![]() |
|
#1
|
|||
|
|||
Hoe Canada de vergrijzing opvangt
In Canada veroudert de bevolking even snel als in de meeste Europese landen. Het geboortecijfer ligt er zelfs nog een stuk lager. En toch hoeven de Canadezen zich geen zorgen te maken over hun pensioen. Is het Canada Pension Plan een model dat we moeten navolgen? In 1997 werd het Canada Pension Plan volledig hervormd. De bijdragen van werkgevers en werknemers werden opgetrokken van 5,6 naar 9,9%, repartitie (herverdeling, het 'solidaire' systeem dat wij kennen) werd kapitalisatie, en er kwamen nieuwe regels voor de belegging van het pensioenreservefonds. De Canadezen moesten ook langer gaan werken, mannen gemiddeld tot 63 jaar, vrouwen tot 61 jaar.
Een gepensioneerde krijgt in Canada nu 57% van het gemiddelde inkomen tijdens zijn loopbaan, veel minder dus dan de gemiddeld 69% in de meeste industrielanden. In Spanje, Italië en Oostenrijk gaat dat zelfs naar de 90%. Onhoudbaar, zegt Donald Johnston, secretaris-generaal van de OESO en zelf Canadees. Het pensioenstelsel van Canada zou nu safe zitten tot 2075. Ook de gezondheidszorg wordt bij wijze van spreken opnieuw uitgevonden en zal zonder twijfel bijdragen tot een sociaal en maatschappelijk evenwicht tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Canada heeft de federale schuld sinds 1995 teruggebracht van 68 tot 41% van het bruto nationaal product. Geen enkel G7-land doet beter en die rentelasten hoeven de mensen al niet meer te dragen. In 2004 pronkte de regering ook met een overschot op de overheidsfinanciën van 1,1%. Het lijkt allemaal te mooi om waar te zijn, maar Canada lijkt er wel degelijk in te slagen om de wereldwijde crisis èn de vergrijzing te bezweren. www.vivat.be 02-05-2008 |
#2
|
|||
|
|||
Het pensioen van loontrekkende werknemers in een notendop.
Het fameuze pensioen is in feite in administratief jargon een vorm van tegenprestatie die men krijgt voor een voorafgaande periode van arbeid geleverd als loontrekkende werknemer. Men moet natuurlijk een aantal voorwaarden vervullen. In tegenstelling tot wat sommige mensen denken is het pensioen trouwens niet
verplicht! Normaal kunnen mannen op 65-jarige leeftijd en vrouwen op 63-jarige leeftijd met pensioen gaan. Nochtans kan men op 60-jarige leeftijd vervoegd het pensioen aanvragen indien men een voldoende lange beroepsloopbaan achter de rug heeft (minstens 32 jaar). Eens men de pensioensgerechtigde leeftijd heeft bereikt, is de belangrijkste voorwaarde waaraan men moet voldoen natuurlijk stoppen met het uitoefenen van een beroep of in ieder geval zich houden aan de voorziene limieten wat betreft toegestane arbeid. Men moet ook in België verblijven (behoudens enkele uitzonderingen). Vervolgens wordt het pensioen berekend volgens het aantal jaren dat hiervoor in aanmerking komen (loopbaan) en a rato van een breuk (momenteel 1/42 voor vrouwen en 1/45 voor mannen). De teller van de breuk is gelijk aan het aantal bewezen loopbaanjaren minus het jaar waarin het pensioen ingaat. Men berekent het pensioen a rato van de bezoldigingen : 60% van de gemiddelde bezoldiging voor een alleenstaande en 75% voor een gezinspensioen. De gemiddelde bezoldiging wordt berekend op basis van het totaal van de werkelijke bruto lonen, de forfaitaire lonen (voor de loopbaanjaren voor 1955 voor arbeiders en voor 1958 voor bedienden) of de fictieve lonen (die slaan op de opgetelde periodes van inactiviteit) verdiend tijdens de loopbaan. Het pensioen is dus gelijk aan 75 of 60% van het aantal loopbaanjaren, gedeeld door 45 voor mannen en door 42 voor vrouwen. Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de geïnteresseerde zijn aanvraag heeft ingediend, maar wel ten vroegste op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de geïnteresseerde de leeftijd van 60 jaar bereikt. Het pensioen wordt vervolgens maandelijks uitbetaald. De betalingen worden verricht per postwissel of d.m.v. storting op een bankrekening. www.vivat.be |
#3
|
|||
|
|||
“Migranten betalen ons pensioen”
LISSABON, 5 oktober 2006 (IPS) - “De Europese fiscus doet een goede zaak bij de toestroom van migranten uit het Zuiden. Zonder hun bijdragen zouden de pensioenstelsels van ons vergrijzende continent weldra onbetaalbaar worden.” Dat is een van de vaststellingen van migratiecongres in Lissabon, waarop de Portugese premier José Socrates pleitte voor een humane en Europees gecoördineerde aanpak.
Socrates verdedigde een “humaan en verantwoordelijk” Europees beleid van samenwerking langs de buitengrenzen, een harmonisering van de migratieregels in de Unie en steun aan de landen waar de migranten vandaan komen. Het meeste applaus oogstte hij met de uitspraak dat de migranten de economische groei verhogen en de toekomst van de sociale zekerheid garanderen. De Elfde Internationale Migratieconferentie in Lissabon verenigt 700 deelnemers uit de hele wereld. Binnen veertig jaar zijn drie op tien Europeanen ouder dan 65. Hun aantal zal dan gestegen zijn van 65 tot 130 miljoen. Om de pensioenen van de volgende generaties veilig te stellen, kan de Europese fiscus niet zonder de werkkracht van jonge migranten uit het Zuiden. Spanje hield bijvoorbeeld van 1996 tot 1998 uit de sociale bijdragen van migranten een positief saldo tussen 906 en 1107 miljoen euro over. De Portugese overheid oogstte in 2001 325 miljoen euro dankzij de migranten. Een tweede voordeel is meer cultureel van aard. Door de migratie van een meer stedelijke bevolking komen oude stadswijken opnieuw tot leven, dankzij buurtwinkels en cafés. Jorge Gaspar, geograaf aan de universiteit van Lissabon, heeft het over een trend naar “metropolisering”. “De migranten die in Lissabon aankomen uit Angola of Brazilië, zijn eerst gepasseerd langs grote steden in hun land van herkomst, zoals Luanda of Belo Horizonte. Dat is een heel ander scenario dan in de jaren zestig, toen Portugezen van het platteland naar Parijs trokken en dachten dat ze op een andere planeet aankwamen.” Omdat de wereldsteden steeds meer op elkaar gaan lijken, verloopt de integratie van hedendaagse migranten gemakkelijker. “Ze herkennen alledaagse dingen zoals het openbaar vervoer en de vertrouwde merknamen van een geglobaliseerde wereld”, zegt Gaspar. De stad biedt uiteraard ook de meeste kans op werk. Bijgevolg ligt het aandeel migranten in grote Europese steden 10 tot 20 procent boven het nationale gemiddelde. Volgens cijfers van deVN is het aantal internationale migranten sinds 1960 verdubbeld, tot 191 miljoen mensen. www.mo.be |
#4
|
|||
|
|||
Welke zijn de vier pijlers van ons pensioen?
In het verleden werd vaak over de 3 fiscale pijlers gesproken waaruit ons pensioen in België is opgebouwd. Maar dan vergeet men de vierde pijler, die in de toekomst misschien wel de belangrijkste wordt. Met die pijler doen we zelf inspanningen om vermogen op te bouwen.
We onderscheiden dus: * 1e Pijler: het wettelijk stelsel * 2e Pijler: het extralegaal pensioen * 3e Pijler: het individuele stelsel * 4e Pijler: het niet-fiscale stelsel: zelf vermogen opbouwen 1e pijler: het wettelijk stelsel Ons rustpensioen of minimumoverlevingspensioen is het pensioenrecht gebaseerd op het inkomen, de loopbaan en het statuut van de werknemer, zelfstandige of ambtenaar. De financiering van die pensioenmassa blijft een moeilijke materie door de vergrijzing. Ondanks het Zilverfonds en andere maatregelen blijft de financierbaarheid voor de overheid een hekel punt. De overheid stimuleert eigen initiatief (zie tweede en derde pijler). 2e pijler: het extralegaal pensioen Onder het extralegaal pensioen vallen de groepsverzekeringen, Vrij Aanvullende Pensioen (VAP) of Vrij Aanvullende Pensioenregelingen Zelfstandigen (VAPZ) en individuele pensioentoezeggingen, intern of extern gefinancierd. De werkgever sluit hierbij een contract waarbij elk jaar aanvullende pensioenregelingen worden voorzien voor de werknemers. De toelage die de werkgever betaalt, kan worden aangevuld door een bijdrage van de werknemer om zo een aanvullend vermogen op te bouwen. Een langetermijnvisie is nodig omdat de pensioenleeftijd van 65 jaar voor velen nog veel te ver af is. 3e pijler: het individuele stelsel Als de tweede pijler volledig benut is of slechts beperkt mogelijk, dan kunt u zelf uw appeltje voor de dorst fiscaal benutten. De derde pijler is het in de volksmond bekende pensioensparen. We onderscheiden de individuele levensverzekering, de pensioenspaarverzekering en het pensioenspaarfonds. In fiscale zin bestaat er tussen spaarverzekering en pensioenspaarfonds geen onderscheid. In de belastingbrief mag u een bedrag invullen als storting in een dergelijk contract. De personenbelasting die u moet betalen, wordt daardoor verlaagd. De fiscus spaart mee. Voor 2007 bedroeg het aftrekbare bedrag maximaal 810 euro. Het langetermijnsparen kent een fiscale aftrek van 1.950 euro per jaar. Net zoals bij pensioensparen is het bedrag geïndexeerd. In datzelfde vak komt ook de kapitaalaftrek voor de eerste en enige woning terecht. U kunt langetermijnsparen en kapitaalsaftrek niet cumuleren. Het vak kan maar één keer gebruikt worden. 