bijlinda
23rd March 2025, 18:01
David Van Reybrouck trapt zijn denkerschap af: “We hebben een nieuwe raison d’état nodig: een raison de terre”
De nieuwe Denker der Nederlanden kan zich in het huidige tijdsgewricht moeilijk richten op louter een land: het is de wereld waartoe hij zich verhoudt. “Wie alleen de wereld ziet, vergeet de aarde.”
Het voelt onwennig aan. Ik loop rond door de kamers van mijn kindertijd – de beige woonkamer, de kille werkkamer, de mosgroene badkamer, mijn oude slaapkamer aan het eind van de gang – alles staat er nog, alles heeft nog een naam, maar voorlopig is er even geen taal. Het huis is zo koud en zo stil ineens. Mijn moeder ligt enkele dagen in het ziekenhuis, ik kom snel wat spullen voor haar ophalen. Vanuit de hoofdstad ben ik naar de plattelandsgemeente gereden waar ze al een leven lang woont en nu sta ik te treuzelen in de levenloze leegte van het huis dat ik zo goed ken. Buiten door het grote raam: rijen populieren, rijen knotwilgen, bonkige aarde, rotte bladeren, januari.
Ooit woonde hier een gezin, met een hond die over de roosters van de radiator croste als hij in de tuin een kat had gezien, met het ronken van de kachel of het sissen van een flesje bier dat werd geopend. In gedachten hoor ik mijn ouders met elkaar in gesprek nadat de nieuwslezer zijn ernstige berichten in de woonkamer heeft achtergelaten, hoor ik mijn broer die een grap maakt en schaterlach ik in het dialect, want zelfs lachen klonk vettiger hier. Maar nu weerklinkt hier niet eens de stem van mijn moeder, de laatste bewoner van dit goede huis.
Dag en nacht
Ik ga naar mijn jongenskamer en trek de twee kasten open. Ik weet dat er niet veel meer ligt – een hemd dat ik nooit meer draag, een tapijtje dat ik ooit macrameede, cursussen prehistorie, bodemkunde, wijsbegeerte.
In de onderste lade zie ik hem liggen: de plastic wereldbol die ik als jongen ooit kreeg. Ik moet zeven of acht geweest zijn toen ik deze pure magie voor het eerst mocht vasthouden. Uren lag ik op het oranje-bruine tapijt te kijken met mijn duim op de schakelaar. Lichtje uit: oceanen, rivieren en bergketens. Tinten blauw tot donkerblauw op zee en van donkergroen tot heloranje aan land. Lichtje aan: oh, wonder der techniek! De Staatkundige Indeling der Wereld! Elk land in een apart kleurtje. Brazilië geel, Argentinië rood, Chili groen. West-Europa bleek een dichtbedrukte mozaïek van kleuren en letters. In de Lage Landen was het dringen voor een plaatsnaam. Rotterdam schurkte tegen Antwerpen, Amersfoort en Amiens aan. Ook elders was het krap. Lyon likte aan Genève, Hamburg aan Bremen. Zelfs Brugge stond erop, de stad waar wij als plattelandsgemeente officieel toe behoorden. Lichtje uit: de Alpen, Himalaya, de Ganges-vlakte. Lichtje aan: Tokio, Kyoto, Osaka. Lichtje uit: het donkerblauwe achterhoofd van de Stille Oceaan, met daarin onleesbare, minuscule sproeten die, lichtje aan, Frans Polynesië bleken te zijn.
Alles leek zo goed geregeld. Je had de wereld en je had de aarde. De wereld, dat was lichtje aan: het heldere kleurenspel van grenzen en mensen en hoofdsteden en snelwegen. De aarde, dat was lichtje uit: de donkere massa der continenten, zeestromingen, bergmassieven, toendra’s, taiga’s, evenaarswouden en poolkappen. De aarde was de brute, ruwe materie die voor het bestuur netjes was opgedeeld in landen. Samen vormden die een veelkleurige puzzel van tweehonderd stukken met veel blauw ertussen. De aarde was fysiek, de wereld politiek. ‘Staatkundige indeling’, de term alleen al. De staatkunde, de politiek dus, begon kennelijk pas op het moment dat er van indeling sprake was. Eerst verdelen, dan pas heersen.
