#1
|
||||
|
||||
In memoriam I.R.
Rugova koos niet de strijd maar de omweg
Nog is Kosovo deel van Servië. De onafhankelijkheid is echter nabij, zo wordt vrij algemeen aangenomen. Ibrahim Rugova zal het niet meer meemaken. De man die jaren het gezicht was van het streven van de Kosovo-Albanezen naar een eigen staat, stierf dit weekeind, aan de vooravond van het begin van de onderhandelingen. Het was op het toppunt van de Kosovo-oorlog, voorjaar 1999. Terwijl tienduizenden Albanezen op de vlucht sloegen uit angst voor Servische troepen en de Navo avond aan avond in zijn eerste gevechtsactie ooit, Servische doelen bombardeerde, had Ibrahim Rugova een onderhoud in Belgrado. Tot ontsteltenis van zijn volk verscheen hij op tv in gezelschap van de grote aartsvijand, Slobodan Milosevic. Bleekjes schudde hij de hand van een glimlachende Servische president, ondertussen iets mompelend over ’vredesonderhandelingen’. Verraad, was het harde oordeel van menig Albanees, die niets begreep van dit optreden van de man die altijd consequent iedere concessie aan Belgrado had afgewezen. Kort daarop lieten de Serviërs hem vrij uit het huisarrest dat de leider van de Kosovo-Albanezen was opgelegd sinds het begin van de Navo-acties in maart 1999. Waarna Rugova met zijn hele gezin naar Italië vertrok. Voorgoed, zo dachten velen. De verbazing was groot toen hij ruim twee maanden later toch weer voet op eigen bodem zette, nadat VN-resolutie 1244 de Servische troepen uit Kosovo had verordonneerd en de provincie onder internationaal gezag gesteld. Wat timide aanvankelijk en zonder het zijden dasje dat in de loop der jaren zijn handelsmerk was geworden, vocht hij zich een weg terug op het politieke toneel. En met succes. Vooral oudere Albanezen herinnerden zich zijn inzet voor een onafhankelijk Kosovo. Bovendien leek de toekomst van de regio hen bij de bohémienachtige, intellectuele Rugova toch in veiliger handen dan bij een rambo als Hasim Thaci, de leider van het Kosovo Bevrijdingsleider (UCK). De ’beloning’ kwam in 2002: het parlement van Kosovo (Kosova in het Albanees) verkoos Rugova tot president. Nieuw was die titel voor hem allerminst, al had hij hem jarenlang vooral als geuzennaam gedragen. Vanaf begin jaren negentig keerden de Albanezen in Kosovo zich meer en meer af van Belgrado, als reactie op toenemende repressie van de Serviërs die de in overgrote meerderheid door Albanezen bewoonde provincie in 1989 haar autonomie hadden ontnomen. De in 1944 geboren Ibrahim Rugova - zijn vader werd na de oorlog geëxecuteerd door Tito’s partizanen- werd het gezicht van dat verzet. Vanzelfsprekend was dat niet, zo laat de Britse Balkankenner Tim Judah zien in zijn boek Kosovo, war and revenge. Rugova, die aan de Sorbonne in Parijs had gestudeerd, was weliswaar voorzitter van de Schrijversbond, maar verder relatief onbekend. De 23 intellectuelen die zich begin jaren negentig regelmatig in Café Elida in Pristina vervoegden om zich te buigen over de toekomst van Kosovo, kozen hem vooral als leider omdat hun eerste keus, Rexhep Qosja (ook schrijver), niet wilde. Onder Rugova als compromiskandidaat besloten de Albanezen tot een unieke strategie: ze gingen niet, zoals andere volken in Joegoslavië wel deden, de strijd aan. ,,We hebben geen schijn van kans, het zou onze ondergang zijn”, aldus Rugova. In plaats daarvan onttrokken de Albanezen zich aan het gezag van Belgrado door een parallelle samenleving op te bouwen buiten de officiële structuren om. Ze verklaarden zich onafhankelijk. Ook kozen ze (clandestien) hun eigen parlement en president (Rugova), en zetten hun eigen ziekenhuizen en scholen op. Ze weigerden ook nog maar iets van doen te hebben met Belgrado en waren daarin tot in het extreme consequent. Zo smeekte de Amerikaans-Servische zakenman Milan Panic die eind 1992 de strijd aanbond