4e pijler: het niet-fiscale stelsel: zelf vermogen opbouwen Onder het niet-fiscale stelsel vallen alle inspanningen die u zelf doet om uw vermogen op te bouwen om later te kunnen rentenieren. Denk aan eigen woning en financiering, tweede woningen, verhuurde opbrengsteigendommen, waarde van eigen ondernemingen, aandelenoptieplannen bij internationale bedrijven, spaarrekeningen, effectenportefeuilles met aandelen en obligaties, enzovoort. Dit is het sluitstuk van uw totale pensioenplanning of misschien wel het belangrijkste onderdeel. Voor de zelfstandige is de onderneming vaak de belangrijkste pensioenvoorziening. Een tweede woning die verkocht kan worden op het moment van uw pensioen is dat ook. Maar let op. De prijzen van onroerend goed en de waarde van uw onderneming zijn afhankelijk van de economie en kunnen sterk evolueren. Daardoor kan het kapitaal dat men hoopte te ontvangen, lager uitvallen dan verwacht. Zorg voor een juiste balans van al de verschillende vermogensbestanddelen die u bezit! Hoe uw pensioen berekenen? Een voorbeeld De cases die beschreven zijn, gaan over gezinnen. De betrokken personen hebben de leeftijd bereikt waarop ze voor een belangrijke beslissing staan, die de volgende fase in hun leven zal domineren: al dan niet stoppen met werken. Om het geheel overzichtelijk te houden, bekijken we de eerste pijler, het wettelijk pensioenrecht, in drie gezinnen. De personen waarmee we kennismaken, kozen er allemaal voor op hun zestigste met pensioen te gaan. Ze werkten allemaal op zijn minst twee derde van hun loopbaan, namelijk 35 jaar (een volledige loopbaan is 45 jaar lang). U vindt het verhaal van Marc Vande Plas, die heel zijn carrière als zelfstandige werkte en een thuiswerkende echtgenote heeft. Dat van Alfons Van Oosterwijck - die zijn hele loopbaan in het onderwijs stond en gehuwd was met een pensioengerechtigde echtgenote - staat in schril contrast met het verhaal de zelfstandige. Cathérine - die als werknemer werkte, maar al snel op invaliditeit stond - mag dan weer van geluk spreken dat ze gehuwd is met een partner die een pensioen kan genieten. Als we kijken naar de pensioeninkomsten van zelfstandigen, ambtenaren en werknemers zien we grote verschillen. Nochtans hebben deze mensen allemaal een even grote inzet getoond tijdens hun carrière. Hun studieniveau was in de jaren zestig ongeveer van hetzelfde niveau. Het statuut van ambtenaar is echter steeds een meer beschermd statuut geweest, gevolgd door dat van de werknemer en - een heel eind achterop - dat van de zelfstandige. Uiteraard hebben we het hier enkel over de pensioencomponent. De pensioenuitkeringen spreken voor zich: Alfons ontvangt 2.266 euro per maand, Cathérine 883,74 euro en Marc 695,63 euro. De Tijd 03-10-2007 |
#5
|
|||
|
|||
Demografische pyramide zet ons pensioenstelsel zwaar onder druk
In een mensenleven zijn er maar twee echte zekerheden: we moeten elk jaar belastingen betalen en we worden elke dag een dagje ouder. Beide factoren doorkruisen elkaar in een dossier dat over pensioensparen gaat. Die ontmoeting is zeker niet toevallig, zoals we later zullen zien. Reflecties over onze pensioenleeftijd en alles wat daarmee samenhangt, duwen we in de eerste helft van ons leven liever naar de achtergrond. De reden ligt voor de hand, namelijk de associatie met ouder worden. Naarmate de jaren verstrijken, rijzen er echter steeds meer vragen in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De belangrijkste vraag is ongetwijfeld die naar de levensstandaard in de après-pensioenperiode.