Ik ga op de rand van het bed zitten en duw de stekker in het stopcontact. Het lampje doet het warempel nog. Helemaal up-to-date is de wereldbol natuurlijk niet meer. Joegoslavië en Tsjechoslovakije bestaan niet meer. Opper-Volta en Zaïre kregen andere namen. Eritrea en Zuid-Soedan moeten nog geboren worden. Kaarten lopen vroeg of laat altijd achter op de feiten, daar valt weinig aan te doen. Maar het is dat onderscheid tussen dag en nacht dat mij dwarszit, tussen wereld en aarde. Voorheen gebruikte ik die woorden losjes door elkaar: we bedoelden toch min of meer hetzelfde? Maar de laatste jaren aarzel ik steeds meer. Waarom zouden zoveel westerse talen twee woorden hebben? The world and the earth. Le monde et la terre. Die Welt und die Erde. El mundo y la tierra. Kennelijk is er een onderscheid dat we vergeten zijn.
De aarde is meer dan de wereld, meer dan de som van landen. De aarde is dat complexe systeem van fysische, chemische en biologische processen op het land, op zee, in het ijs en in de lucht waar het leven is kunnen ontstaan; de aarde is dat verhaal van natuurlijke cycli aan het oppervlak en geologische processen in de diepe ondergrond die zo typisch zijn voor onze planeet. Wie de wereld met de aarde verwart, riskeert de mens (lichtje aan!) op te blazen tot het stralende middelpunt en ijkpunt van de hele, fysieke aarde (lichtje uit). Sterker nog: wie alleen de wereld ziet, vergeet de aarde.
Misschien is dat wel de tragedie van deze weerbarstige eeuw: dat we zo verblind zijn door het helle licht van de mensenwereld dat we de aarde uit het oog zijn verloren. Nochtans, de planetaire uitdagingen waar we nu voor staan, vormen het grootste veiligheidsvraagstuk van onze tijd, en ook het grootste gezondheidsvraagstuk, meer dan alle recente conflicten en geopolitieke aardverschuivingen. De natuurwetten trekken zich niets aan van ons onderling gesteggel.
De vraag is niet hoe we de aarde weer in het middelpunt kunnen plaatsen. De aarde heeft zichzelf ongevraagd al helemaal weer in het midden geplaatst. Wie dacht dat de wereld van de menselijke bedrijvigheid helemaal losgezongen was van de dragende, fysieke aarde, werd er de afgelopen jaren steeds vaker en steeds brutaler aan herinnerd dat de twee buitengewoon innig met elkaar verweven zijn. Dat er geen wereldpolitiek kan zijn zonder aardepolitiek, hoezeer die laatste nog in de kinderschoenen staat. De vraag is dus niet hoe we de aarde weer in het midden kunnen plaatsen, maar hoe we over de wereld moeten nadenken als we opnieuw beseffen dat het daadwerkelijk de aarde is die de wereld draagt.
En het gaat niet alleen om klimaatverandering. Dat is hooguit het meest zichtbare symptoom van een bredere crisis. In de afgelopen jaren hebben wetenschappers negen kritieke planetaire grenzen geïdentificeerd – zes daarvan zijn inmiddels overschreden, misschien zelfs zeven. Naast klimaat gaat het om veranderingen in land- en zoetwatergebruik, de globale gezondheid van de biosfeer (genetische diversiteit en de werking van ecosystemen), de verstoring van ‘biogeochemische’ processen en de opkomst van nieuwe stoffen (synthetische chemicaliën zoals PFAS, die nooit vergaan en eeuwig in onze omgeving en in ons lichaam blijven zitten, microplastics die tot in de diepe oceaan en hoogste bergtoppen worden aangetroffen, nieuwe genetisch gemodificeerde organismen). De verzuring van de oceanen bereikt inmiddels ook de kritische drempelwaarde.
In de meest letterlijke zin is het aardsysteem onbekende wateren binnen gevaren, maar we navigeren alsof we nog steeds in een kalme, vertrouwde binnenhaven dobberen. Niet alleen zijn we totaal onvoorbereid op de stromingen, riffen en dieptes die ons te wachten staan, we weigeren zelfs na te denken over een steviger schip voor de onzekere tijden die komen.
Nieuwe breuklijnen
Op het moment dat de mensheid zich zou moeten verenigen om haar grootste uitdaging ooit aan te gaan – het veiligstellen van de planetaire systemen die het leven mogelijk maken en de aarde bewoonbaar houden – zijn we meer verdeeld dan ooit en minder vindingrijk dan vroeger. Regionale conflicten destabiliseren oude machtsverhoudingen, geopolitieke verschuivingen zorgen voor nieuwe breuklijnen, internationale afspraken worden weggevaagd en de hele naoorlogse wereldorde verdampt.
