![]() |
|
#1
|
||||
|
||||
![]()
Xi Jinping gelooft dat de VS bezig zijn met hun onherroepelijke neergang en streeft naar een nieuwe Pax Sinica
Het daoïstische begrip ‘wu wei’ zit in de Chinese ziel verankerd: doe niets wat de natuurlijke loop van de dingen verstoort, heb geduld, vertrouwen, buig mee. In hoeverre schikt president Xi Jinping zich daarnaar? In China verstaan ze de kunst van het luieren veel beter dan wij in het Westen. Ze hebben dat van oudsher al in hun filosofie zitten, en ze hebben al vroeg begrepen dat het soms maar het beste is om gewoon helemaal niets te doen. Lekker achteroverleunen, dan komt alles vanzelf goed. Dat zou je in elk geval gaan geloven als je bijvoorbeeld de site van een blad als Happinez bekijkt. Daar zeggen ze over het oude Chinese begrip ‘wu wei’: “We zijn vaak zo hard bezig met doorgaan, dat we niet zien hoeveel helderheid een beetje rust zou kunnen brengen. Soms bereik je juist meer door minder te doen. Dat is het grondbeginsel van wu wei.” Het is een advies dat mijn hulp in de huishouding hier in Peking niet bepaald ter harte heeft genomen. Ze staat elke dag om twintig over vier op om het eten voor haar man, die in de bouw werkt, klaar te maken. Ze stapt nog voor zessen op de bus naar het centrum van Peking. Dan is ze op tijd om bij haar eerste baas te beginnen. Ze werkt ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds bij drie opdrachtgevers. Ze is meestal pas na negen uur ’s avonds weer thuis. Dan wast ze de kleren van haarzelf en haar man, ze eet nog wat en om elf uur gaat ze naar bed. “Ik kom gelukkig met heel weinig slaap toe”, zegt ze. Ze werkt ook elke zaterdag en zondag. Ze is geen uitzondering. Vooral oudere mensen afkomstig van het platteland, mensen die China hebben helpen op te bouwen, blijven vaak werken tot ze niet meer kunnen. Je ziet ze in Peking als straatvegers, in de restaurants ruimen ze de tafels af en doen de afwas. Of ze verzamelen oude kartonnen dozen of lege plastic flesjes. De hulp in de huishouding hoopt dat haar zoon voor haar zal zorgen als zij en haar man allebei niet meer kunnen werken. Ze rekent er alleen niet echt op. Haar zoon geeft zijn geld tegen die tijd waarschijnlijk liever uit aan zijn eigen zoon, haar kleinkind. Van de overheid kan ze vanaf haar zestigste rekenen op een maandelijkse uitkering van nog geen 20 euro. Dat is ook in China bij lange na niet genoeg om van te leven. Ze doet dus niet bepaald aan wu wei. Wees als het riet Tenminste: als je dat inderdaad opvat als even gas terugnemen en minder hard werken. Maar dat is eigenlijk niet helemaal wat het is. Wu wei is een begrip uit het daoïsme, een leer gebaseerd op uiteenlopende filosofische en religieuze geschriften en gebruiken (vroeger schreef je het als ‘taoïsme’). Laozi, vroeger geschreven als Lao-Tse, is de bekendste daoïst. De leer vindt haar oorsprong in de vierde eeuw voor Christus. In het bekendste daoïstische werk, de Daodejing, staat de zin “wuwei er wu bu wei”. Dat kun je grofweg vertalen als: “Als je niet handelt, dan is er niets dat niet gebeurt.” Dat lijkt op het eerste gezicht inderdaad een uitnodiging tot de ultieme luiheid, maar dat is het toch niet. Het wil eerder zeggen dat je in alles wat je doet harmonie moet zoeken met de natuur, en dat je niets moet doen wat de natuurlijke loop der dingen verstoort. Het is vooral een advies aan heersers: laat de kosmos zijn werk doen, dan bloeien het rijk en het volk. De vorst kan daarbij een voorbeeld nemen aan het riet: dat buigt mee met de wind en veert weer terug als de wind is gaan liggen. Als het riet niet zou meebuigen, dan zou het breken en sterven. Ook de Chinese vechtsporten zijn op dat principe gebaseerd: naar achteren wijken als je wordt aangevallen, nooit koste wat het kost terugduwen. Ik heb de indruk dat het daoïsme veel meer invloed heeft op het dagelijks leven in China dan het confucianisme. Dat gaat vooral over de hiërarchische ordening binnen de staat en de familie, en het wordt door China’s huidige leider Xi Jinping ook buiten China weer volop gepromoot. Over de levenswijsheden en gebruiken uit het daoïsme spreekt