De meeste Belgen hebben een eerder romantisch beeld van het leven van een gepensioneerde. Dat beeld ziet er meestal als volgt uit: man en vrouw, al een dagje ouder maar nog niet té oud, liggen ergens aan een zonnig zuiders strand en schrijven enthousiaste kaartjes naar de (klein)kinderen. Uiteraard hoort daar een aperitiefje bij, want straks wacht een lekkere lunch in een gezellig restaurant. De buitenlandse vakantie zit er inmiddels bijna op, binnenkort vertrekt het echtpaar weer naar België. Geen erg, want het verblijf in het thuisland zal van korte duur zijn. De cruise voor deze herfst is immers al geboekt. In België zelf is van verveling geen sprake. Daguitstappen naar kust, Ardennen of de buurlanden worden afgewisseld met culturele en/of gastronomische weekendjes. Kortom, een droomleven. Tussen droom en realiteit Helaas wordt die droom vroeg of laat ooit doorprikt. We moeten inderdaad de (harde) waarheid onder ogen durven zien en nog een stapje verder gaan in de tijd. Man en/of vrouw hebben een heerlijke oude dag beleefd, maar lijden inmiddels toch aan een paar kwaaltjes die onlosmakelijk verbonden zijn met ouder worden. Vader is niet meer zo goed ter been, moeder ziet en hoort slecht. De kinderen snellen ter hulp, maar hun ingrijpen volstaat op een bepaald moment niet meer. Na rijp beraad valt de definitieve beslissing genomen: een seniorie, home of verzorgingstehuis moet soelaas brengen. Een drama is zo’n verhuis uiteraard niet, ook tussen leeftijdsgenoten kan je een gezellige oude dag beleven. Aan bovengeschetste twee fases van het ouder worden is één grote ‘maar’ verbonden. Zo’n onbezorgde oude dag kan ja alleen genieten wanneer de financiële draagkracht voldoende groot is. Gepensioneerden die maximaal willen genieten van de herfst van hun leven moeten over voldoende middelen kunnen beschikken. Daar wringt dikwijls het schoentje, want niet iedereen heeft voldoende bewust naar zijn oude dag toegeleefd. Jean de la Fontaine Hier duikt de aloude fabel van de krekel en de mier op, door de 17de eeuwse Franse schrijver Jean de la Fontaine op papier gezet (‘La cigale et la fourmi’). De inhoud van deze fabel past perfect in het plaatje van het pensioensparen-verhaal. De krekel is eerder van het type ‘God-schept-de-dag-en-ik-vlieg-er-door’. Hij staat er nauwelijks bij stil dat na de zomer van het volwassen leven de herfst van de oude dag voor de deur staat. Potvertieren was zijn grote specialiteit, het geld was bij wijze van spreken al de deur uit voordat het was verdiend. Met de herfst/oude dag voor de deur komt de krekel tot de conclusie dat hij eigenlijk toch iets te royaal met zijn geld is omgesprongen. Akkoord, het pensioen zorgt voor een gegarandeerd basisinkomen. Het leven is echter duur geworden en in de praktijk blijkt het pensioengeld ontoereikend om echt voluit te blijven genieten. De eens zo vrolijke krekel wordt een kniezer. Hij is het immers nooit gewend geweest om elke euro tweemaal om te keren alvorens hem uit te geven. De mier is een heel ander type. Dit ijverige diertje heeft zijn zomer/leven lang hard gewerkt en een aardige spaarpot opgebouwd. Van de herfst/oude dag heeft de mier weinig te vrezen. Hij hoeft de eindjes niet aan elkaar te knopen, de beschikbare middelen volstaan om te doen wat en wanneer de mier zelf wil. De moraal van het verhaal is duidelijk. Pensioen en goed inkomen zijn geen synoniemen van elkaar. Als uitgangspunt wordt dikwijls aangenomen dat driekwart van het laatste beroepsinkomen noodzakelijk is om een fatsoenlijk inkomen te genieten als gepensioneerde. Die driekwart zijn echter geenszins gegarandeerd, je moet er wel degelijk iets voor doen. Voor de meeste mensen, er zijn natuurlijk altijd de (gelukkige) uitzonderingen die de regel bevestigen, volstaat het pensioen niet om een voldoende hoog inkomen te raken en zo te mogen uitkijken naar een zorgeloze oude dag. Niet panikeren, er is nog geen man overboord. Grijpen we terug naar het verhaal van de krekel en de mier. Mensen met eigenschappen van de