Lies.De.Kock
2nd April 2011, 12:01
Hoe kritisch gaan leerlingen om met webinformatie?
Maar mevrouw, het stond zo op het internet!
Digitaal is het nieuwe normaal. Iedere leerling is slechts één muisklik verwijderd van een perfecte taak of spreekbeurt – met bijbehorende score. Of niet? Hoe betrouwbaar is internetinformatie, en hoe leer je leerlingen er kritisch mee omgaan?
Filosoof Koen De Couck schreef zijn scriptie over onderzoekscompetenties bij jongeren en onderzocht zowel bij twaalf- als bij zestienjarigen hoe ze omgaan met webinformatie. Hoe gebruiken jongeren het internet, wat zijn hun favoriete sites en vertrouwen ze blind op wat ze lezen? De Coucks interesse in het onderwerp is niet verwonderlijk, zelf behoort hij tot de mixed generation. Koen De Couck: “Ik maak deel uit van een scharniergeneratie. Als filosofiestudent heb ik massa’s boeken gelezen, maar ik heb tijdens het schrijven van mijn scriptie óók Google en Wikipedia gebruikt. Ik heb wel een goed excuus: die sites zijn een relatief nieuw fenomeen, waardoor er nog niet veel boeken over bestaan.” (lacht)
Koen De Couck vindt webinformatie niet minder betrouwbaar dan boekenwijsheid, integendeel. “Ook in een gedrukt medium komen fouten voor. Encyclopedieën raken snel verouderd en worden in tegenstelling tot sites als Wikipedia niet snel herzien – in het geval van bijvoorbeeld medische informatie is zoiets toch wel een serieus nadeel. Een site is snel up-to-date én makkelijk toegankelijk: je hoeft er geen twaalfdelige encyclopedie voor in huis te halen.
Ik pleit dus voor webinfo, met de nodige nuances natuurlijk.” Om die nuances gaat het hem nu net. Dé voorwaarde voor het gebruiken van webinformatie is namelijk dat die kwalitatief en betrouwbaar is. Maar hoe herken je die? “Kijk of de informatie recent is. Is ze goed beargumenteerd? Is sluikreclame afwezig? Is de tekst duidelijk gestructureerd? In mijn onderzoek heb ik vooral de kwaliteit van Google en Wikipedia onderzocht, omdat dat bij uitstek de sites zijn die de jongeren bezoeken. Specifiek voor Wikipedia heb ik twee kwaliteitscriteria geïsoleerd: het aantal mensen dat aan de artikels heeft meegewerkt en het aantal keren dat de informatie herzien is. In beide gevallen geldt: more is more. Hoe meer mensen hebben meegeschreven aan een artikel, hoe beter. Dan krijg je een genuanceerde tekst waarin veel verschillende perspectieven zitten. Hoe vaker het artikel herwerkt is, hoe beter. Dat betekent opnieuw dat er perspectieven zijn toegevoegd en onzorgvuldigheden weggewerkt.”
Maar herkennen ook jongeren die kwaliteit, en vanaf welke leeftijd? Koen De Couck: “Jawel. Wanneer het gaat om kwaliteitsvolle informatie kunnen zowel twaalf- als zestienjarigen die onderscheiden. Informatie van slechte kwaliteit herkennen ze daarentegen zelden als dusdanig. Jongeren zijn ‘half’-kritisch: ze herkennen kwaliteit, maar aan de laagkwalitatieve pagina’s laten ze zich vangen. Van twaalf naar zestien jaar groeit echter wel hun kritische bewustzijn. Dat komt niet omdat ze gewoon vier jaar ouder zijn of meer ervaring hebben, maar wel omdat leerlingen bijleren op school Dat is goed nieuws voor de scholen, want het betekent dat ze hun werk doen.”
In de vakoverschrijdende eindtermen voor het secundair onderwijs (VOETen) gaat inderdaad veel aandacht naar de eindterm ‘kritisch denken’. Maar wanneer het gaat over webgedrag, ligt de cruciale periode wat De Couck betreft al vóór het secundair onderwijs. “Het webgedrag van de twaalfjarigen lag al vast op het moment dat ik hen bevroeg. Dat betekent dat het wordt gevormd nog vóór de jongeren die leeftijd hebben. Dus besteden we het best al vanaf de lagere school aandacht aan het ontwikkelen van een verantwoordelijk webgedrag.”
