Media & Politiek: Deel 4
Media en Politiek: relevantie op tafel
Drie dagen lang hebt u kunnen lezen hoe partijvoorzitters, communicatiemedewerkers en mediaspecialisten van Open VLD, CD&V, Sp.a en Groen denken over politieke berichtgeving in de Vlaamse media. Het beeld dat ze daarbij ophangen, stemt niet vrolijk. Want als politici zelf geen geloof hechten aan de talrijke politieke analyses die verschijnen, en spelletjes de redactionele berichtgeving bepalen: waarom zou u, als lezer die kranten dan nog wel moeten geloven?
Ongetwijfeld is enige nuance op zijn plaats. Zoals we in de inleiding al schreven hebben we in deze reeks enkel politici aan het woord gelaten. We hebben media in zeker zin het recht op verdediging tegen de soms harde aantijgingen ontnomen. Daarmee doen we net hetzelfde als media doorgaans zelf doen in hun editorialen en hun al dan niet als berichtgeving verpakte analyses.
We hebben dat bewust gedaan. Niet om media een koekje van eigen deeg te bakken, wel om de rollen voor een keer om te draaien en duidelijk te maken hoe het werkt. We zijn overigens graag bereid om vanaf vandaag reacties van media en journalisten op deze reeks te publiceren.
Daar komt bovenop dat we bijna uitsluitend de kritiek hebben neergeschreven, terwijl alle partijvoorzitters en andere stemmen die aan het woord komen, benadrukken dat er ook veel dingen goed lopen. Dat er prima journalisten rondlopen in de Wetstraat. Dat er nog steeds oerdegelijke stukken verschijnen in de kranten. En dat er ook veel begrip is voor de enorme druk waaronder redacties staan en voor de moeilijke economische situatie van een sector in diepe crisis. Ook daarmee hebben we de rollen voor een keer bewust willen omkeren: als media over het politieke bedrijf schrijven, lees je ook zelden het begrip of de opsomming van de dingen die wel goed gaan.
Relevantie gezocht
Dat zijn twee belangrijke nuances, maar toch kunnen we moeilijk anders dan besluiten dat er een ernstig probleem is met de manier waarop vooral onze kranten vandaag aan politieke berichtgeving doen. Als politici vertellen dat ze er simpelweg geen geloof meer aan hechten, dreigt dat ene zinnetje van een partijvoorzitter wel heel dicht bij de waarheid te komen: ‘De fundamentele uitdaging voor kranten wordt hoe ze hun eigen relevantie zullen kunnen bewaren.’ Als ministers een bewust communicatiebeleid hanteren om enkel audiovisueel te werken omdat ze op die manier zeker zijn dat hun woorden niet bewust uit hun context zullen worden gerukt, dan is er echt wel een probleem.
Niet enkel voor de kranten zelf, ook (en vooral) voor de democratie. Aan de ene kant worden er veel nonsens geschreven, aan de andere kant hebben die nonsens soms veel impact op de maatschappij en het beleid. Dat creëert het beeld van een soort inflatoire macht en legitimeert de vraag of er, zoals een partijvoorzitter het formuleert, geen sprake is van een democratisch deficit. Of er geen nood is aan een tegenmacht. Op welke recht baseren kranten zich immers om te doen wat ze vandaag doen? Ze worden bovendien aangestuurd door commerciële motieven maar in belangrijke mate gefinancierd met overheidsgeld.
“Elk jaar wordt er 50 miljoen euro aan politieke partijen gegeven. Dat is veel geld, maar de verdeling ervan verloopt wel heel democratisch. De vraag of het te veel is, is legitiem. Daarover lees je ook analyses in de kranten. Waar je geen analyses over leest is over de vraag of we jaarlijks via bpost 200 miljoen euro indirecte subsidie moeten geven aan kranten en weekbladen”, klinkt het uit de mond van een partijvoorzitter.
Als het inhoudelijk argument over de tanende geloofwaardigheid van media niet aankomt, is het feit dat de politieke wereld die vraag openlijk op tafel legt, misschien wel een reden voor de krantenwereld om zich echt ongerust te maken.
Blog Apache.be, 19-12-2014 (Tom Cochez)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|