mier krijgen wel degelijk voldoende kansen om een volwaardig pensioen uit te bouwen. Straks kijken we naar de vier pijlers waarop een pensioen kan opgebouwd worden, met bijzondere aandacht voor de pijler van het pensioensparen. Maar eerst laten we de regering nog een waarschuwende vinger opsteken. Daar is het generatiepact weer Generatiepact, langer werken, ontoereikende pensioenen… De overheid heeft de voorbije jaren een doorgedreven sensibiliseringscampagne naar de bevolking toe gevoerd. De eigenlijke boodschap, die misschien niet altijd even hardop wordt uitgesproken, klinkt ongeveer als volgt: mensen, denk eens aan later want uw wettelijk pensioen gaat niet volstaan om onbezorgd te kunnen leven. De mieren onder ons hebben de boodschap al lang begrepen en doen hun uiterste best om de oude dag veilig te stellen. Een vervelende eigenschap van het krekel-type is dat hij (of zij) soms hardhorig is. De boodschap moet er daarom op vrij hardhandige wijze ingehamerd worden. We zeggen het dus nogmaals luid en duidelijk: MENSEN, DENK AAN UW OUDE DAG. UW WETTELIJK PENSIOEN ZAL WAARSCHIJNLIJK NIET VOLSTAAN OM EEN ONBEZORGDE OUDE DAG TE BELEVEN. Delta Lloyd Life voerde in 2005 een nationale enquête uit over deze pensioenproblematiek. Een andere bron is de Zwitserse verzekeraar Swiss Life. Die stak enkele maanden geleden een waarschuwende vinger op, gericht naar de Belgische overheid. Volgens de analisten van Swiss Life is ons pensioenstelsel niet langer meer houdbaar en zijn ingrepen van overheidswege dus noodzakelijk. Om het systeem te handhaven, zou tegen 2050 elke Belg tot zijn 75ste moeten blijven werken. Het is erg onwaarschijnlijk dat een metser van 75 nog elke dag zijn stelling opkruipt. Swiss Life ziet maar één andere oplossing: de doorsnee Belg zal zelf meer voor zijn eigen pensioen moeten instaan. Overigens geldt deze dreiging niet alleen voor ons land, het West-Europees welvaartsmodel wordt in zijn geheel bedreigd. De hele discussie rond het Generatiepact heeft in dat verband veel ogen geopend. Het besef groeit dat onze demografische pyramide aan het kantelen is. Wat wil dat concreet zeggen? De gemiddelde leeftijd komt steeds hoger te liggen, met steeds minder actieven en steeds meer gepensioneerden. Het zijn de mensen zoals u en ik die dagelijks gaan werken die de pensioenen van onze ouders en/of grootouders helpen financieren. Dat wordt echter moeilijker en moeilijker wanneer het aantal ouden van dagen proportioneel toeneemt, terwijl tegelijkertijd het aantal werkenden slinkt. We hoeven er waarschijnlijk geen tekening bij te maken: zonder ingrijpende maatregelen komt er een dag dat de inbreng van de actieve bevolking niet meer volstaat om de niet-werkende bevolking een welvaartsvast pensioen te garanderen. Niet aan doemdenken doen Doemdenkers hebben (bijna) altijd ongelijk, dus aan zwartkijken willen we ons hier niet bezondigen. De kans dat ons stelsel volledig instort, is relatief klein. Het bewustzijn groeit namelijk dat er hoogdringend iets moet veranderen. Laat ons de pensioenproblematiek dus vanuit een positieve kant benaderen, ervan uitgaande dat we op onze oude dag nog wel degelijk een wettelijk pensioen gaan ontvangen. De generatie na ons (én die daarna) staat immers te popelen om op haar beurt aan de slag te gaan en zij zal in de mate van het mogelijke voor onze pensioenen instaan. Anderzijds heeft het geen zin om met het hoofd in de wolken te gaan lopen. Er zal inderdaad een wettelijk pensioen zijn, maar dat zal louter en alleen volstaan om aan onze basisbehoeften te voldoen. We zullen dus geld hebben voor eten, drinken en een (verwarmd) dak boven het hoofd, maar dat is het dan ook. De meeste mensen hebben zich echter een totaal ander beeld van hun pensioen gevormd. Waar zijn die zonovergoten stranden gebleven, om nog maar te zwijgen over die droomwagen en/of dat appartementje aan zee? Jammer maar helaas, ons basispensioen gaat niet volstaan om de oude dag van onze dromen te slijten. Akkoord, de boodschap is begrepen. Ingrijpen