met Slobodan Milosevic, de Kosovo-Albanezen toch vooral te gaan stemmen om het bewind van de grote boeman te kunnen beëindigen. Maar allerlei handreikingen bleven zonder effect. De Albanezen bleven thuis. Panic verloor nipt. Met zijn politiek wist Rugova groot gezag op te bouwen, zowel in eigen omgeving als daarbuiten. Talrijk was het hoge buitenlandse bezoek dat hij ontving in zijn kantoortje vlakbij het voetbalstadion van Pristina. Het ultieme einddoel, de officiële erkenning van de onafhankelijkheid, bleek dit Ghandiaanse beleid van passieve weerstand echter geen stap dichterbij te brengen. Uit de ontwikkelingen in Bosnië concludeerden vooral jongere Albanezen dat internationale aandacht alleen te verwachten valt als er slachtoffers vallen. De druk om zich met geweld te bevrijden van de Servische overheersing nam toe. Langzaam maar zeker groeide een gewapende verzetsbeweging: het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK). Rugova wist er schijnbaar geen raad mee. Hij moedigde de ontwikkelingen niet af en niet aan en verloor de greep op de ontwikkelingen. Hoewel militair geen partij voor het goedbewapende Servische leger ontwikkelde het UCK een effectieve strategie. Met beperkte acties provoceerde het de tegenstander tot disproportioneel geweld, dat internationaal eindelijk wel de aandacht naar Kosovo trok. De afloop is bekend. Na vergeefse pogingen om in het Franse Rambouillet Albanezen en Serviërs tot overeenstemming te brengen, besloot de Navo begin 1999 op te treden. Na 78 dagen bombarderen legde Belgrado het hoofd in de schoot. Zoals gezegd speelde Rugova bij deze ontwikkelingen nauwelijks een rol, maar kreeg hij na de oorlog zijn revanche. Populair als in de jaren negentig is hij niet meer geworden. Niet in eigen land, waar nu ook anderen om de gunst van de kiezer dingen. En evenmin in het buitenland, waar de Kosovo-Albanezen in het algemeen snel aan goodwill hebben verloren. De Servische minderheid werd, voor zover niet gevlucht, geterroriseerd, aan economische wederopbouw kwamen de Albanezen -ondanks grote financiële steun - niet toe door onderling gekrakeel en corruptie. In de woorden van de Britse historicus Timothy Garton Ash: ,,Wie dacht dat de Albanezen de good guys zouden zijn, omdat ze zolang slachtoffer zijn geweest, heeft een ontnuchterend lesje geleerd”. Lang bleef de internationale gemeenschap dan ook aarzelen om de Albanezen de zo vurig gewenste onafhankelijkheid te geven - VN-resolutie 1244 liet Kosovo immers officieel toch deel van Servië, ook al heeft Belgrado er sinds 1999 in de praktijk niets te zeggen. Eind vorig jaar besloot de VN echter dat het zo toch niet langer kon. Ze bleek gevoelig voor het ook door Rugova veelvuldig aangevoerde argument dat de Kosovo-Albanezen zich pas echt veilig kunnen voelen (en dus ook aan wederopbouw beginnen) als zeker is dat de heerschappij van Belgrado voorgoed en formeel verleden tijd is. Eind vorig jaar begon de Finse oud-president Martti Ahtisaari met verkennende besprekingen, die naar verwachting ergens dit jaar moeten leiden tot een vorm van onafhankelijkheid voor Kosovo. Rugova leidde weliswaar de delegatie van de Albanezen, maar moest al diverse malen verstek laten gaan, nadat in september bij de kettingroker longkanker was geconstateerd. Woensdag stond het officiële begin van de onderhandelingen op het programma, waarbij Kosovo-Albanezen en Serviërs elkaar voor het eerst in levenden lijve zouden ontmoeten. Wegens het overlijden van de president is dat opgeschort. De tragedie wil dat Rugova de vervulling van zijn levenswerk, Kosova als onafhankelijke staat, niet meer mee kan maken. Aan het werk als ’echt’ en erkend president van een souvereine natie komt hij, na vijftien jaar presidentschap, niet meer toe. Trouw, 23-01-2006
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |