![]() |
|
#1
|
||||
|
||||
|
50 jaar geleden werd Pasolini vermoord: hij waarschuwde voor de wereld vandaag
Pier Paolo Pasolini werd op 2 november brutaal vermoord in Ostia, een kustplaats even buiten Rome. Je merkt op wat je liefhebt, vond hij. Wat zou hij vandaag zien als hij om zich heen keek? P.P.P., Pier Paolo Pasolini: de mythe gaat aan het werk vooraf. Hij was openlijk homoseksueel in een tijd en een land die daar niet klaar voor waren, en er waren de publieke schandalen – 33 aanklachten wegens blasfemie of zedenschennis. Toch is het zijn werk dat blijvend fascineert. Bij ons staat de Italiaanse dichter, schrijver en journalist vooral bekend als cineast van onder meer Il vangelo secondo Matteo (1964), Teorema (1968), en Salò (1975). Maar hij was, zoals Alberto Moravia na Pasolini’s dood benadrukte, in de eerste plaats dichter. Op 2 november is het vijftig jaar geleden dat Pasolini brutaal werd vermoord in Ostia, een kustplaats even buiten Rome. De ware toedracht blijft ongewis, maar de herinnering eraan nodigt uit om terug te keren. Temeer omdat Pasolini (1922-1975) leefde in een tijd waarin de ecologische en maatschappelijke destructie accelereerde, hij zag de afbraak gebeuren. Vanuit zijn liefde voor het ‘authentieke’ leven – de natuur, de volkstaal, de vitaliteit van de boerengemeenschappen en het sub-proletariaat – waarschuwde hij voor de verstrekkende consequenties ervan. In terugblik is zijn werk om die reden wel vaker profetisch genoemd. Zijn analyse van “een land dat zijn volk verkoopt en zichzelf vernielt” resoneert inderdaad met waar we vandaag voor staan, de actuele planetaire crises. Maar ook de gevoelens van wanhoop waaraan hij ten prooi viel, en die hij optekende in zijn poëzie, zijn herkenbaar. Pasolini lijdt onder de ingrijpende verandering van het buitensporige leven, net omdat hij het liefheeft. “Wie niet liefheeft, merkt haar niet eens op”, noteert hij in de postuum gepubliceerde roman Olie. De economische boost van de jaren 60 trapt een ongebreideld consumentisme op gang, het tast de dingen in hun kern aan. Pasolini ziet hoe een volk de drang tot willen en bezitten gretig omarmt en zelfs geniet van die instrumentalisering. “Siamo tutti in pericolo” waarschuwt hij in het laatste interview, de middag voor zijn overlijden, “we zijn allemaal in gevaar”. De ogenschijnlijk tolerante, vooruitstrevende evoluties leiden volgens Pasolini op “tot onderdrukkers en onderdrukten”. Net de vriendelijke verpakking van de vooruitgangsgedachte vormt het gevaar, want “het water zelf is onschuldig, het zingt als regen in kindergedichten, maar het stijgt en we verdrinken”. Het gewone leven In polemische krantenstukken spreekt Pasolini zich onvermoeibaar uit, hij provoceert en analyseert in de overtuiging dat hij met zijn gehamer het huis kan laten instorten. Daarnaast esthetiseert hij het “zuivere, gewone leven” dat verloren dreigt te gaan. Zo tonen de films uit de ‘trilogie van het leven’ de vitaliteit van mensen die nog niet zijn aangetast door de tijd, die nog beschikken over een direct, emotioneel en fysiek contact met hun omgeving, die de magische verbondenheid met de aarde nog niet geheel verloren zijn. Maar tegen het einde van zijn leven neemt hij daar afstand van. Het impulsieve proletarische leven waar hij zo zinnelijk verliefd op was, weet hij herschapen in ongekende leegte en ellende. Salò geldt als bittere afrekening met de mythe die hij lang