is noodzakelijk, daar is iedereen het over eens. Rijst onmiddellijk de vraag wat we kunnen doen om ons pensioen welvaartsbestendig te maken/houden. Eén van de meest voor de hand liggende antwoorden op deze vraag is aan pensioensparen te doen. Dat is ook de mening van de regering, die kosten noch moeite spaart om de bevolking te overtuigen van het belang van deze extra bron van pensioeninkomsten. Het bewijs daarvan is dat het fiscaal voordeel de afgelopen jaren flink werd opgetrokken. De hele discussie rond het generatiepact is daar niet vreemd aan. Het maximum fiscaal aftrekbare bedrag bedraagt dit jaar 800 euro per (belastingplichtige) persoon, waar dat in 2005 nog maar 780 euro was. Hoe interessant is pensioensparen? Héél interessant en we gaan u hieronder uitleggen waarom. Maar eerst staan we even stil bij de vier pijlers waarop uw pensioen kan opgebouwd worden. De Standaard |
#6
|
|||
|
|||
De kostprijs van ons pensioen
Het mag een verrassing heten, maar tijdens dit decennium daalt de budgettaire kost van de vergrijzing. De kosten voor gezondheidszorg wingen weliswaar de pan uit, maar die extra kosten worden gecompenseerd door een daling van de pensioenuitgaven, de werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag. Na 2010 is het echter uit met dat feestje. De kosten van de vergrijzing nemen dan snel toe, omdat vanaf 2010 ook de pensioenlasten fors toenemen (zie grafiek: Vanaf 2010 gaat de babyboomgeneratie op pensioen).
Vorig jaar spendeerden de Belgische overheden ongeveer 24 miljard euro aan pensioenen. Dat is 9,2 % van het bruto binnenlands product (BBP). De ambtenarenpensioenen zijn goed voor een derde van deze uitgaven. Tot 2008 zou de kostprijs van de pensioenen dalen tot 8,8 % van het BBP, om dan stabiel te blijven tot 2010. Dat komt omdat de oorlogsgeneratie in die periode met pensioen gaat en die generatie is kleiner van omvang. Voorts wordt de intrede van de vrouw in het rustpensioen verschoven tot 64 jaar in 2008. Vanaf 2010 stijgt de pensioenlast echter onherroepelijk. Volgens de recentste berekeningen van de Kamercommissie voor de vergrijzing bedraagt deze last tegen 2030 12 % van het BBP. Dat is dus een toename met 2,8 % in vergelijking met 2003. Ter vergelijking: de gezondheidszorgen stijgen in dezelfde periode maar met 2,4 % van het BBP. In dit scenario krijgen de pensioenen een jaarlijkse welvaartsaanpassing van 0,5 % (bovenop inflatie). Dat ligt min of meer in lijn met wat eerder dit jaar op de ministerraad in Oostende is beslist over de welvaartsvastheid van de pensioenen. Zonder deze welvaartsaanpassing zou de pensioenkost trouwens maar tot 11,6 % van het BBP stijgen in 2030. De Kamercommissie acht het ontbreken van een welvaartsaanpassing echter weinig waarschijnlijk in een verouderende samenleving met een stijgende levensverwachting. De bejaarden krijgen namelijk een steeds groter electoraal gewicht. Trends.be |
#7
|
|||
|
|||
RUIM 4 op 5 BELGEN REKENEN OP WETTELIJK PENSIOEN VOOR EEN AANVAARDBARE LEVENSKWALITEI
3 op 4 landgenoten maken zich zorgen over financiering pensioenen
De toekomstige betaalbaarheid van de pensioenen maakt meer dan ooit het voorwerp van discussie uit. Terecht, want de voortdurend talrijkere vergrijzende bevolking maakt van het in stand houden van de pensioenvoorzieningen één van de grote uitdagingen in de 21e eeuw. Maatschappelijke fenomenen als geografische mobiliteit en wijzigende familiale situaties (zoals eenoudergezinnen) zwengelen het belang van dit onderwerp nog verder aan. De pensioenproblematiek houdt de Belgen niet alleen massaal bezig, maar maakt hen ook duidelijk ongerust. Dat blijkt uit de nationale pensioenenquête die Delta Lloyd in samenwerking met Roularta en met XGM organiseerde en waaraan ruim 12.500 Belgen deelnamen. Positieve noot in dit verhaal: de jonge Belg blijft niet bij de pakken neerzitten en beseft dat hij/zij zelf zijn/haar financiële zekerheid moet voorbereiden. Verouderende bevolking Volgens de vooruitzichten van het NIS (Nationaal Instituut