actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > Thomas More Kempen > Onderwijs > R.Z.L. > Zeitgeist
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 22nd August 2011, 14:17
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post 'Over veel dingen wil ik als filosoof liever zwijgen'

'Over veel dingen wil ik als filosoof liever zwijgen'


'God is dood.' Nietzsche. 'Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.' Wittgenstein. De Antwerpse filosoof Erik Oger geeft tekst en uitleg bij twee van de beroemdste citaten aller tijden. En bij zijn eigen filosofie van het zogenaamde nachtoog. Een gesprek over melkboer, verleiding en list.



'Ik heb mijn filosofie misschien wel te danken aan de melkboer', zegt Erik Oger. 'Hij was in zekere zin mijn eerste leermeester. Dat zat zo. Mijn ouders hadden geen auto, en dus reden wij eens mee naar zee in de vrachtwagen van de melkboer. Ik was een jaar of zes. Toen wij in Nieuwpoort arriveerden, zag ik meteen die perfecte lijn van de horizon - het was een heldere dag, je kon ver kijken. Ik weet nog dat ik dacht: daar eindigt dus de wereld, daar is de afgrond. En dus vroeg ik aan de melkboer of we niet met een bootje tot aan die horizon konden varen, zodat we die afgrond aan het einde van de wereld konden zien. Nee, zei de melkboer toen, die kun je nooit bereiken, want als we tot daar varen, is die lijn van de horizon weer opgeschoven. Dat inzicht, het concept van de wijkende horizon, is later essentieel gebleken voor mijn denken. Mijn doctoraat was geïnspireerd door de filosofie van Immanuel Kant. Wel, je zou kunnen zeggen dat ik in mijn doctoraat dat inzicht van die wijkende horizon nog eens formuleerde, maar dan met moeilijke en ingewikkelde woorden.'

Erik Oger was al socioloog toen hij besloot om filosofie te gaan studeren en ineens ook maar een doctoraat te maken. Dat deed hij aan de K.U.Leuven, maar zijn loopbaan als hoogleraar bracht hij door aan de Universiteit Antwerpen, waar hij logica, culturele antropologie en wetenschapsfilosofie doceerde.

Behalve die met de melkboer is er nog een tweede fundamentele ervaring die zijn denken heeft bepaald, vertelt hij. 'Tijdens de eerste maand opleiding van mijn legerdienst werden alle miliciens in een duister lokaal samengebracht. In dat lokaal was een dimlicht, waarmee men dus de lichtsterkte gaandeweg kon opvoeren. Wij moesten op een bankje gaan zitten voor een soort poppenkast, waar tinnen soldaatjes, miniatuurjeeps en kleine tankjes in verschenen. De opdracht was om als eerste te achterhalen wat er precies in de poppenkast verscheen. Het was een oefening in verkenning. En men legde ons uit dat we in de duisternis het beste een beetje schuin konden kijken. Er was zelfs een dokter die uitlegde waarom: de randen van het netvlies zijn gevoeliger voor licht, dus als je schuin kijkt merk je in het donker sneller iets op. Mij lukte dat niet, maar het gegeven fascineerde mij enorm. Terwijl de andere miliciens zich zoals gewoonlijk gingen bezatten, zat ik die nacht de hele tijd na te denken.'


Waarover precies?

Erik Oger: Aanvankelijk viel mij de gelijkenis op tussen die poppenkast en de allegorie van de grot bij Plato. De mensen die gekluisterd zitten in die grot zien op de muur voor hen alleen maar de schaduw van de echte realiteit - maar zij beseffen dat niet. In zekere zin gaat het bij Plato dus ook om een oefening in kijken. Maar er is een belangrijk verschil: in de filosofie van Plato is rechtlijnigheid heel belangrijk. Bij de oefening die ik had beleefd, was schuin kijken net essentieel. Daar heb ik uiteindelijk mijn filosofie van het nachtoog op gebaseerd.


