![]() |
|
![]() |
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
![]() Sinan Çankaya verloor zijn geloof in het Westen. ‘De genocide in Gaza opende definitief mijn ogen’
Sinan Çankaya, Galmende geschiedenissen (2025). De Bezige Bij. Als kind van Turkse gastarbeiders beklom Sinan Çankaya de maatschappelijke ladder, werd schrijver en universitair docent, deel van de witte elite. Maar hij verloor zijn geloof in alles waar die voor staat. Galmende geschiedenissen van Sinan Çankaya (1982) begint met een ongemakkelijk gesprek op zijn uitgeverij, De Bezige Bij. Hij was afgeweken van zijn plan om over zijn levensverhaal als ‘sociale stijger’ te schrijven. Gedreven door woede over de oorlog in Gaza, door Çankaya consequent genocide genoemd, had hij in plaats daarvan een aanklacht geschreven tegen de westerse steun voor Israël. Dat landde niet goed bij de uitgeverij, schrijft hij. Volgens Çankaya schoot die in een ‘institutionele kramp’. Çankaya staat bekend om zijn scherpe, kritische bijdragen aan de debatten rond racisme, identiteit en integratie. Zijn eerste boek, Mijn ontelbare identiteiten uit 2020, werd een besteller. Hij verzette zich tegen hokjesdenken en liet zien hoe complex identiteit is. Al eerder werd Çankaya bekend door zijn onderzoek naar etnisch profileren bij de politie. Uiteindelijk keerde hij deels terug naar zijn oorspronkelijke boekidee. Maar Gaza speelt nog steeds een prominente rol in het uiteindelijke boek. Wat bedoelt u met die ‘institutionele kramp’? “Ik roerde in het mogelijk laatste westerse taboe: de Holocaust en hoe dat lijden tot een politiek instrument wordt gemaakt, en het Palestijnse lijden wegdrukt. Opeens begonnen meerdere redacteuren zich met het manuscript te bemoeien. Dat was hoogst ongebruikelijk. Ik zag die kramp overal in Nederland. In praatprogramma’s, aan de universiteit, in de journalistiek. Zodra je benoemt dat er een genocide gaande is – of een ‘aannemelijke’ genocide, volgens het Internationaal Gerechtshof – stuit je op diepliggend ongemak. Dat mag je eigenlijk niet zeggen.” Toch zeggen velen het, onder wie u. “Een kleine minderheid, die bovendien wordt tegengewerkt en weggezet als activistisch. Toen Israël het staakt-het-vuren schond en weer honderden mensen doodde, onder wie veel kinderen, was is er in Nederland eigenlijk geen haan die ernaar kraaide. “Dat maakte me woedend. De Nederlandse overheid blijft Israël politieke, morele en militaire steun geven. Ondertussen ervoer ik op mijn uitgeverij die institutionele kramp, een groot ongemak. Het maakte dat ik me afvroeg: ik heb me geïntegreerd, mijn best gedaan om deel te worden van de elite. Maar hoor ik er echt bij? Wegkijken van een genocide – is dat de integratieopdracht? Hoor ik er pas bij als ook ik doe alsof mijn neus bloedt? Dat weiger ik.” De Bezige Bij heeft uw boek ondertussen wel uitgegeven, mét daarin uw kritiek op de uitgever en op de westerse houding tegenover Israël. “Ja, ik ben blij dat we er toch uit zijn gekomen. Ik heb gelijk tegen ze gezegd: ‘ik wil met jullie in gesprek blijven. Ik wil door, op een plek waar het ertoe doet, een verzetsuitgeverij’. Ik ben iemand die dat ongemak wil aangaan. Dat is mijn werk, als cultureel antropoloog. Ik heb dat eerder bij de politie gedaan. Nu deed ik het bij De Bezige Bij.” Hij vervolgt: “Het gedoe rond mijn manuscript was voor mij een metafoor voor wat er gebeurt als je vanuit een migrantengroep in de onderste klasse toetreedt tot de dominante instituties, de bovenste klassen – een ‘klassenmigrant’ bent. Namelijk: je moet hun aannames over de wereld overnemen. Je maakt je verstaanbaar, maar in de knellende kaders van witheid. Je past je aan, verandert, bindt in, nuanceert. Je betaalt een prijs voor je insluiting. “En daar gaat het zelden over. Het gaat altijd over wat je wint door sociale stijging. Over zelfverwezenlijking. Niet over wat je verliest. Maar als ik over mijn schouders kijk, zie ik dat ik ook veel ben kwijtgeraakt. Mijn sociale klim was tegelijkertijd een val.” ‘Wegkijken van een genocide – is dat de integratieopdracht? Hoor ik er pas bij als ook ik doe alsof mijn neus bloedt? Dat weiger ik.’foto Jildiz Kaptein Een val waaruit? “Uit de wereld van jeugdvrienden en familie. Door sociaal te klimmen, raakte ik van hen vervreemd. Mijn ouders wilden dat ik ging studeren, maar de ironie is dat mijn studie de bron van onze verwijdering werd. Jeugdvrienden spreek ik niet meer.” U klinkt