“Kwaliteit en betrouwbaarheid bij online informatiesystemen – Een statistisch-wijsgerige analyse” Koen De Couck sleepte met zijn scriptie de Klasseprijs in de wacht, het onderwijsluik van de Vlaamse Scriptieprijs 2010. Scriptie en synthese vind je op www.scriptieprijs.be.
Hoe werken Google en Wikipedia? Lees het op www.klasse.be/ga/google.
bron:
Klasse voor Leraren 214, april 2011, p. 22-25
http://www.klasse.be/leraren/archief/14482
eigen mening :
Ik ben het volledig eens met Koen De Couck. Onze huidige maatschappij evolueert zo snel dat kinderen op steeds jongere leeftijd in contact komen met het internet.
Persoonlijk ben ik pas op 12-jarige leeftijd in contact gekomen met het fenomeen internet. De basis heb ik dan ook grotendeels meegekrgen op mijn middelbare school. Er worden toen zelfs extra lessen ingelast om de leerlingen bij te brengen met de nieuwe technologie.
Maar nu komen kinderen al vanaf de kleuterklas in contact met het hele pc-gebeuren. Mijn neefje van 5 jaar is soms behendiger in het ding te besturen dan mezelf. Daarom is het zeker aan te raden dat men de kinderen zeker vanaf de lagere school bewust maakt van het internetfenomeen. Niet alleen hoe men betrouwbare informatie moeten vinden maar ook hoe men met het gehele gegeven moet omgaan. Veiligheid is ook heel belangrijk.
Persoonlijk vind ik ook dat men leerlingen bewust moet maken over het feit dat het internet geen plaats is waar men huistaken kan afhalen. Huistaken moeten ze zelf leren maken, kopiëren van teksten staat niet gelijk aan een huistaak maken. Dit aspect moet bij de leerlingen doordringen. Anders heeft het geen nut meer om huistaken op te geven want als iedereen de tekst kopiërt heb je op de duur enkele identieke exemplaren op je verbetertafel liggen.
Maar mevrouw, het stond zo op het internet!
Digitaal is het nieuwe normaal. Iedere leerling is slechts één muisklik verwijderd van een perfecte taak of spreekbeurt – met bijbehorende score. Of niet? Hoe betrouwbaar is internetinformatie, en hoe leer je leerlingen er kritisch mee omgaan?
Filosoof Koen De Couck schreef zijn scriptie over onderzoekscompetenties bij jongeren en onderzocht zowel bij twaalf- als bij zestienjarigen hoe ze omgaan met webinformatie. Hoe gebruiken jongeren het internet, wat zijn hun favoriete sites en vertrouwen ze blind op wat ze lezen? De Coucks interesse in het onderwerp is niet verwonderlijk, zelf behoort hij tot de mixed generation. Koen De Couck: “Ik maak deel uit van een scharniergeneratie. Als filosofiestudent heb ik massa’s boeken gelezen, maar ik heb tijdens het schrijven van mijn scriptie óók Google en Wikipedia gebruikt. Ik heb wel een goed excuus: die sites zijn een relatief nieuw fenomeen, waardoor er nog niet veel boeken over bestaan.” (lacht)
Koen De Couck vindt webinformatie niet minder betrouwbaar dan boekenwijsheid, integendeel. “Ook in een gedrukt medium komen fouten voor. Encyclopedieën raken snel verouderd en worden in tegenstelling tot sites als Wikipedia niet snel herzien – in het geval van bijvoorbeeld medische informatie is zoiets toch wel een serieus nadeel. Een site is snel up-to-date én makkelijk toegankelijk: je hoeft er geen twaalfdelige encyclopedie voor in huis te halen.