Met elk jaar dat verstrijkt, lijkt de VN meer op de wereld van 1945 dan op hoe die er in 2045 uit kan zien. En elk jaar wordt COP groter, maar ook tandelozer – de macht van de fossiele lobby neemt hand over hand toe. In 2023 kregen op de klimaattop in Dubai maar liefst 2.456 lobbyisten uit de fossiele sector een officiële toegangspas, vier keer meer dan het jaar ervoor. Ze waren talrijker dan alle officiële afvaardigingen van wetenschappelijke instellingen, inheemse gemeenschappen en kwetsbare landen samen. Zelfs het voorzitterschap was in handen van een van de grootste ceo’s in de fossiele sector. “We hebben gewoon besloten om het niet eens meer te verbergen”, fulmineerde Al Gore. Hij riep op om “deze internationale instellingen te hervormen zodat de bewoners van deze wereld, met inbegrip van de jongeren, kunnen zeggen: ‘We nemen ons lot in eigen handen. We staan niet langer toe dat onze lucht als een open riool gebruikt wordt. We gaan de toekomst redden en mensen hoop geven.’ We kunnen dit!” Maar voorlopig gebeurt er niets.
De reden waarom de instrumenten van het verleden niet volstaan, is dat de uitdaging van vandaag fundamenteel anders is. De problemen van de aarde zijn van een volstrekt andere orde dan die van de wereld. De planetaire polycrisis is geen regulier grensconflict, geen gewone oorlog, geen wereldoorlog, zelfs geen wereldwijde nucleaire dreiging. Dit is iets radicaal nieuws, een vorm van complexiteit die de klassieke conflicten tussen mensen onderling overstijgt. De polycrisis is weliswaar antropogeen in haar oorsprong, maar kan niet antropocentrisch worden opgelost. Ze is een fysieke realiteit op zich geworden, met haar eigen acceleraties, haar eigen centrifugale krachten die de gevolgen ver buiten de menselijke oorsprong katapulteren.
Het manco van de VN
En hier ligt de kern van het probleem: het aardsysteem is in diepe crisis, maar wij treden het tegemoet met de gebruikelijke oplossingen van de mensenwereld. Lichtje aan, lichtje uit. Geen wonder dat de bestaande concepten – nationale soevereiniteit, raison d’état, multilaterale diplomatie en zogenaamde stakeholder engagement (een nette benaming voor overleg met lobbyisten) – zo vreselijk tekortschieten. De VN is opgericht om conflicten tussen landen te regelen, niet om het conflict tussen mensheid en planeet op te lossen.
Waar is het misgegaan? Ergens in de naoorlogse diplomatie zijn we gaan geloven dat ‘internationale instellingen’ synoniem waren met ‘mondiaal bestuur’ en dat dat volstond. We vergaten dat ‘internationaal’ letterlijk betekent: inter-statelijk, tussen naties. Maar de planeet is meer dan een optelsom van landen.
Hoe kan nationale soevereiniteit nog de hoeksteen van internationale relaties zijn, wanneer we geconfronteerd worden met uitdagingen die alle nationale grenzen overstijgen? Hoe kan buitenlandse politiek nog ‘buitenlands’ zijn als de wereld op existentiële kwesties meer dan ooit onderling verbonden is? In een tijdperk van planetaire uitdagingen verliest het begrip ‘buitenlandbeleid’ deels zijn betekenis. De strikte scheiding tussen binnen- en buitenlandse zaken dateert uit een tijd waarin staatsgrenzen de samenlevingen verregaand bepaalden. Maar extreme weersomstandigheden, de achteruitgang van de leefomgeving, oceaanverzuring, stijgende zeespiegels, zoetwaterverandering, massamigratie, pandemieën, de opmars van kunstmatige intelligentie en digitale privacykwesties lachen om de politieke contouren van natiestaten.
Dit betekent niet dat we grenzen zomaar moeten afschaffen – ze blijven van belang – maar dat we dringend diplomatieke strategieën moeten ontwikkelen die niet langer alleen op soevereiniteit gebaseerd zijn. Voorbij de logica van de raison d’état hebben we een nieuw principe nodig: dat van de raison de terre – een omvattende benadering die de fundamentele noden van het aardsysteem boven de nationale belangen stelt.
