PDA

Bekijk de volledige versie : ‘Jongensprobleem’ niet de schuld van vrouwen


bijlinda
25th May 2025, 16:13
Het ‘jongensprobleem’ is niet de schuld van vrouwen


In de Sovjet-Unie was er al in de jaren 20 gendergelijkheid in het onderwijs, schrijft Lien Verpoest. Daar was geen sprake van een ‘jongensprobleem’.


Consternatie aan de ontbijttafel vorig weekend. In DS Weekblad verscheen een uitgebreid artikel over het ‘jongensprobleem’. Je bent een probleem, zei ik tegen mijn zoon. Die keek op van zijn strip en haalde zijn schouders op zoals alleen twaalfjarigen dat kunnen doen. In het artikel werd uitgebreid gereflecteerd over waarom jongens “afhaken”. Men ging daarvoor te rade bij Richard Reeves, auteur van de bestseller Of boys and men, die aanstipte dat de rol van vrouwen werd uitgebreid en die van mannen kromp, waardoor ze hun rol als kostwinner verloren. Die veranderde verhouding brengt hen in de war, aldus Reeves. En dat geeft problemen.

Dat mijn dochters vanaf hun negen jaar regelmatig van jongens te horen kregen dat poetsen voor meisjes is, en vanaf de Tate-gevoelige tienerjaren nog veel ergere zaken naar hun hoofd geslingerd kregen, was een stevige knauw in mijn vooruitgangsoptimisme. Pijnlijke vaststelling: meisjes worden nu met meer seksisme geconfronteerd dan mijn generatie destijds.

De structurele redenen voor het afhaken van jongens die Reeves aanhaalt, hebben één constante. Vroeger werden meisjes niet aangemoedigd om naar de universiteit te gaan, nu wel en nu valt hun inzet en doorzettingsvermogen op, waardoor jongens achterophinken in alle opleidingen. Daarnaast is het onderwijs te vrouwelijk, volgens Reeves, waardoor jongens afhaken. U ziet de constante: vrouwen. Het “natuurlijke voordeel” van meisjes benadeelt jongens en dwingt hen in een vrouwelijk normatief onderwijskeurslijf.

Misschien kan het geen kwaad om de argumenten van Reeves – iemand die van het jongensprobleem een verdienmodel gemaakt heeft door een Institute for boys and men op te richten – naast wetenschappelijk onderzoek te leggen. Aangezien gendergelijkheid een recent fenomeen is in het Westen, moeten we informatie in het Oosten gaan zoeken. De Sovjet-Unie was het perfecte laboratorium voor gendergelijkheid, en daar zijn interessante inzichten uit voortgekomen, bijvoorbeeld dat de aanwezigheid van vrouwen in het onderwijs mannen niet noodzakelijk een “nadeel” of “keurslijf” opleverde.


Arts, een vrouwelijk beroep

Nadat in de Sovjetgrondwet van 1918 de volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen werd afgekondigd, werd het hoger onderwijs opengesteld voor vrouwen. In 1926 bedroeg het aantal voortstuderende vrouwen al 31 procent, tegen 1937 zelfs 43 procent. Ter vergelijking, in België schommelde het aandeel vrouwen in het hoger onderwijs in de jaren 20 rond de 3 procent, het steeg pas vanaf de jaren 70 naar 30 procent. Door de gendergelijkheid in het onderwijs raakten vrouwen in de Sovjetperiode in ijltempo vertegenwoordigd in alle beroepsklassen.

Het markantste voorbeeld zie je in de geneeskunde: prerevolutionair Rusland telde maar zo’n tweeduizend vrouwelijke artsen, op een bevolking van meer dan 150 miljoen. In 1937 toonde de volkstelling aan dat al de helft van de dokters vrouwen waren, na de Tweede Wereldoorlog steeg hun aandeel tot bijna 80 procent. Terwijl arts in die tijd in België een bijna uitsluitend mannelijk beroep was, werd het in de Sovjet-Unie als een vrouwelijk beroep beschouwd.

Ook in andere beroepen volgde er een heuse shift. Wij breken ons nog altijd het hoofd over hoe we meer vrouwen in STEM-richtingen krijgen, in de jaren 80 was al meer dan de helft van de ingenieurs in de Sovjet-Unie een vrouw. En dat allemaal zonder quota, maar met een sterk aanmoedigingsbeleid en actieve rekrutering. Misschien nog belangrijker is dat mannen niet afhaakten omdat vrouwen plots mee kwamen studeren. De toegang van vrouwen tot het hoger onderwijs ging niet ten koste van mannen, maar leidde tot wederzijdse versterking en een aanzienlijke groei in arbeidskrachten.


Pragmatische vrouwen

Toch was niet alles rozengeur en maneschijn, want ook toen bleven mannen veel professionele en academische sleutelposities bekleden én werden vrouwen verwacht naast hun jobs de meeste gezinstaken op zich te nemen. Het is altijd wat.

Interessanter nog is dat onderzoek uitwijst dat hoewel mannen en vrouwen elkaar dus versterkten in de Sovjet-Unie, mannen wel afhaakten in tijden van crisis. De Britse sociologe Sarah Ashwin onderzocht de rol van gender in werkgelegenheid in Rusland na de val van de Sovjet-Unie en de verwoestende economische crisis die daar in de jaren 90 op volgde. Uit haar onderzoek bleek opvallend genoeg dat meer mannen dan vrouwen in de werkloosheid bleven steken. Ashwin deed drie jaar lang halfjaarlijkse diepte-interviews met respondenten opgedeeld in vier groepen van telkens dertig Russische mannen en vrouwen.

Uit die gesprekken bleek dat mannen veel meer moeite hadden met het verlies van hun hoge posities en moeilijker te bewegen waren richting andere jobs. Zo gaf een piloot aan dat hij, zelfs in economisch moeilijke tijden, zich er niet toe kon brengen om conciërge te worden en dan nog liever niet werkte. Vrouwen bleken pragmatischer. Zo schoolden ervaren vrouwelijke ingenieurs zich om tot kapsters. Hun voornaamste argument om minder betaalde jobs te aanvaarden was dat ze een gezin te onderhouden hadden: er moest nu eenmaal brood op de plank komen. Mannelijke respondenten wilden liever een interessante job met mogelijkheden tot zelfontplooiing dan een job puur om het gezin te onderhouden.


Vrolijk door het glazen plafond

Ashwin laat in haar onderzoek ook de keerzijde van de medaille zien: de bereidheid van vrouwen om werk te accepteren onder ongunstige voorwaarden – “zolang ik maar betaald word en de kinderen kan voeden” – draagt ​​bij aan de versterking van hun secundaire status binnen de beroepsbevolking en verzwakt hun positie op de arbeidsmarkt. Dat verklaart mede waarom het glazen plafond nog altijd bestaat.

Alhoewel. We hebben gelukkig steeds meer rolmodellen die vrolijk door dat plafond gaan. Hoewel de mondiale situatie nog altijd bedroevend is, zien we op het Europese niveau sterke vrouwelijke leiders genre Ursula von der Leyen, Kaja Kallas, presidentes zoals Maia Sandu en Salome Zurabisjvili en premiers zoals Mette Frederiksen en Evika Selina. En in eigen land hebben er we er in een jaar tijd maar liefst drie vrouwelijke rectoren bij. Het belang van die rolmodellen en van vrouwelijk leiderschap is niet te onderschatten.


DS, 23-05-2025 (Lien Verpoest)