voor Statistiek) zal het aantal zestigplussers in ons land tegen eind 2020 oplopen tot bijna 3 miljoen. Dat is 30% meer dan eind 2000. Terzelfder tijd zal de actieve beroepsbevolking (20- à 59-jarigen) dalen met 1,7%, tot 5,5 miljoen Belgen. De vooruitzichten voor eind 2050 zijn nog meer uitgesproken: + 49% zestigplussers en -8% 20- à 59-jarigen. Met andere woorden: de dan actieve beroepsbevolking zal volgens het huidige systeem een enorm zware last torsen om op dat moment de pensioenen van de grote groep ouderen te kunnen betalen. Het spreekt dan ook voor zich dat ons pensioenstelsel zwaar onder druk zal komen te staan. Om de mening van de burger over deze heikele kwestie te kennen, zette Delta Lloyd in samenwerking met Roularta een enquête op het getouw die zowel in de krant De Zondag als in Plus Magazine en op het internet kon worden ingevuld. De massale respons, uit alle lagen en ouderdomscategorieën van de bevolking, geeft duidelijk aan dat de pensioenproblematiek vele mensen zorgen baart. Zo blijken tal van respondenten zeer ongerust te zijn over essentiële aspecten van het pensioen, en ze geven ook aan dat ze zich op zijn minst onvoldoende ingelicht voelen. De gezondheid van ons pensioen: iets om van wakker te liggen De meerderheid van de Belgen maakt zich zorgen om hun pensioen, in het bijzonder over de financiële toestand waarin zij op hun oude dag zullen verkeren. De gezondheid komt pas op de tweede plaats. De Belg ligt met andere woorden eerder wakker over zijn financiële toestand dan over zijn fysieke toestand. De bezorgdheid over bv. veiligheid is in vergelijking hiermee minimaal. Hoe financieel zwakker of onstabieler men is, hoe meer zorgen men zich maakt. Vooral arbeiders, zelfstandigen, lager geschoolden en huurders spreken zich in die zin uit. Opmerkelijk genoeg denken toch weinigen dat hun levenskwaliteit tijdens het pensioen zal verminderen. Over wanneer men zich moet beginnen voor te bereiden op het pensioen, zijn de meningen verdeeld: sommigen zijn van oordeel dat men hiermee moet starten van zodra men begint te werken, anderen denken dat er vanaf 50 jaar nog voldoende tijd rest. Vanaf mijn pensioen ga ik… leven! Het pensioen wordt gezien als een “leven zonder tijdsdruk”. De meerderheid kijkt ernaar uit om te kunnen “doen wat hij graag doet”, zonder verplichtingen. Wat dat precies inhoudt, varieert sterk: van tijd hebben voor zichzelf en anderen, tot reizen en tal van andere activiteiten. Bijna een kwart van de respondenten wil nog actief zijn in de maatschappij. Het wettelijk pensioen Het wettelijk pensioen wordt erg belangrijk geacht om na de pensionering een aanvaardbare levenskwaliteit te behouden. En daarover zijn de Belgen het eens: het is nu tijd om iets aan het pensioenstelsel te veranderen, met het oog op het garanderen van deze levenskwaliteit. De hitparade van de structurele maatregelen die genomen moeten worden, ziet er als volgt uit: 1. Een grotere actieve bevolking (41% voorstanders) 2. Een flexibele pensioenleeftijd (38% voorstanders) 3 .Betere verdeling van de pensioenuitkeringen (38% voorstanders) 4. Pensioen- en groepsverzekeringen stimuleren (resp. 28% en 30% voorstanders) 5. Meer overheidsinitiatieven (33% voorstanders) De “grotere actieve bevolking” moet vooral begrepen worden als het aan werk helpen van werklozen. Het optrekken van de pensioenleeftijd wordt immers vrij unaniem afgewezen (slechts 11% voorstanders). De “betere verdeling van de pensioenuitkeringen” is dan weer iets wat ambtenaren minder zien zitten (slechts 19% voorstanders). Pensioen… naar werken! Twee criteria worden als rechtvaardig beschouwd voor het bepalen van de wettelijke pensioenen: het aantal gewerkte jaren en de effectief gestorte bijdragen. De meerderheid vindt ook dat een gepensioneerde onbeperkt mag bijverdienen. Bijna de helft van de respondenten heeft een aanvullend pensioenplan vanuit het bedrijfsleven. Weinigen zijn er echter tevreden mee, vooral door een gebrekkige informatie en dienstverlening. Toch vindt de