|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Als het geld tegen de plinten klotst
Als het geld tegen de plinten klotst
Het moment waarop het leek dat de Amerikaanse, Chinese en Europese modellen elkaar konden versterken en in balans houden, is voorbij, zegt Bart Sturtewagen. In de film Brewster’s millions (1985) moet het hoofdpersonage in een maand tijd 30 miljoen dollar uitgeven om recht te krijgen op een erfenis van 300 miljoen. De erflater, een onbekend ver familielid, wil op die manier de klaploper Monty Brewster de waarde van geld leren kennen en hem eens en voor altijd van spilzucht afhelpen. De film toont aan dat het grote creativiteit vereist om van geld af te raken zodra je er veel hebt. Tenzij je het weggooit, weggeeft of verbrandt, maar dat is volgens de spelregels niet toegelaten. Het klinkt als een luxeprobleem waar weinigen van ons ooit last van zullen krijgen, maar dat is niet zo. Op dit eigenste moment is het een verschijnsel dat wereldwijd aan de orde is. Een recente studie uitgevoerd voor het Internationaal Muntfonds (IMF) toont aan dat er de jongste twee decennia in de belangrijkste industrielanden een duidelijke trend is van groeiende spaarpotten, vooral geconcentreerd bij grote bedrijven en rijke families. De motoren achter die trend zijn de toegenomen winstgevendheid, lagere financieringskosten en dalende belastingen. De bubbel barst niet De winstgevendheid neemt toe door technologische innovatie en door afnemende loonkosten als gevolg van de globalisering. De verschuiving van productie naar lagelonenlanden heeft de kostenpost arbeid relatief doen krimpen. Door het schier eindeloze reservoir aan beschikbare arbeidskrachten die bereid zijn harder, langer, in slechtere omstandigheden en tegen minder loon te werken dan werknemers uit de oude industrielanden, is de onderhandelingspositie van de vakbonden verzwakt. Daardoor neemt, over de jaren heen, het aandeel van de factor arbeid in de gecreëerde welvaart af, ook al stijgen de lonen in de nieuwe industrielanden geleidelijk. Als al de winst door bedrijven en hun aandeelhouders geïnvesteerd zou worden in nieuwe fabrieken en machines, zouden er goede nieuwe jobs ontstaan en zou het systeem alsnog ronddraaien. Maar, meldt de IMF-studie, dat is maar in beperkte mate het geval. Het verdiende kapitaal blijft op de balans staan zonder veel op te brengen, want de rente is zo goed als nul. Of de ondernemingen betalen hun aandeelhouders forse dividenden, of ze kopen de eigen aandelen op, zodat de waarde van de overblijvende aandelen stijgt. Het geld blijft dus in de financiële sfeer hangen, waar het bijdraagt tot speculatie op een schaal die zelden gezien is in de menselijke geschiedenis, die op dat vlak nochtans toch al wat overdrijving heeft getoond. Het kan geen wonder heten dat bedrijven die nog maar enkele jaren bestaan, nooit winst hebben gemaakt en zelfs geen sluitend plan hebben om ooit rendabel te worden, er toch in slagen om keer op keer massaal geld op te halen op de financiële markten. Telkens het lijkt dat de bubbel op barsten staat, zoals laatst bij de beursgang van het taxibedrijf Uber, komen toch weer beleggers uit de coulissen die bereid zijn de koersen naar ijle hoogten op te bieden. Het geld klotst tegen de plinten, zoveel is duidelijk. En dan gaat de rationaliteit, waar de verre oom van Monty Brewster zo aan vasthield, verloren. Filantropie, het minste kwaad In de loop van dat proces gaat ook een sociaal contract ter ziele. Het kapitalisme, de vrije markt en de vrije ondernemingen zijn de aanjagers van waardeschepping. Maar als een billijke verdeling van die waarde over kapitaalbezitters, arbeid en overheid uitblijft, kan dat systeem niet langdurig stabiel blijven. Niemand misgunt een ondernemer, en al zeker niet een bevlogen starter, het succes en de welstand die zijn creativiteit, durf en energie hebben teweeggebracht. Maar als te veel geld in te weinig handen belandt, dreigen verschillende gevaren. Voor het eerst zien we ondernemingen die te groot zijn geworden om door nationale overheden in het gareel te worden gehouden. Ze schuimen de wereld af op zoek naar de minst belaste weg. In hun strijd om de hegemonie met slechts een handvol andere groten verpletteren ze lokale spelers en verwerven ze een machtspositie die soms beangstigend wordt. Er zijn natuurlijk superrijken die zich gaandeweg heruitvinden als mecenassen en filantropen. Ze geven hun geld weg aan goede doelen, zonder enige winst te verwachten. Dat is principieel lovenswaardig, ook al schuilt er vaak een belastinglogica achter en staat het niet bij voorbaat vast dat het geld op de meest zinvolle manier wordt besteed. Maar het is verdienstelijker dan een voetbalclub met obsceen goed betaalde spelers te kopen. En aangezien de overheid evenmin een goede reputatie heeft als het aankomt op de financiering van menslievende projecten, is filantropie nog het minste kwaad. Geen goede kaarten De cruciale vraag is hoe de samenleving evolueert als die trend aanhoudt. In principe is er nooit een betere tijd geweest om tegelijk technologische vooruitgang te boeken, meer mensen in de groeiende welvaart mee te nemen en enkele grote uitdagingen zoals armoede, overbevolking en klimaatopwarming structureel aan te pakken. Er liggen onnoemelijke kapitalen doelloos op besteding te wachten. In plaats van dat zonnige scenario tekent er zich veeleer een toekomst af waarin concurrentie en conflict de hoofdtoon aangeven. Dat de kapitalen in grote ondernemingen aanzwellen en dat die de eigen aandelen inkopen, is ook een signaal dat ze niet meer zo goed in staat zijn om met vernieuwende producten en diensten hun winstgevendheid op peil te houden. Ze zullen meer en meer met elkaar slag leveren om marktaandeel en technologische dominantie. Die ontwikkeling valt samen met het einde van de politieke consensus over de voordelen van wereldwijde vrijhandel. De combinatie daarvan belooft een onvoorspelbare toekomst, met mogelijk heftige schokken. In theorie waren de voorwaarden aanwezig voor een wereld waarin de Amerikaanse ondernemersgeest, het Aziatische arbeidsethos en de Europese solidariteitswaarden elkaar zouden versterken en in balans houden. We leken ooit dicht bij zo’n wereld, maar dat moment is voorbij. In een omgeving waarin het tot een gevecht komt tussen wild Amerikaans kapitalisme, Chinese marktverstoring en Europese verstarring beschikken wij, hier in het Avondland, niet over de beste kaarten. DS, 14-06-2019 (Bart Sturtewagen) |