cultiveerde en ook in Olie heeft hij het over “onzekere, grauwe, angstige mensen” beladen met de zorgen en neurosen die horen bij welvaart; “gemarginaliseerd door de wereldgeschiedenis, op het moment dat ze werden gelijkgesteld aan alle anderen”. Hij keert zich af als een bedrogen minnaar, loopt vast in gevoelens van rouw, voelt zich eenzaam en onbegrepen. De verzen uit ‘Een wanhopige vitaliteit’, aangebracht op de gedenkplek in Ostia, drukken dit krachtig uit: “De dood is niet / het niet kunnen communiceren / maar het niet meer begrepen kunnen worden.” Aan expressiviteit ontbreekt het Pasolini nochtans niet; van meet af aan is zijn maatschappijkritiek gekoppeld aan een diepe ecologische verontrusting. “Tutto è santo”, laat Pasolini de centaur Chiron zeggen in Medea (1969), al wat ons omringt, is heilig, opgeladen. Echter, zo vervolgt hij, wanneer je de natuur als natuurlijk en dus vanzelfsprekend benadert, zal ze verdwijnen. Ook versregels uit ‘In de vorm van een roos’ spreken over natuur die “door de nieuwe mens miskend” wordt. In zijn aantekeningen uit 1975 voor het fragmentarische Olie overdenkt hij het definitieve einde van de wereld veroorzaakt door de “eindigheid van de natuur”, en stelt onomwonden: “Ik benijd zeker degenen niet die nu twintig jaar zijn, en nog minder hun eerste kinderen.” Ook destijds wist men al heel goed hoe urgent Pasolini’s woede over de willekeur van destructie was en werd er met eenzelfde openlijk cynisme op gereageerd als de Trumps vandaag aan de dag leggen. Het haalde Pasolini onderuit, hij achtte de stralende onschuld, de vuurvliegjes van het platteland van zijn jeugd, onherroepelijk verdwenen, zag hoe de massa lijdzaam meespeelde in een hedonistische dictatuur, voelde zich geïsoleerd. Er zat al een barst in zijn hart voor de Alfa Romeo over zijn lichaam reed. Vonkjes Hoe begrijpelijk zijn cultuurpessimisme ook is, navolgbaar is het niet. Niet in het minst in uitzichtloze tijden moeten we blijven verbeelden, mogelijkheden voor ogen houden. Hoop kan zich immers pas realiseren dankzij de vitaliteit van verbeelding. De vonkjes die Pasolini lang aanwezig achtte in begeerte, kunst en poëzie, maar zag uitdoven door het ‘proza van de bourgeoisie’, zijn niet verdwenen. In zijn verstarring zag hij ze gewoon niet meer. Wie in duistere tijden hoopvol wil handelen, moet blijven bewegen en in feite zoals Pasolini ‘een dichter van de dingen’ zijn, wat betekent: ontvankelijk blijven voor de expressieve realiteit. Een dichter van de dingen treedt aandachtig in verbinding met de wereld, met de omringende levens, met het verlorene. Het komt erop aan telkens weer getroffen te worden door de acties van het leven zelf, door de expressieve werkelijkheid die in zichzelf poëzie is. Wie de smalle, cynische kijk op het leven niet wil aanvaarden, vindt inspiratie in de poëtische weigering van Pasolini, net als in zijn provocatieve ironie, zijn onafgebroken nieuwsgierigheid, zijn associatieve denksprongen en zijn wens om dingen open te laten. Na het laatste interview vroeg Pasolini nog wat bedenktijd, hij vond dat hij zich hier en daar te ongenuanceerd had uitgedrukt, een bijgestelde reactie bleef zoals bekend uit. Toch blijft zijn uitnodiging tot herdenken, tot interactie gelden. We hebben de luxe niet om te wanhopen, moeten elkaar als kleine, hoopvolle vuurvliegjes zoeken en aansteken willen we steeds hernieuwd verschijnen. Blog DS, 30-10-2025 (Liesbeth D'Hoker) |