Ik pleit dus voor webinfo, met de nodige nuances natuurlijk.” Om die nuances gaat het hem nu net. Dé voorwaarde voor het gebruiken van webinformatie is namelijk dat die kwalitatief en betrouwbaar is. Maar hoe herken je die? “Kijk of de informatie recent is. Is ze goed beargumenteerd? Is sluikreclame afwezig? Is de tekst duidelijk gestructureerd? In mijn onderzoek heb ik vooral de kwaliteit van Google en Wikipedia onderzocht, omdat dat bij uitstek de sites zijn die de jongeren bezoeken. Specifiek voor Wikipedia heb ik twee kwaliteitscriteria geïsoleerd: het aantal mensen dat aan de artikels heeft meegewerkt en het aantal keren dat de informatie herzien is. In beide gevallen geldt: more is more. Hoe meer mensen hebben meegeschreven aan een artikel, hoe beter. Dan krijg je een genuanceerde tekst waarin veel verschillende perspectieven zitten. Hoe vaker het artikel herwerkt is, hoe beter. Dat betekent opnieuw dat er perspectieven zijn toegevoegd en onzorgvuldigheden weggewerkt.”
Maar herkennen ook jongeren die kwaliteit, en vanaf welke leeftijd? Koen De Couck: “Jawel. Wanneer het gaat om kwaliteitsvolle informatie kunnen zowel twaalf- als zestienjarigen die onderscheiden. Informatie van slechte kwaliteit herkennen ze daarentegen zelden als dusdanig. Jongeren zijn ‘half’-kritisch: ze herkennen kwaliteit, maar aan de laagkwalitatieve pagina’s laten ze zich vangen. Van twaalf naar zestien jaar groeit echter wel hun kritische bewustzijn. Dat komt niet omdat ze gewoon vier jaar ouder zijn of meer ervaring hebben, maar wel omdat leerlingen bijleren op school Dat is goed nieuws voor de scholen, want het betekent dat ze hun werk doen.”
In de vakoverschrijdende eindtermen voor het secundair onderwijs (VOETen) gaat inderdaad veel aandacht naar de eindterm ‘kritisch denken’. Maar wanneer het gaat over webgedrag, ligt de cruciale periode wat De Couck betreft al vóór het secundair onderwijs. “Het webgedrag van de twaalfjarigen lag al vast op het moment dat ik hen bevroeg. Dat betekent dat het wordt gevormd nog vóór de jongeren die leeftijd hebben. Dus besteden we het best al vanaf de lagere school aandacht aan het ontwikkelen van een verantwoordelijk webgedrag.”
“Kwaliteit en betrouwbaarheid bij online informatiesystemen – Een statistisch-wijsgerige analyse” Koen De Couck sleepte met zijn scriptie de Klasseprijs in de wacht, het onderwijsluik van de Vlaamse Scriptieprijs 2010. Scriptie en synthese vind je op www.scriptieprijs.be.
Hoe werken Google en Wikipedia? Lees het op www.klasse.be/ga/google.
bron:
Klasse voor Leraren 214, april 2011, p. 22-25
http://www.klasse.be/leraren/archief/14482
eigen mening :
Ik ben het volledig eens met Koen De Couck. Onze huidige maatschappij evolueert zo snel dat kinderen op steeds jongere leeftijd in contact komen met het internet.
Persoonlijk ben ik pas op 12-jarige leeftijd in contact gekomen met het fenomeen internet. De basis heb ik dan ook grotendeels meegekrgen op mijn middelbare school. Er worden toen zelfs extra lessen ingelast om de leerlingen bij te brengen met de nieuwe technologie.
Maar nu komen kinderen al vanaf de kleuterklas in contact met het hele pc-gebeuren. Mijn neefje van 5 jaar is soms behendiger in het ding te besturen dan mezelf. Daarom is het zeker aan te raden dat men de kinderen zeker vanaf de lagere school bewust maakt van het internetfenomeen. Niet alleen hoe men betrouwbare informatie moeten vinden maar ook hoe men met het gehele gegeven moet omgaan. Veiligheid is ook heel belangrijk.
Persoonlijk vind ik ook dat men leerlingen bewust moet maken over het feit dat het internet geen plaats is waar men huistaken kan afhalen. Huistaken moeten ze zelf leren maken, kopiëren van teksten staat niet gelijk aan een huistaak maken. Dit aspect moet bij de leerlingen doordringen. Anders heeft het geen nut meer om huistaken op te geven want als iedereen de tekst kopiërt heb je op de duur enkele identieke exemplaren op je verbetertafel liggen.