DSL, 22-03-2025 (David Van Reybrouck)
De nieuwe Denker der Nederlanden kan zich in het huidige tijdsgewricht moeilijk richten op louter een land: het is de wereld waartoe hij zich verhoudt. “Wie alleen de wereld ziet, vergeet de aarde.”
Het voelt onwennig aan. Ik loop rond door de kamers van mijn kindertijd – de beige woonkamer, de kille werkkamer, de mosgroene badkamer, mijn oude slaapkamer aan het eind van de gang – alles staat er nog, alles heeft nog een naam, maar voorlopig is er even geen taal. Het huis is zo koud en zo stil ineens. Mijn moeder ligt enkele dagen in het ziekenhuis, ik kom snel wat spullen voor haar ophalen. Vanuit de hoofdstad ben ik naar de plattelandsgemeente gereden waar ze al een leven lang woont en nu sta ik te treuzelen in de levenloze leegte van het huis dat ik zo goed ken. Buiten door het grote raam: rijen populieren, rijen knotwilgen, bonkige aarde, rotte bladeren, januari.
Ooit woonde hier een gezin, met een hond die over de roosters van de radiator croste als hij in de tuin een kat had gezien, met het ronken van de kachel of het sissen van een flesje bier dat werd geopend. In gedachten hoor ik mijn ouders met elkaar in gesprek nadat de nieuwslezer zijn ernstige berichten in de woonkamer heeft achtergelaten, hoor ik mijn broer die een grap maakt en schaterlach ik in het dialect, want zelfs lachen klonk vettiger hier. Maar nu weerklinkt hier niet eens de stem van mijn moeder, de laatste bewoner van dit goede huis.
Dag en nacht
Ik ga naar mijn jongenskamer en trek de twee kasten open. Ik weet dat er niet veel meer ligt – een hemd dat ik nooit meer draag, een tapijtje dat ik ooit macrameede, cursussen prehistorie, bodemkunde, wijsbegeerte.
In de onderste lade zie ik hem liggen: de plastic wereldbol die ik als jongen ooit kreeg. Ik moet zeven of acht geweest zijn toen ik deze pure magie voor het eerst mocht vasthouden. Uren lag ik op het oranje-bruine tapijt te kijken met mijn duim op de schakelaar. Lichtje uit: oceanen, rivieren en bergketens. Tinten blauw tot donkerblauw op zee en van donkergroen tot heloranje aan land. Lichtje aan: oh, wonder der techniek! De Staatkundige Indeling der Wereld! Elk land in een apart kleurtje. Brazilië geel, Argentinië rood, Chili groen. West-Europa bleek een dichtbedrukte mozaïek van kleuren en letters. In de Lage Landen was het dringen voor een plaatsnaam. Rotterdam schurkte tegen Antwerpen, Amersfoort en Amiens aan. Ook elders was het krap. Lyon likte aan Genève, Hamburg aan Bremen. Zelfs Brugge stond erop, de stad waar wij als plattelandsgemeente officieel toe behoorden. Lichtje uit: de Alpen, Himalaya, de Ganges-vlakte. Lichtje aan: Tokio, Kyoto, Osaka. Lichtje uit: het donkerblauwe achterhoofd van de Stille Oceaan, met daarin onleesbare, minuscule sproeten die, lichtje aan, Frans Polynesië bleken te zijn.
Alles leek zo goed geregeld. Je had de wereld en je had de aarde. De wereld, dat was lichtje aan: het heldere kleurenspel van grenzen en mensen en hoofdsteden en snelwegen. De aarde, dat was lichtje uit: de donkere massa der continenten, zeestromingen, bergmassieven, toendra’s, taiga’s, evenaarswouden en poolkappen. De aarde was de brute, ruwe materie die voor het bestuur netjes was opgedeeld in landen. Samen vormden die een veelkleurige puzzel van tweehonderd stukken met veel blauw ertussen. De aarde was fysiek, de wereld politiek. ‘Staatkundige indeling’, de term alleen al. De staatkunde, de politiek dus, begon kennelijk pas op het moment dat er van indeling sprake was. Eerst verdelen, dan pas heersen.
Ik ga op de rand van het bed zitten en duw de stekker in het stopcontact. Het lampje doet het warempel nog. Helemaal up-to-date is de wereldbol natuurlijk niet meer. Joegoslavië en Tsjechoslovakije bestaan niet meer. Opper-Volta en Zaïre kregen andere namen. Eritrea en Zuid-Soedan moeten nog geboren worden. Kaarten lopen vroeg of laat altijd achter op de feiten, daar valt weinig aan te doen. Maar het is dat onderscheid tussen dag en nacht dat mij dwarszit, tussen wereld en aarde. Voorheen gebruikte ik die woorden losjes door elkaar: we bedoelden toch min of meer hetzelfde? Maar de laatste jaren aarzel ik steeds meer. Waarom zouden zoveel westerse talen twee woorden hebben? The world and the earth. Le monde et la terre. Die Welt und die Erde. El mundo y la tierra. Kennelijk is er een onderscheid dat we vergeten zijn.
De aarde is meer dan de wereld, meer dan de som van landen. De aarde is dat complexe systeem van fysische, chemische en biologische processen op het land, op zee, in het ijs en in de lucht waar het leven is kunnen ontstaan; de aarde is dat verhaal van natuurlijke cycli aan het oppervlak en geologische processen in de diepe ondergrond die zo typisch zijn voor onze planeet. Wie de wereld met de aarde verwart, riskeert de mens (lichtje aan!) op te blazen tot het stralende middelpunt en ijkpunt van de hele, fysieke aarde (lichtje uit). Sterker nog: wie alleen de wereld ziet, vergeet de aarde.
Misschien is dat wel de tragedie van deze weerbarstige eeuw: dat we zo verblind zijn door het helle licht van de mensenwereld dat we de aarde uit het oog zijn verloren. Nochtans, de planetaire uitdagingen waar we nu voor staan, vormen het grootste veiligheidsvraagstuk van onze tijd, en ook het grootste gezondheidsvraagstuk, meer dan alle recente conflicten en geopolitieke aardverschuivingen. De natuurwetten trekken zich niets aan van ons onderling gesteggel.
De vraag is niet hoe we de aarde weer in het middelpunt kunnen plaatsen. De aarde heeft zichzelf ongevraagd al helemaal weer in het midden geplaatst. Wie dacht dat de wereld van de menselijke bedrijvigheid helemaal losgezongen was van de dragende, fysieke aarde, werd er de afgelopen jaren steeds vaker en steeds brutaler aan herinnerd dat de twee buitengewoon innig met elkaar verweven zijn. Dat er geen wereldpolitiek kan zijn zonder aardepolitiek, hoezeer die laatste nog in de kinderschoenen staat. De vraag is dus niet hoe we de aarde weer in het midden kunnen plaatsen, maar hoe we over de wereld moeten nadenken als we opnieuw beseffen dat het daadwerkelijk de aarde is die de wereld draagt.
En het gaat niet alleen om klimaatverandering. Dat is hooguit het meest zichtbare symptoom van een bredere crisis. In de afgelopen jaren hebben wetenschappers negen kritieke planetaire grenzen geïdentificeerd – zes daarvan zijn inmiddels overschreden, misschien zelfs zeven. Naast klimaat gaat het om veranderingen in land- en zoetwatergebruik, de globale gezondheid van de biosfeer (genetische diversiteit en de werking van ecosystemen), de verstoring van ‘biogeochemische’ processen en de opkomst van nieuwe stoffen (synthetische chemicaliën zoals PFAS, die nooit vergaan en eeuwig in onze omgeving en in ons lichaam blijven zitten, microplastics die tot in de diepe oceaan en hoogste bergtoppen worden aangetroffen, nieuwe genetisch gemodificeerde organismen). De verzuring van de oceanen bereikt inmiddels ook de kritische drempelwaarde.
In de meest letterlijke zin is het aardsysteem onbekende wateren binnen gevaren, maar we navigeren alsof we nog steeds in een kalme, vertrouwde binnenhaven dobberen. Niet alleen zijn we totaal onvoorbereid op de stromingen, riffen en dieptes die ons te wachten staan, we weigeren zelfs na te denken over een steviger schip voor de onzekere tijden die komen.
Nieuwe breuklijnen
Op het moment dat de mensheid zich zou moeten verenigen om haar grootste uitdaging ooit aan te gaan – het veiligstellen van de planetaire systemen die het leven mogelijk maken en de aarde bewoonbaar houden – zijn we meer verdeeld dan ooit en minder vindingrijk dan vroeger. Regionale conflicten destabiliseren oude machtsverhoudingen, geopolitieke verschuivingen zorgen voor nieuwe breuklijnen, internationale afspraken worden weggevaagd en de hele naoorlogse wereldorde verdampt.
Met elk jaar dat verstrijkt, lijkt de VN meer op de wereld van 1945 dan op hoe die er in 2045 uit kan zien. En elk jaar wordt COP groter, maar ook tandelozer – de macht van de fossiele lobby neemt hand over hand toe. In 2023 kregen op de klimaattop in Dubai maar liefst 2.456 lobbyisten uit de fossiele sector een officiële toegangspas, vier keer meer dan het jaar ervoor. Ze waren talrijker dan alle officiële afvaardigingen van wetenschappelijke instellingen, inheemse gemeenschappen en kwetsbare landen samen. Zelfs het voorzitterschap was in handen van een van de grootste ceo’s in de fossiele sector. “We hebben gewoon besloten om het niet eens meer te verbergen”, fulmineerde Al Gore. Hij riep op om “deze internationale instellingen te hervormen zodat de bewoners van deze wereld, met inbegrip van de jongeren, kunnen zeggen: ‘We nemen ons lot in eigen handen. We staan niet langer toe dat onze lucht als een open riool gebruikt wordt. We gaan de toekomst redden en mensen hoop geven.’ We kunnen dit!” Maar voorlopig gebeurt er niets.
De reden waarom de instrumenten van het verleden niet volstaan, is dat de uitdaging van vandaag fundamenteel anders is. De problemen van de aarde zijn van een volstrekt andere orde dan die van de wereld. De planetaire polycrisis is geen regulier grensconflict, geen gewone oorlog, geen wereldoorlog, zelfs geen wereldwijde nucleaire dreiging. Dit is iets radicaal nieuws, een vorm van complexiteit die de klassieke conflicten tussen mensen onderling overstijgt. De polycrisis is weliswaar antropogeen in haar oorsprong, maar kan niet antropocentrisch worden opgelost. Ze is een fysieke realiteit op zich geworden, met haar eigen acceleraties, haar eigen centrifugale krachten die de gevolgen ver buiten de menselijke oorsprong katapulteren.
Het manco van de VN
En hier ligt de kern van het probleem: het aardsysteem is in diepe crisis, maar wij treden het tegemoet met de gebruikelijke oplossingen van de mensenwereld. Lichtje aan, lichtje uit. Geen wonder dat de bestaande concepten – nationale soevereiniteit, raison d’état, multilaterale diplomatie en zogenaamde stakeholder engagement (een nette benaming voor overleg met lobbyisten) – zo vreselijk tekortschieten. De VN is opgericht om conflicten tussen landen te regelen, niet om het conflict tussen mensheid en planeet op te lossen.
Waar is het misgegaan? Ergens in de naoorlogse diplomatie zijn we gaan geloven dat ‘internationale instellingen’ synoniem waren met ‘mondiaal bestuur’ en dat dat volstond. We vergaten dat ‘internationaal’ letterlijk betekent: inter-statelijk, tussen naties. Maar de planeet is meer dan een optelsom van landen.
Hoe kan nationale soevereiniteit nog de hoeksteen van internationale relaties zijn, wanneer we geconfronteerd worden met uitdagingen die alle nationale grenzen overstijgen? Hoe kan buitenlandse politiek nog ‘buitenlands’ zijn als de wereld op existentiële kwesties meer dan ooit onderling verbonden is? In een tijdperk van planetaire uitdagingen verliest het begrip ‘buitenlandbeleid’ deels zijn betekenis. De strikte scheiding tussen binnen- en buitenlandse zaken dateert uit een tijd waarin staatsgrenzen de samenlevingen verregaand bepaalden. Maar extreme weersomstandigheden, de achteruitgang van de leefomgeving, oceaanverzuring, stijgende zeespiegels, zoetwaterverandering, massamigratie, pandemieën, de opmars van kunstmatige intelligentie en digitale privacykwesties lachen om de politieke contouren van natiestaten.
Dit betekent niet dat we grenzen zomaar moeten afschaffen – ze blijven van belang – maar dat we dringend diplomatieke strategieën moeten ontwikkelen die niet langer alleen op soevereiniteit gebaseerd zijn. Voorbij de logica van de raison d’état hebben we een nieuw principe nodig: dat van de raison de terre – een omvattende benadering die de fundamentele noden van het aardsysteem boven de nationale belangen stelt.
DSL, 22-03-2025 (David Van Reybrouck)