![]() |
#1
|
||||
|
||||
![]()
In de meeste Israëlische media is het leed in Gaza slechts een voetnoot
Geen foto’s van uitgemergelde kinderen of cijfers over hongersnood, maar nationale zorgen en militaire retoriek. De ruimte voor kritische verslaggeving in Israël wordt steeds verder ingeperkt. In de boekenwinkel Steimatzky aan de Ben Yehuda-straat in West-Jeruzalem liggen de kranten scheef gestapeld op een metalen rek bij de ingang. De weekendedities zijn uitgestald. Ze zijn dikker, met glanzende bijlagen en een strak geplooide voorpagina. “Maariv, Yedioth Ahronoth, Globes: die gaan snel de deur uit”, zegt de jonge vrouw achter de toonbank. “In het Hebreeuws is dit wat men leest.” Wat men leest, bepaalt wat men ziet. En wat men níét ziet. De vraag rijst: wat krijgt de gemiddelde Israëliër te zien als hij ’s ochtends zijn krant openslaat? Op de voorpagina’s: een soldaat met helm en geweer, een zee van Israëlische vlaggen, een portret van Donald Trump met samengeknepen ogen. Binnenin: peilingen, protesten in Tel Aviv, discussies over Haredi-legerdienst, groeiende demografische druk, onrust over mogelijke sancties uit Europa. Gaza komt voor, maar zelden vooraan. Geen foto’s van uitgemergelde kinderen of uitgesmeerde VN-cijfers over hongersnood. Die beelden blijven gereserveerd voor internationale lezers. In The Guardian, Le Monde en Der Spiegel verschijnen ze bijna dagelijks: een baby zonder huidplooien, een vrouw die huilt om een lege kookpot. In Israël blijven ze zo goed als buiten beeld, en als ze al vermeld worden is het als opiniestuk of in een randrubriek helemaal achteraan. Timing en strategie Het meest opvallende voorbeeld komt uit de weekendbijlage 7 Yamim van de krant Yedioth Ahronoth, de grootste commerciële krant van Israël, bekend om haar brede bereik en populaire toon. Daarin stelt luitenant-kolonel David Behn in een exclusief interview: “Militair gezien hebben we gewonnen. Hamas heeft geen bataljons meer, enkel nog compagnieën. Ze vertrekken zodra voedsel en water op zijn.” Het woord ‘eten’ valt hier niet als teken van nood, maar als timing en strategie. In Israël haalt bijna de helft van de bevolking zijn nieuws via televisie. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Populaire zenders als Channel 12 en het extreemrechtse Channel 14 brengen het conflict in termen van Israëlische slachtoffers, militaire successen en geopolitieke dreiging van buitenaf. Palestijns lijden komt zelden beeldvullend aan bod. Bombardementen in Gaza worden wel getoond, maar de beelden van de gevolgen ervan niet. Militaire censuur De reden is deels politiek, deels cultureel. Israël kent een formeel systeem van militaire censuur. Journalisten zijn wettelijk verplicht om veiligheidsgerelateerde inhoud vooraf aan de censor voor te leggen. Sinds de aanval van Hamas op 7 oktober op 2023 is die controle verscherpt. Alleen journalisten die embedded zijn met het Israëlische leger mogen Gaza betreden. Onafhankelijke verslaggeving van op de grond is er vrijwel niet. Buitenlandse journalisten komen het gebied niet in. Palestijnse journalisten die vanuit Gaza verslag doen, nemen enorme risico’s. Tientallen van hen zitten vast in Israëlische gevangenissen, zonder proces, schrijft Verslaggevers Zonder Grenzen (VGZ). Al meer dan tweehonderd journalisten zijn sinds het begin van de oorlog omgekomen in Gaza. Volgens VGZ is dit het dodelijkste conflict voor persmedewerkers in de huidige eeuw. Tegelijk wijst de organisatie op toenemende lastercampagnes, online desinformatie, juridische dreiging en druk tot zelfcensuur, vooral tegen wie afwijkt van het nationale narratief. Arabische journalisten ondervinden meer intimidatie, terwijl buitenlandse verslaggevers steeds moeilijker aan accreditatie raken. De repressie tegen de pers is toegenomen, aldus VGZ. ‘Een hard nationalistisch discours overheerst regelmatig in de mediaverslaggeving, waardoor andere standpunten worden verdrongen.’ Laagste notering ooit Israël daalde op de wereldwijde persvrijheidsindex van plaats 86 naar 112, de laagste notering ooit voor het land. Kritische media zoals Haaretz worden door regeringsgezinde stemmen geregeld weggezet als ‘propaganda’, en er zijn oproepen geweest om zenders als Kan of Channel 13, die door sommigen ook als te kritisch worden gezien, te boycotten. In een recente peiling van het aChord Center van de Hebreeuwse Universiteit, uitgevoerd in mei 2025 onder 1.112 Israëliërs, vindt 64 procent van hen dat de binnenlandse berichtgeving over Gaza ‘in balans’ is en dat er geen bredere verslaggeving nodig is over de humanitaire situatie in de Gazastrook. Onder kiezers van de regeringscoalitie bedraagt dat cijfer 89 procent. Over internationale media is het wantrouwen nog groter: 69 procent van de respondenten vindt dat CNN en BBC pro-Palestijns zijn. Wie in Israël een krant openslaat, ziet een land dat zichzelf verdedigt. Vanuit Israëlische ogen: hoe men lijdt, hoe men vecht. De oorlog bestaat, maar de slachtoffers wonen elders. Geen pleidooi, geen oproep, geen trauma dat zichtbaar aan de huid krabt. In de boekenwinkel Steimatzky komt ondertussen een man binnen, keppeltje op, zonnebril op het voorhoofd. Hij loopt naar het rek en kiest zorgvuldig een exemplaar van Haaretz, de linkse krant die als enige op de voorpagina een uitgemergeld kind toont, gedragen door zijn moeder. De winkelbediende kijkt op. “Dat is een linkse krant”, zegt ze. “Die wordt minder vaak verkocht.” Blog Trouw, 26-07-2025 (Eugenie D'Hooghe) |