hij veel minder, maar ze lijken dieper in de ziel van China verankerd. Dat leidt in het dagelijks leven tot tact, geduld en vooral tot het vertrouwen dat alle dingen op een gegeven moment heus wel weer goed komen. Daar is het namelijk op een bepaald moment gewoon de natuurlijke tijd voor. Groeien in het donker Ik zag een dergelijk geduld en vertrouwen bij de directeur van het Groot Chinees Staatscircus, toen die midden jaren tachtig naar Nederland kwam met zijn circusgezelschap. In zijn hoofd had hij al vanaf het begin een heel lijstje van zaken waarvan hij hoopte dat de impresario die voor hem zou willen regelen. Zo wilde hij een vriezer in de kleedtent van de circusartiesten. Daar konden ze dan mooi ingevroren varkenspootjes en ander vlees in bewaren om zelf te kunnen koken na de voorstelling. Zo wilden ze op hun eetgeld besparen, want dan zou er geld overblijven om bijvoorbeeld een spiegelreflexcamera als souvenir mee terug te kunnen nemen. De directeur wilde ook graag zacht wc-papier voor de artiesten om zich af te schminken, hij wilde de kostuums én de eigen kleding regelmatig laten stomen op kosten van de impresario. Geen wereldschokkende dingen allemaal, maar wel zaken die niet zo heel precies in het contract waren vastgelegd. De directeur legde zijn verlangens maar mondjesmaat aan de impresario voor. Hij keek daarbij altijd naar het humeur en het geduld dat de impresario op een bepaald moment leek te hebben. Hij sloeg nooit met zijn vuist op tafel, hij eiste nooit iets, maar wachtte altijd precies het juiste moment af om met zijn verlangens op de proppen te komen. Hij had geduld, en daarmee kreeg hij veel voor elkaar. Voor mij was het een minivoorbeeldje van wu wei: gewoon rustig en in vertrouwen het juiste moment afwachten, dan krijg je vanzelf wat je weet dat je toebehoort. In het groot zag ik het ook bij de Chinese overheid. Deng Xiaoping, China’s hoogste leider van 1978 tot aan zijn dood in 1997, was er een ware meester in. Deng zou de term ‘taoguang yanghui’ hebben gebruikt. Dat betekent letterlijk iets als: je licht bedekken en in het donker sterker worden. Oftewel: spaar je krachten en toon die niet aan de buitenwereld, zodat je onopgemerkt steeds sterker kunt worden. Waarschijnlijk is dat een apocriefe toeschrijving, maar het is wel een goede omschrijving van het beleid dat Deng jarenlang voerde. Het heeft China’s onstuimige economische groei mede mogelijk gemaakt. Deng kreeg zo de steun en sympathie van het buitenland, want de meeste buitenlanders zagen niet aankomen dat ze met hun steun op den duur ook een formidabele tegenstander in het leven aan het roepen waren. Geduld Die buitenlandse steun was cruciaal voor China in een periode dat het zelf niets had, alleen een enorme, goeddeels overtollige boerenbevolking en een heel groot, verarmd en gedesillusioneerd land. Ik herinner me hoe anders Chinese academici en overheidsvertegenwoordigers zich eind jaren negentig in gesprekken opstelden dan dat ik van de Nederlandse kant zag. Chinese partijen waren over het algemeen zeer geïnteresseerd in allerlei Nederlandse technologie, bijvoorbeeld op het gebied van waterbeheersing, windmolens of auto’s die op lpg reden. Ze stelden er eindeloos veel vragen over, maar lieten zelf liever niet het achterste van hun tong zien. Wat gingen ze bijvoorbeeld met die technologie doen? En vooral: wilden ze die echt van Nederland kopen? Daarop kwamen meestal alleen ontwijkende antwoorden. Ze stelden zich ook heel bescheiden op: ze gaven volop de ruimte aan Nederlandse delegatieleden om hun verhaal te doen. Die wilden maar wat graag uitleggen waarom de Nederlandse technologie of aanpak superieur was. Ze zeiden daar meteen bij dat China nog veel te leren had. Het was daarom maar het beste, suggereerden ze, dat China de westerse technologie of producten zo snel mogelijk zou aanschaffen. De Chinezen hoorden alles geduldig en uiterst welwillend aan. Toch zat ik er vaak met gekromde tenen bij: we waren zelfingenomen en arrogant, we zagen daardoor niet goed welk spel de Chinezen met ons speelden als ze al hun bewonderende ohs en ahs lieten horen. We