Hoe heeft die filosofie vorm gekregen?

Oger: Dat heeft jaren geduurd. Ik heb er lang op moeten broeden. Ideeën, ook filosofische ideeën, komen niet zomaar wanneer jij dat wilt. Ideeën zijn nukkig en komen wanneer zij zin hebben. Ik heb lang moeten wachten op een aantal cruciale inzichten. Maar uiteindelijk zijn ze gekomen. In de periode tussen waken en slapen, vaak. Ook dat idee van het nachtoog heb ik als het ware te danken aan de slaap. Het komt, simpel gezegd, hierop neer: een aantal zaken in het leven die voor ons heel belangrijk zijn, kun je nooit bereiken als je ze rechtstreeks, met je dagoog dus, nastreeft. Het geluk, bijvoorbeeld. Als je dat rechtstreeks najaagt, dan loopt het als het ware voortdurend voor je weg, zoals de horizon. Maar als je iets anders nastreeft, door je bijvoorbeeld toe te leggen op iets wat je goed kunt en graag doet, dan vind je misschien het geluk. Onrechtstreeks, via een schuine weg.


Waarop is dat nachtoog nog van toepassing?

Oger: Op spontaniteit, onder meer. Zeg maar eens tegen iemand: wees spontaan! Dat is onmogelijk. De Franse schrijver Stendhal was geobsedeerd door spontaniteit. Vooral wanneer hij een vrouw wilde versieren, wilde hij met alle geweld spontaan zijn. Maar meestal mislukte dat natuurlijk grandioos. Eén keer was het hem toch gelukt, schrijft hij in zijn dagboek, maar hij legt niet uit hoe hij dat had klaargespeeld. Mijn vermoeden is dat hij via schuine wegen op zijn doel is afgegaan. Dat is namelijk wat men verleiding noemt. Je kunt iemand alleen verleiden als je de indruk wekt dat het niet om de verleiding te doen is. Ik grijp graag terug naar de notie van de list. Een prachtig concept, dat in onze cultuur helaas een negatieve klank heeft gekregen. Wat weer te wijten is aan Plato en de rest van de westerse filosofie.


Wat zei Plato over de list?

Oger: Hij verwerpt de list. De list is iets dat beoefend werd door de sofisten, die hij gevaarlijke kerels vond. Een soort listige spindoctors avant la lettre, wier diensten men gewoon kon inhuren. Maar niet alleen voor de sofisten was de list belangrijk. Ook in de wereld van Homeros was dat zo. Odysseus heet niet voor niets de man van duizend listen: hij ging meestal niet rechtstreeks op zijn doel af. Het is pas met Plato dat in de Griekse cultuur die obsessie met rechtlijnigheid ontstaat. Sindsdien zit dat ingebakken in onze taal. Het rechte is het juiste, het rechtvaardige. Het schuine is het verkeerde, de schuinsmarcheerder die een scheve schaats rijdt. Die filosofie heeft een enorme invloed gehad op onze manier van denken. Daarom pleit ik in mijn boek Nachtoog voor een rehabilitatie van de list, voor de schuine weg. Ik ben natuurlijk niet de eerste die dat gedaan heeft. Friedrich Nietzsche schreef al dat er in de list veel goedheid zit, dat er in de list zelfs liefde kan schuilgaan.


Is die schuine aanpak, dat nachtoog, op alles van toepassing?

Oger: Nee, niet op alles. Je kunt het soms gebruiken, niet altijd. Ik bepleit een discrete en bescheiden filosofie van het soms. Als je dorst hebt, bijvoorbeeld, kun je beter rechtstreeks naar het glas grijpen, niet via een omweg. Het nachtoog is maar op een aantal zaken van toepassing. Over heel veel dingen wil ik als filosoof dan ook liever zwijgen. Ik streef geen algemene principes na, ik wil breken met de systematische filosofie die uitspraken wil doen over de totaliteit van de werkelijkheid. Ik wil vanaf de zijlijn spreken. De tijd dat de filosofie alle wetenschappen wilde overkoepelen, is voorbij. Het is gevaarlijk als filosofen met dikke, vette begrippen algemene uitspraken willen doen over 'het niets', 'het worden', 'de vrijheid' enzovoorts. Het lijkt mij veel belangrijker om een bescheiden positie in te nemen.


