook werkloze mantelzorgers die voor een ziek kind of familielid zorgen en daarom tijdelijk geen werk zoeken, kun je bij die teruggetrokken categorie rekenen, net zoals werklozen die bijvoorbeeld in een echtscheiding verwikkeld zijn. Die mensen zijn tijdelijk niet geïnteresseerd in een baan. Zodra hun huwelijksprobleem van de baan is, het familielid genezen of overleden, of als ze genoeg hebben rondgereisd, trekken ze wel richting arbeidsmarkt. En toch richt het beleid zich vooral op die restgroepen, met afschaffing van bijvoorbeeld wachtgeld voor school-verlaters of de beperking van uitkeringen voor mantelzorgers. Ja, mijn haren gaan soms recht overeind staan als ik bepaalde politieke uitspraken over werkloosheid en werklozen hoor. Waar halen ze het vandaan, denk ik vaak.’ Knack, 11-03-2015 (Jan L*ppens)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |
#2
|
||||
|
||||
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 16th March 2015 om 20:24. |