dachten dat we onze mooie spullen en technieken vast en zeker zouden slijten. Daarbij zou het voor ons ook niet ongunstig zijn als China zelf zijn productie niet echt van de grond zou kunnen krijgen, en dus langdurig van ons afhankelijk zou blijven. Maar het liep anders. Al was China hongerig, ze hapten niet zomaar toe. Ze kochten de Nederlandse technologie vrijwel nooit, of in elk geval vrijwel nooit in grote hoeveelheden of bij herhaling. Ze hadden door de vaak eindeloze gesprekken al veel kennis opgedaan, soms aangevuld met de aanschaf van bijvoorbeeld een enkel baggerschip dat ze dan probeerden na te maken door het eerst helemaal uit elkaar te leggen. Hun nieuwe kennis zetten ze heel geleidelijk en weloverwogen in om hun eigen industrie op poten te zetten, zodat hun boeren er voortaan als arbeiders aan de slag konden. Dat ze dat zo aanpakten, getuigde van geduld en langetermijnvisie. Ze hoefden niet meteen al die spullen te hebben die het Westen aanbood, ze zorgden er veel liever voor dat China ze op de langere duur niet alleen zelf zou kunnen maken, maar ook zou kunnen exporteren. Ze waren veel minder gevoelig voor tijdsdruk dan de Nederlandse partijen, die hoopten hun aandeelhouders tevreden te stellen door zo snel mogelijk met dikke contracten thuis te komen. Die andere houding heeft niet alleen te maken met een andersoortig politiek en economisch systeem in China, maar ook met een andersoortig tijdsbesef. De tijd, en daarmee de geschiedenis, beweegt zich in daoïstische ogen in cirkels. Wat boven is, zal altijd weer naar beneden komen en wat onder ligt, zal altijd weer omhoog komen. Niets is voor eeuwig, en het idee dat de geschiedenis één grote opgaande lijn is, is eerder westers dan Chinees. Dingen hoeven dus niet van vandaag op morgen te gebeuren, het mag ook (veel) later, als het er nu nog niet het juiste moment voor is. Een verstandig man schat correct in wanneer het juiste moment is aangebroken, maar forceert niets. Heerlijk vaag Ook in internationale relaties hanteerde China een vorm van wu wei. Een EU-ambtenaar herinnert zich hoe hij begin jaren 2000 in Brussel vooral met oudere, ervaren diplomaten sprak die beschikten over veel levenswijsheid. China zocht duidelijk de samenwerking, maar stelde zich ook daar bescheiden en schijnbaar inschikkelijk op. In de VN-Veiligheidsraad onthield China zich vaak van stemming. Het oplossen van internationale conflicten liet het land liever aan anderen over. Zelfs over Taiwan, nu het heetste hangijzer en voor China officieel “het meest centrale van China’s centrale belangen”, stelde China zich toen nog terughoudend op. Jawel, natuurlijk was Taiwan een deel van China, en natuurlijk moest het ooit weer onderdeel van China worden. Maar wanneer en hoe precies, dat mocht lange tijd heerlijk in het vage blijven. China had ook daarmee geduld. De huidige president Xi Jinping is uit ander hout gesneden. Hij lijkt zo op het eerste gezicht het principe van wu wei te hebben losgelaten. Onder hem is China internationaal veel assertiever geworden, arrogant vaak ook. De Europese ambtenaar schrok van wat hij onlangs in Brussel aantrof: jonge Chinese ambtenaren die de EU wel eventjes de les zouden lezen over hoe ze bepaalde zaken het best konden aanpakken. De omgekeerde wereld van zo’n dertig jaar geleden. Xi Jinping heeft niet alleen veel minder geduld met Taiwan, hij prijst China’s bestuursmodel ook actief aan als voorbeeld voor de rest van de wereld. Hij streeft naar een nieuwe Pax Sinica die de oude Pax Americana moet vervangen. Hij steekt dat niet onder stoelen of banken. Dat is niet erg bescheiden, maar gek genoeg kan zijn houding toch ook een vorm van wu wei zijn. Alles wat boven is, zal immers naar beneden komen en alles wat beneden is, zal weer opkomen. Xi gelooft dat de VS op dit moment bezig zijn met hun onherroepelijke neergang: hun bloei is in zijn ogen allang voorbij. China daarentegen is bezig met een onherroepelijke opkomst op het wereldtoneel. Het is geen nieuwe opkomst, maar een renaissance: China heeft in vroegere tijden immers ook al aan de wereldtop gestaan. China zal in 