Dat hebt u gemeen met Samuel IJsseling, die een paar weken geleden in deze serie aan het woord kwam. Zou u zichzelf ook een postmodernist noemen?

Oger: Ik voel me wel enigszins met Sam verwant, maar een postmodernist zou ik mijzelf niet noemen, nee. Ik heb weliswaar een boek geschreven over Jacques Derrida, maar ook hem zou ik geen postmodernist noemen. Dat is de paradox van de zogenaamde opperpostmodernist Derrida: hij had kritiek op het modernisme én op het postmodernisme. Ik heb veel geleerd van Derrida, al heb ik niet alles begrepen wat ik van hem gelezen heb.


Dan is het toch ver gekomen, als zelfs mensen zoals u hem niet begrijpen. Is hij dan toch niet te duister, te mistig?

Oger: Ik denk dat dat soms inderdaad het geval is.


Zou hij het zélf allemaal begrepen hebben, wat hij schreef?

Oger: Dat denk ik wel. Ik heb hem een paar keer ontmoet, en vond hem een bijzonder helder en scherpzinnig man. Maar soms frustrerend om te lezen, dat klopt. Ik herinner mij nog dat ik tijdens een vakantie Feu la cendre las, een klein boekje in de vorm van een dialoog tussen een man en een vrouw. Terwijl ik dat las, was ik snel de draad kwijt en wist ik niet meer wie er nu precies aan het woord was. Maar misschien lag dat aan mij. Toch heb ik dat boekje toen in razernij over de haag gegooid. (lacht) Het ligt daar waarschijnlijk nog altijd, nog onleesbaarder dan toen.


Wat is voor u de essentie van filosofie?

Oger: Die vraag is onmogelijk te beantwoorden. Er bestaat niet zoiets als de essentie van filosofie die doorheen de geschiedenis hetzelfde is gebleven. Zeker vandaag worden totaal verschillende vormen van denken, die eigenlijk niets met elkaar te maken hebben, filosofie genoemd. In Frankrijk heb je nu het humanistische pleidooi voor universele mensenrechten. In de Angelsaksische wereld heb je de vrij harde discipline van de philosophy of mind. Dat noemen wij allemaal filosofie. Voor mij is filosofie vooral: het openen van perspectieven. Nieuwe dingen proberen te zien, of oude dingen op een nieuwe manier proberen te zien.


Voor Etienne Vermeersch is filosofie bijna een vorm van wetenschap, voor Samuel IJsseling veeleer een vorm van literatuur. Aan welke kant staat u?

Oger: Tussen die twee. Vermeersch en IJsseling vertegenwoordigen inderdaad de twee polen waartussen ik een evenwicht wil zoeken. Dat is niet eenvoudig. Een groot schrijver opent perspectieven, doet ons op een nieuwe manier naar de dingen kijken - dus in die zin zie ik wel een verwantschap met de literatuur. Anderzijds vind ik dat een filosoof, net zoals een wetenschapper, de plicht heeft om zijn standpunten zo goed mogelijk te beargumenteren - en dat geldt niet voor de literatuur. Filosofie is dus niet zonder meer wetenschap, en ook niet zonder meer literatuur. Het statuut van de filosofie ligt niet vast. Dat merk je ook aan de penibele positie die de filosofie heeft aan onze universiteiten. De filosoof wordt gedoogd, als een soort hofnar.


Bestaat er eigenlijk vooruitgang in de filosofie, zoals in de wetenschap? Is de ene filosofie beter en completer dan de andere, zoals Einstein beter en completer is dan Newton?