in uw nieuwe boek cynischer dan in uw vorige. Gedesillusioneerd. “Eigenlijk raakte ik door de Irakoorlog al mijn geloof in het Westen kwijt. Keer op keer gebeurden er daarna dingen die me daarin bevestigden, maar toch liet ik me voortdurend in slaap sukkelen. De genocide in Gaza opende definitief mijn ogen. De Nederlandse medeplichtigheid is voor mij ondraaglijk. Voor mij is er geen weg terug meer.” Waarnaar precies? “Naar de leugens, het droombeeld dat mij en vele andere migrantenkinderen is voorgehouden over de Verlichting en het vrije Westen. Dit boek is een afrekening met die illusies. Met het Westen, met witheid, met beschaving.” Dat allemaal tegelijk? Het zijn allemaal wel heel grote woorden… “Dit politieke moment vraagt om grote woorden. Hoop schuilt juist in het afbreken van illusies. Zodat je op de ruïnes daarvan iets nieuws kunt bouwen. Eerst moet je ermee stoppen het spelletje mee te spelen. Van sociale klim, van klassenmigratie. Van ‘integreren’. Van het idee dat je je moet invechten.” Want dat invechten blijkt een illusie? In uw geval slaagde u er wel in. Zou u een jonge versie van uzelf uw sociale klim dus afraden? “Goede vraag. Ik zou hem in ieder geval wel kritische vragen stellen: waar doe je het voor? In het boek beschrijf ik allerlei jeugdherinneringen die duidelijk maken dat ik wilde toetreden tot de dominante, witte cultuur. Tot witheid, om het zo maar te zeggen. En het lukte: ik kreeg toegang tot de dominante instituties en heb daar mogen rondkijken: de politie, de rechtsspraak, de journalistiek, de literaire wereld. Maar van wat ik daar zag, ben ik niet vrolijk geworden. En was het de prijs waard? Ik weet het niet.” U schrijft: ‘Wat Palestijnen overkomt, staat niet los van hoe we in dit land omgaan met moslims, vluchtelingen en mensen van kleur’. Hoe hangt dat met elkaar samen? “Er zit dezelfde raciale pikorde achter, die stamt uit het koloniale denken. Dat denken is niet verdwenen. De Palestijn is volledig ontmenselijkt, net zoals de Jood vroeger. Er is nog steeds een rangorde, witte Europeanen staan nog steeds bovenaan. Het enige dat gebeurd is, is dat Joden in de pikorde zijn gestegen en tot ‘witheid’ zijn verheven.” Hoe bedoelt u dat? “Door het schuldgevoel over de Holocaust mochten de Joden zogezegd stijgen in de raciale hiërarchie: ze worden nu als ‘een van ons’ gezien. Israël, in mijn ogen een koloniale vestigingsstaat, werd daarbij een voorpost van Europese belangen in het Midden-Oosten. Het land werd ‘wit’, door de inheemse Palestijnse bevolking etnisch te verdrijven. “Europese politici spreken nu graag van de ‘joods-christelijke’ wortels van de Europese cultuur, alsof Europa de Joden niet honderden jaren lang vervolgde als de inferieure ‘ander’. Een vorm van historisch revisionisme, dat de lange geschiedenis van antisemitisme in Europa verdoezelt. “Vanaf de jaren zestig en zeventig begint de Holocaust een belangrijke rol te spelen in het Europese geheugen. Dan zie je dat het verhaal wordt: ‘wij zijn ons racisme te boven gekomen, wij voelen ons schuldig over wat de Joden is aangedaan’. “‘Wij’ hebben ‘onze les’ geleerd, maar de ‘nieuwkomers’ nog niet. Conservatieve en rechtse politici misbruiken die herinneringscultuur en de strijd tegen antisemitisme als een stok om moslims te slaan. Zodra iets riekt naar antisemitisme is de verontwaardiging groot, maar ondertussen is het vrij schieten op moslims in dit land. De koloniale logica, die minderheden tegen elkaar opzet, is niet verdwenen.” De kat klimt uit het raam. Çankaya schiet overeind vanachter de keukentafel in zijn bovenwoning in Amsterdam-West en trekt hem weer naar binnen. “En neem het hele denken over integratie”, zegt hij, als weer voor het Zoom-scherm verschijnt. “Ook dat kun je zien als een voortzetting van een koloniale structuur. Men gaat er van uit dat de witte Nederlander er al bij hoort, zonder er iets voor te hoeven doen. Die wordt vrijgesteld van integratie. Degene die moet integreren, is altijd de culturele, religieuze en etnische ‘ander’, ook als die hier is geboren. Dat is gewoonweg een voortzetting van een wit, koloniaal beschavingsoffensief. Een cultureel programma om de barbaar op te nemen in de beschaving. Al die knellende kaders, verwachtingen en normen moeten op de schop. Weg ermee.” Maar is het niet ook logisch dat een samenleving kaders en normen hanteert, en aan nieuwkomers vraagt om zich aan te passen? “Maar dat is niet wat er