meerderheid dat het aanvullend pensioenplan verplicht zou moeten zijn en dat dit niet geplafonneerd zou mogen worden. De Belgen blijken daarnaast uit eigen beweging actief te sparen.Het pensioensparen blijft in dat verband veruit het meest populair. Over de verschillende spaarvormen en -mogelijkheden blijkt, net zoals men aangeeft voor de essentiële aspecten van het pensioen, echter een tekort aan informatie te zijn. De 6 kernconclusies van de enquête op een rij Ten eerste: Het grootste deel van de deelnemers aan de enquête kijkt uit naar een rustige oude dag die ze naar eigen goeddunken en zonder tijdsdruk kunnen invullen. Tegelijk stellen zij dat ze zich zorgen maken. In de eerste plaats over hun financiële situatie na hun pensionering - vooral de minder begoeden spreken zich om evidente reden in die zin uit - en in iets mindere mate over hun gezondheid. Ten tweede: Ondanks de ongerustheid over de latere financiële situatie, is liefst 80% van de respondenten van mening dat hun levenskwaliteit niet zal verminderen of zelfs zal verbeteren na hun pensionering. Hieruit alleen al blijkt het ontegensprekelijke belang van een gegarandeerd wettelijk pensioen. Het vangt de primaire nood aan financiële zekerheid op en is verder een basisvereiste voor het invullen van de andere uitgesproken behoeften: gezondheid, onafhankelijkheid van derden, voldoende uitdagingen om verveling tegen te gaan, ... Als meest rechtvaardige criteria voor het bepalen van het wettelijk pensioen worden het aantal gewerkte jaren en de gestorte bijdragen naar voren geschoven. Ten derde: Haast evenveel respondenten (77%) zijn van oordeel dat er een probleem bestaat in de financiering van het wettelijk pensioen, en dat de overheid dringend maatregelen moet treffen. Zoals het vergroten van de actieve bevolking - door werklozen aan een job te helpen, want het optrekken van de pensioenleeftijd geniet weinig bijval - en het invoeren van een flexibele pensioenleeftijd. Ook een eerlijkere verdeling van de pensioenen en het laten bijklussen door gepensioneerden zijn populair als maatregel. Ten vierde: Het gevoel dat de financiering van het wettelijk pensioen problematisch is, verklaart mee waarom 9 op de 10 respondenten beseffen dat ze hun financiële zekerheid voor later ook zelf moeten voorbereiden. Volgens een derde van de respondenten kan de overheid hierin een rol spelen door aanvullende pensioenverzekeringen en groepsverzekeringen te stimuleren. Ten vijfde: De groepsverzekering blijkt echter geen gemeengoed te zijn: slechts 4 op de 10 respondenten verklaren erover te beschikken. Driekwart van hen geeft aan tevreden te zijn over het verzekerde kapitaal en de keuze inzake waarborgen. De kwaliteit en de toegankelijkheid van de informatie blijken, net als de flexibiliteit van de contracten, nog voor verbetering vatbaar. Of daarom de meerderheid van de respondenten aangeeft een salarisverhoging te verkiezen boven een fiscaal aantrekkelijke pensioenverhoging, is moeilijk hard te maken. Niet minder dan 70% van de deelnemers aan de enquête is immers van mening dat de aanvullende pensioenverzekering via de werkgever verplicht zou moeten worden. Liefst zonder maximumlimiet, geeft een kleine meerderheid daarbij aan. Ten zesde: Inzake inspanningen op persoonlijk vlak, stelt slechts 10% van de respondenten dat zij geen enkel initiatief namen. Wie er wel reeds werk van maakte, vermeldt naast het pensioensparen als absolute topper, onder andere de groepsverzekering, het gewone sparen, de levensverzekering en - de Belg is niet voor niets geboren met een baksteen in de maag - de eigen woning als investering. Ruim twee derde van de deelnemers aan de enquête is daarbij voor een verhoging van de fiscale voordelen voor wie op eigen initiatief aanvullende pensioenmaatregelen treft. Ook vraagt bijna de helft van de respondenten meer én verstaanbare informatie om op eenvoudige wijze de meest aangewezen aanvullende pensioenmaatregelen uit te zoeken. http://www.deltalloydlife.be/Images/..._tcm5-6824.pdf |