#1
|
||||
|
||||
Kerstessay - Bestemming Ithaka
Kerstessay - Bestemming Ithaka (1)
De tocht ernaartoe Lieve Joris wordt aangetrokken door mensen die in hun geboorteland proberen te overleven, maar die met één been buiten hun maatschappij staan. In haar Kerstessay tekent ze de levens van drie van hen. Neerpelt is de plaats waar ze omheenreist. Ik groeide op in de jaren zestig, aan de rand van de grote wereld in het Limburgse dorpje Neerpelt. Ergens in de verte vlogen de ramen open, wonderlijke klanken woeien onze kant op en golfden over het gazon van ons ouderlijke huis, waar we net nog badminton hadden gespeeld. Bob Dylans ‘The times they are a-changin’ mengde zich met Janis Joplins rauwe kreet ‘Take another little piece of my heart now, baby’ en Leonard Cohens ‘Trav’ling lady, stay awhile/Until the night is over’. De woorden brandden zich in mijn geheugen, tilden me op en voerden me weg van de bescheiden ambities die mijn ouders voor me hadden. Daarna kon ik onmogelijk doen alsof er niets was gebeurd en ooit nog met vleeskleurige nylonkousen achter een kinderwagen aanlopen. Ik moest weg. Achteraf leek het alsof het allemaal vanzelf was gegaan, maar toen ik er onlangs mijn dagboeken op nalas, ontdekte ik hoe onzeker ik was geweest en hoe ik op menig kruispunt vertwijfeld had staan aarzelen welke kant ik op moest. Toch was het een relatief gemakkelijke tijd om te vertrekken. Ik leverde geen bijdrage aan het feminisme, maar plukte er wel de vruchten van. Ik werd niet verstoten en aan de deur gezet met vier vuilniszakken met spullen, zoals de jonge Nederlands-Marokkaanse schrijver Mano Bouzamour zou overkomen omdat hij zich niet wilde voegen naar de familiegeboden. Mijn moeder had het liever anders gezien en probeerde me in haar brieven tot inkeer te brengen, maar zodra ze op mijn onverzettelijkheid stuitte, boog ze met me mee. De vrijheid rolde zich als een tapijt voor me uit. Ik vloog naar de VS, woonde in een commune, liftte van Washington DC naar de westkust en vanuit Oregon via Mexico en Texas weer terug. Ik was onervaren, vrij onbesuisd en enigszins naïef, maar er gebeurde niets wat me blijvend beschadigde of waar ik zelfs maar spijt van zou krijgen. Integendeel, de dingen die ik meemaakte, gaven me de moed verder te gaan. Ik ontmoette een Palestijnse kunstenaar die richting gaf aan mijn leven en aan wie ik veel verschuldigd ben, maar toen ik besefte dat ik altijd in zijn schaduw zou staan, maakte ik een einde aan onze relatie. Hij had kort daarvoor zijn land verloren en gehoopt een nieuwe thuis met me te bouwen, maar hij liet me gaan zonder wrok of wraakzucht. Vele jaren later zou ik begrijpen hoeveel geluk ik had gehad. Mijn samenleving was geduldig, ze liet me als een balletje stuiteren en maakte plaats voor me toen ik tot rust kwam. Ik slaagde erin van schrijven mijn leven te maken. Mijn ouders sloten me opnieuw in de armen. ‘Zou je een andere persoon zijn geworden als je niet had gereisd?’ vragen mensen me weleens. Het is niet eenvoudig die vraag te beantwoorden, maar ik begrijp wat ze bedoelen. Wat heb je van die reizen geleerd, willen ze weten. Want al moet je je bestemming Ithaka altijd in gedachten houden, wijs word je alleen van de tocht ernaartoe, zoals de Griekse dichter Kaváfis schreef. Sommigen stellen me nog een andere vraag: ‘Ga je onderweg steeds op zoek naar hetzelfde soort mensen?’ Ik geloof dat ik die vraag kan beantwoorden met: ja. Ik word aangetrokken door mensen die in hun geboorteland proberen te overleven, maar die met één been buiten hun maatschappij staan. Omdat haar man kort na haar huwelijk om politieke redenen in de gevangenis belandde, zoals mijn Syrische vriendin Hala. Omdat er in zijn jonge jaren iets gebeurde waardoor hij zich nooit helemaal thuis zou voelen in Congo, zoals de rebel Assani. Omdat zijn vader tijdens de Culturele Revolutie zodanig beschimpt en geslagen werd dat hij zich ophing in een boom, zoals mijn Chinese vriend Shudi op zijn veertiende overkwam. Hala, Assani, Shudi – ze bevinden zich aan de binnenkant van de wereld die hen heeft voortgebracht, maar in hun hoofd hebben ze zich er deels van losgemaakt. Daarom zijn ze wellicht bereid een geïnteresseerde passant als ik in vertrouwen te nemen. En al is mijn eigen odyssee niet vergelijkbaar met de hunne, ik herken hun gevoel van ontworteling. We ontmoeten elkaar halverwege. De Amerikaans-Nigeriaanse schrijver Teju Cole probeerde eens te beschrijven waarom de poëzie van de Zweedse Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer hem in de ziel trof, terwijl er zo weinig overeenkomsten waren in hun levens. Dat was, zei hij, omdat Tranströmer erin geslaagd was iets te raken dat buiten hemzelf lag. ‘En een deel van míj dat buiten mezelf ligt, kan daarmee in contact komen.’ Die tussenzone is de plaats waar ik me het liefst bevind en waar ik de belangrijkste ontmoetingen in mijn leven had. Ik ontdekte er dingen die ik nooit had geweten als ik thuis was gebleven. Niet alleen over de ander, ook over mezelf. DS, 24-12-2018 (Lieve Joris) |