|
#1
|
||||
|
||||
Te veel lof leidt tot narcisme
Te veel lof leidt tot narcisme
Kinderen die van hun ouders te veel lof krijgen, kunnen narcistische trekjes ontwikkelen. ‘Normale’ ouderlijke liefde is wel gewenst en leidt tot een verhoogd zelfbeeld. Volgens een Nederlandse studie zouden kinderen die regelmatig van hun ouders te horen krijgen dat ze speciaal zijn, meer kans hebben om narcistische trekjes te ontwikkelen. Affectie tonen valt echter niet onder verheerlijking en zorgt juist voor een positief effect. Het onderzoek, dat verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS, werd gehouden onder 565 Nederlandse kinderen tussen de zeven en twaalf jaar oud. In die levensfase verschijnen de eerste narcistische karaktertrekken. De kinderen zijn samen met hun ouders in anderhalf jaar tijd vier keer ondervraagd. Wat blijkt? Kinderen van wie de ouders beweren dat ze ‘specialer zijn dan andere kinderen’ scoren hoger op een test voor narcisme dan kinderen die niet verheerlijkt worden. Kinderen die aangaven dat hun ouders ‘laten weten dat ze van mij houden’, scoorden niet opmerkelijk hoger op de test. Wel bleken de kinderen die zich geliefd voelen door hun ouders, meer zelfvertrouwen te hebben. Zij verklaarden zich niet beter te voelen dan anderen, maar wel tevreden te zijn met zichzelf. Uit het onderzoek blijkt een grote invloed van ouders op de ontwikkeling van narcisme bij kinderen. Brad Bushman, een van de onderzoekers, bevestigt dat: ‘Kinderen geloven het als hun ouders beweren dat ze specialer zijn dan anderen. Hoewel ouders het vaak goed bedoelen als ze hun kinderen prijzen, kunnen ze dat beter niet doen. Aanmoediging en genegenheid tonen is een betere aanpak.’ In het Westen blijken steeds meer jongeren last te hebben van narcistische trekken. Hoewel narcisme een onschuldige connotatie heeft, kent de aandoening vervelende effecten: narcisten voelen zich vaak beter dan anderen en geloven dat ze een speciale behandeling verdienen. Als ze zich vernederd voelen, kunnen ze agressief of zelfs gewelddadig reageren. DS, 11-03-2015 (Anouk Evertse)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 23rd March 2015 om 20:20. |
#2
|
||||
|
||||
Nooit meer straffen
Nooit meer straffen
Moeten we ophouden met onze kinderen te straffen en te belonen? Sommige opvoedkundigen vinden dat we zelfs met complimenten geven moeten opletten. ‘Schouderklopjes kunnen net als straffen een drukmiddel worden.’ Je kind op de iPad laten spelen als het zijn bord leeg eet, op de gang zetten als het zijn broertje heeft geslagen of een compliment geven als het rustig aan het knutselen is: we doen het allemaal weleens, maar eigenlijk zouden we het moeten laten. Dat vindt althans de Amerikaanse opvoed- en onderwijsdeskundige Alfie Kohn. Al 35 jaar zit hij in het vak. In eigen land geldt hij als een autoriteit. Ook bij ons vinden zijn vernieuwende ideeën stilaan ingang. Die luiden kort samengevat als volgt: straffen, beloningen en complimenten werken niet. Misschien sorteren ze op korte termijn resultaat (goed gedrag), maar op lange termijn ondermijnen ze het zelfvertrouwen van kinderen en hun relatie met hun ouders. Ze geven kinderen namelijk de boodschap dat onze ouderliefde aan voorwaarden is gebonden, dat ze een soort van handelswaar is waar ze iets voor moeten doen wat ons pleziert of net iets voor achterwege moeten laten wat ons stoort. Straffen noemt Kohn een vorm van emotionele chantage: ‘Als je je niet gedraagt zoals ik wil, onthoud ik je mijn liefde.’ Beloningen en complimenten zijn ‘de keerzijde van dezelfde medaille’, een soort van omkooppogingen door de ouders: ‘Dit schouderklopje krijg je enkel van me als je door mijn hoepel springt.’ Het is een kleine stap, zegt Kohn, van ‘mama houdt enkel van me als ik braaf en rustig ben en goed presteer op school‘ naar ‘ik tel enkel mee in de samenleving als ik aan de verwachtingen van anderen voldoe’. Door straffen, beloningen en complimenten verliezen kinderen bovendien hun intrinsieke motivatie om dingen te doen en te ontdekken. Ze leren hun Franse woordjes omdat ze geen zin hebben in de straf na een slecht rapport, niet omdat het ook uitdagend en spannend is om een vreemde taal te leren. Voorwaardelijke opvoedtechnieken maken van onze kinderen geen creatieve, ondernemende, kritische en moreel handelende volwassenen – wat we allemaal wel hopen dat ze zullen worden. Wat kinderen en jongeren er vooral door leren, schrijft Kohn, is dat wie de macht heeft, bepaalt hoe de dingen gaan. Geen machtsstrijd Wat is dan het alternatief? ‘Onvoorwaardelijk ouderschap’ noemt Kohn de nieuwe manier waarop we met kinderen moeten omgaan. Dat is ook de titel van zijn bekendste boek, Unconditional parenting, dat ook in het Nederlands is verschenen (2005). Onvoorwaardelijk ouderschap houdt in ‘dat je je kind liefhebt en aanvaardt om wie het is en niet om wat het doet’, schrijft Kohn. Het betekent dat je je kind serieus neemt als individu en steeds op zoek gaat naar ‘wat er achter het gedrag zit’: waarom heeft het een woedeaanval, waarom is het verdrietig, waarom wil het zijn groenten niet opeten of niet naar bed? In onvoorwaardelijk ouderschap laat je opvoedsituaties niet verworden tot een machtsstrijd met een winnaar en een verliezer, maar zoek je samen naar oplossingen en alternatieven, ‘en heel vaak is dat na zwart en wit niet grijs, maar net oranje’. Dat klinkt inspirerend, maar ook wat vaag. Wat moeten we in de praktijk met die aanbevelingen van Alfie Kohn? Kun je je kinderen opvoeden zonder te straffen en te belonen? Hoe leren ze dan om zich sociaal wenselijk te gedragen? Kinderen hebben toch ook grenzen nodig? En is het niet een natuurlijke drang van iedere ouder om trots te zijn en om beloningen en complimenten te willen geven aan zijn kroost? We kloppen aan bij Bart Soenens, professor ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent. Hij ondersteunt de inzichten van Kohn, zegt hij meteen, maar hij nuanceert ook en vult aan. ‘Een eerste misverstand dat ik de wereld uit wil helpen, is dat je geen grenzen zou kunnen stellen als je onvoorwaardelijk liefhebbend probeert op te voeden. De neiging is groot om onvoorwaardelijk ouderschap te verwarren met permissiviteit of een laissez-faire-attitude, waarbij het kind met alles wegkomt en nooit ter verantwoording wordt geroepen. Zo werkt het niet. De vrees dat onvoorwaardelijk ouderschap tot narcistische volwassenen zou leiden, is ongegrond. Je kunt wel degelijk regels stellen en grenzen trekken. En dat is ook belangrijk.’ Essentieel bij onvoorwaardelijk ouderschap, verduidelijkt Soenens, is dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen het kind als persoon en zijn gedrag. ‘Als je zoon zich misdraagt, dan kun je hem ook als onvoorwaardelijk liefhebbende ouder daarop aanspreken, maar belangrijk is wel dat je het gedrag zelf bekritiseert. Een voorbeeld: je zoon pakt de lego af van een ander kind. Zeg dan niet: “Wat ben je stout” of: “We hebben toch altijd last met jou”. Maar zeg: “Denk je niet dat Max zich heel verdrietig voelt als jij hem niet laat meespelen?” Dan heb je geen kritiek op je kind als persoon, maar geef je wel aan wat moreel en sociaal wenselijk gedrag is.’ Gedwongen keuze Alfie Kohn vindt dat ‘straffen echt nooit nodig zijn’, maar daar is Soenens het niet helemaal mee eens. ‘Die uitspraak gaat me wat te ver, al is het natuurlijk de vraag wat hij precies verstaat onder een straf. Ik heb een dochter van drie. Als ze aan tafel zit te knoeien en alles vuilmaakt, kan ik op een bepaald moment zeggen: “Je maakt alles vuil, stop ermee.” Als ze dat verzoek herhaaldelijk negeert, kan ik een gedwongen keuze geven: “Ofwel houd je ermee op, ofwel neem ik alles af.” Als ik dan het bord wegneem, is dat dan een straf of eerder het logische gevolg van wat je hebt aangekondigd? Het probleem met straffen is vaak dat ze onverwachts komen, hard en gemeen zijn en geen link hebben met het gedrag dat je wilt veranderen. Daarin volg ik Kohn wel. Het zou heel anders zijn als ik plots mijn zelfbeheersing zou verliezen en tegen mijn dochter zou uitvaren: “Nu is het genoeg, nu ga je in de hoek staan!”’ Belangrijk is ook dat je goed uitlegt waarom de straf er is gekomen. ‘Vraag achteraf hoe het met je kind gaat, of het begrijpt wat er gebeurd is, praat ermee. Nadien moet je ook weer kunnen overgaan tot de orde van de dag, er zijn geen strings attached, er blijft niets van hangen. Zo geef je aan je kind de boodschap dat je ondanks alles onvoorwaardelijk van hem of haar als persoon blijft houden.’ Op de website van Kind en Gezin staan ook opvoedtips over grenzen stellen, straffen en belonen. Zo staat er te lezen dat ‘je je kind kunt straffen door het tijdelijk iets leuks af te nemen. Dat kan een bepaalde activiteit zijn (voetbal of tv-kijken) of iets materieels (een game of stiften) waar je kind aan gehecht is.’ Kind en Gezin raadt ook aan om het kind te straffen ‘door het iets te laten doen wat het niet leuk vindt’. ‘Dat vind ik erg controlerende maatregelen’, zegt Soenens. ‘Ik zou niet aanbevelen om het zo te doen. Want wat ben je dan aan het doen? Er is geen link met het gedrag en je treft je kind enkel als persoon. Je laat het onvoldoende in zijn waarde en dat is net de kern van onvoorwaardelijke liefde en aandacht geven.’ Een ander advies van Kind en Gezin is om het wangedrag van je kind ‘te negeren door de kamer uit te gaan of door te doen alsof het er niet is. Aanvankelijk zal het storend gedrag misschien toenemen, maar uiteindelijk zal het wel afnemen’, luidt het. Opnieuw iets wat Soenens afraadt. ‘Wij hebben in Gent onderzoek gedaan naar een vorm van straffen die we psychologische controle noemen en dat is daar een sprekend voorbeeld van. Het houdt in dat je inspeelt op intern controlerende gevoelens van je kind, zoals schuld of schaamte of verlatingsangst. Onder dit soort straffen kan het net zo hard lijden als onder fysieke straffen. Je kind negeren of het isoleren met de zin “Ga nu naar je kamer en ik praat pas opnieuw met je tot je weer bij zinnen bent gekomen en doet wat ik zeg”, betekent dat je je liefde of je beschikbaarheid terugtrekt op voorwaardelijke basis. Dat creëert bij kinderen ambivalente gevoelens: er is een neiging om loyaal en gehoorzaam te zijn uit angst om de liefde van de ouder te verliezen, en tegelijk een gevoel van kwaadheid omdat je zo door je ouders onder druk wordt gezet.’ Weerhaakjes En dan zijn er nog de beloningen en de complimenten. Zijn die echt zo schadelijk als Kohn beweert? ‘Onderzoek toont inderdaad aan dat er mogelijk ook schaduwzijden zijn aan het geven van complimenten’, zegt Soenens. ‘Lang hebben we gedacht dat ze een vorm van positieve feedback zijn die de competentie van kinderen versterken. We dachten dat we dat moesten aanbevelen bij ouders, maar daar komen we nu van terug. Er blijken ook complimenten te zijn waar weerhaakjes aan zitten. Schouderklopjes kunnen net als straffen een drukmiddel worden.’ Soenens maakt het duidelijk met een voorbeeld. ‘Stel, je kind komt thuis met een goed rapport en jij zegt: “Goh, wat ben jij slim!” Dat is wat we positieve, persoonsgerichte feedback noemen. Onderzoek toont aan dat die op lange termijn het zelfbeeld van kinderen kwetsbaar kan maken. Op het moment zelf is dat compliment natuurlijk aangenaam, maar als het kind later een keer zakt voor een toets, zal het omgekeerd denken: o jee, ik moet wel dom zijn dat ik dit nu niet kan. Het goed bedoelde compliment – ‘wat ben jij slim’ – heeft het kind als voorwaardelijke aandacht aangevoeld. Het is gaan denken of vrezen dat de erkenning van zijn ouders afhangt van zijn prestaties. Wat je wel kunt doen, is een compliment geven over de inzet voor dit vak.’ Ook complimenten geven als je kind rustig zit te puzzelen, zijn niet verstandig. ‘Dat doe je inderdaad beter niet’, zegt Soenens. Het zit op zo’n moment in de flow van een activiteit die het zelf erg leuk vindt. Laat het daar dan maar gewoon mee bezig zijn, want bijna alles wat je dan zegt of doet, kan extra vragen oproepen bij het kind: Waarom word ik hier nu voor geprezen? Ben ik misschien iets aan het doen wat eigenlijk niet zo plezierig is? Wil je iets doen, teken even mee, leg samen de puzzel.’ Je kind belonen met stickers of een andere attentie als het iets flinks heeft gedaan, alweer een techniek die wordt aangeprezen door Kind en Gezin, vindt Alfie Kohn ook geen goed idee. ‘Op dat punt ben ik het helemaal met hem eens’, zegt Soenens. ‘Op korte termijn kan het misschien de gewenste gedragsverandering teweegbrengen, maar op langere termijn raakt het kind eraan gewend en zal het almaar meer stickers of straffere beloningen nodig hebben om hetzelfde gedrag te stellen.’ Maar als je wilt dat je kind zijn kamer opruimt: hoe pak je dat aan als beloningen en complimenten niet mogen? Soenens: ‘Breng er fun-elementen in. Hou het prettig, zet een muziekje op, doe even mee, maak er een wedstrijdje van. Dat werkt zeker goed bij jonge kinderen. Daarnaast kun je ook proberen om het belang of het nut voor het kind zelf aan te stippen: “Als je kamer aan de kant is, kan je makkelijker met je legoblokken spelen, er is meer plaats, je zult beter zien welke mannetjes je allemaal hebt, enzovoorts.” Probeer altijd te vertrekken vanuit het perspectief van het kind. Dat werkt veel beter dan zeggen dat jij het beu bent om elke dag je voeten te breken in die rommelige kamer en dat ze nu dringend moeten opruimen.’ Eigen perspectief Ouders houden meestal onvoorwaardelijk van hun kinderen, zegt Kohn, maar toch grijpen ze snel terug naar voorwaardelijke opvoedmethodes. Een van de belangrijkste redenen daarvoor is volgens hem dat ze te veel redeneren vanuit hun eigen perspectief. Ze verplaatsen zich te weinig in hun kinderen, hebben te weinig oog voor de emoties en gedachten die achter het gedrag van hun kinderen zitten. ‘Dat klopt wel’, denkt Soenens. ‘Ouders zijn snel geneigd om het gedrag van kinderen te corrigeren of te bekritiseren, nog voor ze aan henzelf gevraagd hebben hoe ze er zich bij voelen. Opnieuw een voorbeeld: je gaat je dochter ophalen op school en de juf neemt je even apart want ze heeft ruzie gemaakt met een jongen uit de groep. Veel ouders zijn dan geneigd om meteen iets te zeggen als: “Is er ruzie geweest? Weet je dat het voor mij ook niet leuk is om zo door de juf apart te worden genomen.” Dan vertrek je van je eigen perspectief, terwijl het een groot verschil maakt als je eerst je kind laat praten: “Vertel jij het nu eens in jouw woorden.”‘ Hoe je als ouder reageert, hangt ook af van hoe je op een meer filosofisch niveau naar je kinderen kijkt, zegt Soenens. ‘Geloof je dat een kind van nature goed is en ter wereld komt met een nieuwsgierigheid en drang om te weten en dingen uit te proberen, dan zul je je makkelijker in zijn of haar perspectief proberen te verplaatsen. Ga je er daarentegen van uit dat kinderen ongeleide projectielen zijn vol driften die gekanaliseerd moeten worden als je wilt dat ze een beetje sociaal treffelijk in de buitenwereld komen, dan zul je minder tolerant zijn en sneller tot harde, controlerende maatregelen overgaan.’ Tot slot: panikeer niet als je als ouder tegen deze principes zondigt. Soenens: ‘We staan allemaal weleens onder druk, en kinderen doen nu eenmaal soms dingen die negatieve gevoelens bij ons uitlokken. Dat mag ons niet beletten te blijven proberen die houding van onvoorwaardelijke liefde mee te geven aan onze kinderen.’ Knack, 11-03-2015 (I*se Degryse)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 23rd March 2015 om 20:31. |