gebeurt. Ons huidige integratiedenken creëert een ideaalbeeld van de samenleving. Waarin homorechten gerespecteerd worden, mannen en vrouwen volmaakt gelijkwaardig zijn, racisme niet voorkomt en iedereen gelijke kansen heeft. Vervolgens wijst het de etnisch-culturele ander aan als degene die niet aan dat ideaalbeeld voldoet. Die krijgt allerlei defecten opgeplakt. Die zou opgroeien een patriarchale cultuur, homofoob zijn en antisemiet. “Kijk naar hoe het integratiedenken is ingezet na de jacht op Maccabifans in Amsterdam. Daar werd onmiddellijk door iedereen een integratievraagstuk van gemaakt, tot premier Dick Schoof aan toe. Dat laat zien dat die termen heel dicht aan de oppervlakte liggen. Er hoeft maar iets te gebeuren en dan worden ze weer van stal gehaald om de inferieure positie van onze minder favoriete minderheden in Nederland te onderstrepen. De grootste fout is nog te denken dat integratie mensen wil insluiten. Welnee, integratie sluit uit. Het houdt de ander permanent op een afstand.” Hij denkt na. “Antisemitisme is een wijdverbreid, structureel en historisch verschijnsel. Wie doet alsof het enkel voorkomt bij mensen met een migratieachtergrond, bij moslims, pleit de rest van ‘autochtoon’ Nederland vrij. Dat is ook precies het doel. Antisemitisme wordt toegeschreven aan de etnische en culturele ander, en de samenleving witgewassen van zijn antisemitisme. Europa heeft niets geleerd van Auschwitz.” Niets? Gaat u niet erg kort door de bocht? Er is toch ook aandacht voor antisemitisme bij mensen zonder migratieachtergrond, en voor onze eigen geschiedenis als Nederland? “Misschien, maar het dominante vertoog over de Holocaust snijdt die los van de geschiedenis. Je mag de Holocaust nergens mee vergelijken, want het geldt als het unieke, ultieme kwaad, dat je dan zou bagatelliseren. Er is een weigering om het te plaatsen in een langere Europese geschiedenis van racisme en kolonialisme. De Frans-Martinikaanse essayist Aimé Césaire noemde het nazisme de terugkeer op het Europese continent van de koloniale praktijken die elders waren geperfectioneerd. Hij sprak van de ‘koloniale boemerang’. “Mijn punt is: antisemitisme moet terug onder de noemer van de brede strijd tegen racisme. De huidige herinneringscultuur rond de Holocaust leidt tot een rangorde van lijden, van slachtofferschap. Ze sluit bepaalde verhalen uit, drukt bepaald lijden en bepaald trauma weg. Waaronder het Palestijnse verhaal. Dat heeft geen plek in ons geheugen.” “Dit boek is een poging om de dwarsverbanden zichtbaar te maken. Waarom mogen die niet over het voetlicht gebracht worden? Waarom mogen we de massale slachting en vernietiging van het Palestijnse leven geen genocide noemen? Uiteindelijk gaat het om de vraag: voor welke verhalen maken we ruimte? Welke doden herdenken we? En welke levenden mogen we kapotmaken?” Hij is stil. “Kijk, ik kan dit punt min of meer genuanceerd maken, al is ook mijn woede voelbaar in het boek. Sommige jonge mensen kunnen dat niet en vliegen uit de bocht. En ja, dat moet tegengesproken worden: antisemitisme is antisemitisme. Ik ben in de eerste plaats een antiracist, en zal racisme nooit een hand boven het hoofd houden. Intussen meten we wel met twee maten. Wat er in Gaza gebeurt, mag je geen genocide noemen. Maar toen Mark Rutte 7 oktober met de Holocaust vergeleek, was dat geen probleem. Díe vergelijking mocht wel. Alsof dat geen Holocaust-relativisme is. Waar was de goegemeente toen?” U zegt nu: ik wil niet meer bij de dominante, witte klasse horen. Waarbij dan wel? Terug naar de cultuur van uw jeugd? Kán dat? “Niet helemaal natuurlijk. Het gangbare verhaal van sociale klim is een individualistisch verhaal, over de ontwikkeling van het zelf. De keerzijde is het verlies van groepen, collectieven. Die zoek ik in mijn boek weer op, het eindigt met hoe ik weer probeer deel uit te maken van mijn familie. Maar er zal er altijd een kloof blijven, dat besef ik. Mijn boek gaat óók over accepteren dat die band nooit helemaal zal helen. “Op dit moment wil ik mij vooral omringen met andere gedesillusioneerden, met mensen die even ontgoocheld zijn als ik over de westerse instituties. Die in de rouw zitten. Dat zijn niet alleen mensen met een migratieachtergrond. Waar ik me bij thuis voel, zijn mensen die willen vechten voor een eerlijke en rechtvaardige samenleving op basis van solidariteit. Dát is mijn collectief.” Trouw, 23-04-2025 (Wilfred van de Poll) |