2049 opnieuw op de toppen van zijn kracht zijn, denkt Xi. Tegen die tijd bepaalt China de internationale normen en regels. Dat Xi nu alles op alles zet om de geschiedenis ook echt zo te laten verlopen, is een vorm van harmonie zoeken met wat hij ziet als een onontkoombaar historisch gegeven, en daarmee een vorm van wu wei. Hij schikt zich als een goede vorst naar de kosmische wil van de wereld. Sociaal immobiel Ik weet alleen niet of mijn huishoudelijke hulp het met hem eens is. Haar daarnaar vragen heeft ook weinig zin. Ze kijkt namelijk wel uit om de Grote Leider over dit soort politiek gevoelige zaken tegen te spreken. Toch lijdt juist zij onder een bepaald gebrek aan harmonie en evenwicht dat de laatste jaren in China zelf steeds zichtbaarder is geworden. Het probleem is niet dat ze arm is en hard moet werken, maar wel dat ze ook met dat harde werken steeds minder kans maakt om haar nakomelingen uit een dergelijke armoede te bevrijden. Ze kan, kort gezegd, niet meer van beneden naar boven in de cyclus komen, daarvoor is er te weinig sociale mobiliteit. Ze blijft gevangen in haar sociale klasse, hoe hard ze ook werkt. Anders dan dertig jaar geleden is er vrijwel geen ruimte meer voor mensen zoals zij om ooit nog van een dubbeltje een kwartje te worden. Ook voor haar zoon zit die kans er al niet meer in: hij heeft een heel matige baan met weinig kans op iets beters, omdat hij daarvoor de diploma’s niet heeft. Ook haar kleinzoon van acht kan nog maar moeilijk ontsnappen. Hij kan wel goed leren, maar hij heeft geen kruiwagens. En omdat zijn ouders ook geen dure bijlessen kunnen betalen, is de kans klein dat hij later naar een goede universiteit kan. Dertig jaar geleden was de sociale mobiliteit nog veel groter: toen kon je als arme boer tien bebroede eieren kopen en kippen gaan kweken, en als je die kippen weer eieren liet leggen kon je uiteindelijk een bedrijf met wel tienduizend kippen hebben. Het geld dat je daarmee verdiende, kon je investeren in andere projecten, zoals woningbouw, en zo bouwde je gestaag aan je eigen conglomeraat. Daarvoor was ruimte, ook omdat er in China nog aan alles een tekort was. Die kansen zijn er nu nauwelijks meer: in de pluimveehouderij is een aantal grote spelers opgestaan waar je als kleine boer niet meer tegenop kunt concurreren, en ook op vrijwel alle andere gebieden is de markt verzadigd. Zelfs een restaurantje beginnen heeft niet veel zin meer: je wordt weggeconcurreerd door de gevestigde Chinese restaurantketens die op elke hoek zitten. De koek is inmiddels ook heel ongelijk verdeeld. Precies zoals in een puur kapitalistische samenleving het geval zou zijn. Hemels mandaat Dat ook het kleinkind van de hulp zo weinig kans maakt, klopt daoïstisch gezien eigenlijk niet. Als alles in de natuur de kans heeft om vroeg of laat tot bloei te komen, waarom haar kleinzoon dan niet? Het brengt de Chinese samenleving in een staat van disharmonie: de natuurlijke orde is door de maatschappelijke verstarring verstoord geraakt. In China bestaat ook al heel lang het idee dat een heerser zijn macht verliest als zijn handelen niet meer in harmonie is met de wil van de hemel. Dan verliest hij zijn hemelse mandaat, en dat geeft het volk het recht om hem van zijn troon te stoten. Xi Jinping weet dat heel goed. Het maakt hem misschien nog wel banger voor zijn eigen bevolking dan voor de buitenwereld. Zijn externe beleid is intern goed te verkopen als een geslaagde vorm van wu wei: de opkomst van China voelt voor velen hier als een natuurlijk gegeven. Zij steunen Xi in zijn internationale visie. Maar door de interne verstarring is er binnenslands groeiende onvrede. Misschien is die verstarring daarmee wel de grootste zwakte in Xi’s streven naar het verwezenlijken van de volledige opkomst van China. Als Xi de binnenlandse groei en sociale flexibiliteit niet weet te herstellen, dan wordt het land steeds meer een reus op lemen voeten. Dan is het evenwicht zoek, en dan is zijn omgang met de kosmos toch niet de juiste gebleken. Dit artikel verscheen eerder in De Groene Amsterdammer. Blog DS, 25-07-2025 (Garrie van Pinxteren) |