Oger: Dat soort vooruitgang bestaat in de filosofie niet, nee. Al moet ik dat ook nuanceren, want het is vandaag natuurlijk niet meer mogelijk om een aristoteliaan te zijn. De theorieën van Aristoteles over de natuur zijn ondertussen door de wetenschap achterhaald. Al zijn sommige van zijn andere standpunten natuurlijk nog altijd interessant.


Welke filosofen hebben de grootste invloed op u gehad?

Oger: Dat zijn, behalve Kant, toch Nietzsche en Ludwig Wittgenstein. Al zou ik mijzelf geen nietzscheaan noemen. (lacht) Ik ben zelfs geen ogeriaan: ik twijfel ook aan de dingen die ik vroeger zelf gedacht of geschreven heb. Alleen gekken twijfelen nooit aan zichzelf. Op dit ogenblik lees ik vooral Nietzsche, omdat ik een boek over hem wil schrijven.


Wat wilt u toevoegen aan de stapel boeken die al over Nietzsche bestaan?

Oger: Ik wil iets schrijven over zijn perspectivisme: het idee dat we de werkelijkheid vanuit een veelheid van perspectieven moeten benaderen. Hoe meer perspectieven, hoe beter. Je zou voortdurend vanuit een andere hoek naar de dingen moeten kijken. Ik wil dat onder meer toepassen op wat Nietzsche heeft geschreven over de dood van God.


Wat bedoelde hij eigenlijk met die uitspraak dat God dood is?

Oger: Nietzsche heeft dat bijna nooit zelf gezegd. Personages in zijn boeken zeggen dat. En het komt in verschillende scènes terug. Zijn personages verwoorden als het ware verschillende standpunten en perspectieven ten aanzien van de dood van God. Sommigen betreuren dat het geloof in God aan het uitdoven is in onze cultuur. Anderen ervaren het als een bevrijding. Het gaat bij Nietzsche niet om de vraag of God bestaat. Dat hadden al genoeg filosofen proberen te bewijzen. Of God nu bestaat of niet, hij heeft zeker geleefd in onze cultuur, bijzonder intens zelfs. Maar vandaag loopt het leven van die God ten einde, omdat er andere grote krachten werkzaam zijn in onze cultuur. De kracht van de wetenschap, die verklaringen biedt zonder God. En de kracht van de democratie, waardoor mensen zich niet meer door een hogere instantie laten voorschrijven hoe ze moeten leven.


Heeft Nietzsche dat allemaal gezegd?

Oger: Dat is embryonaal bij hem aanwezig, ja. Ik zou het in mijn boek wat verder willen uitwerken. Een tweede gedachte waarover ik wil schrijven, is dat beroemde idee van de eeuwige terugkeer van hetzelfde. Nietzsche zegt niet dat alles wat wij meemaken zich eeuwig zal herhalen. Hij stelt zich de vraag: als u aan het einde van uw leven bent gekomen, zou u dan alles nog eens opnieuw willen beleven?


Gaf hij in feite een soort advies? Leef alsof dit leven zich oneindig vaak zal herhalen.

Oger: Ja, het is een soort advies. Het is zijn moraal, zeg maar, tussen aanhalingstekens. Als u leeft op zo'n manier dat u zou willen dat uw leven zich oneindig vaak op precies dezelfde manier zal herhalen, dan zult u van uw leven een kunstwerk maken, dan zult u met de grootst mogelijke intensiteit leven. Dan zult u niet, zoals de christenen, leven in functie van het hiernamaals, maar in functie van dit leven, hier en nu.


Volgde Nietzsche zijn eigen advies?

Oger: Niet altijd. In teksten die postuum gepubliceerd zijn, schrijft hij dat er geen sprake van kan zijn dat hij hetzelfde leven eeuwig opnieuw zou willen. Hij had veel te veel pijn en eenzaamheid gekend. Maar er waren ook momenten dat hij de vraag met 'ja' beantwoordde. Ik vermoed dat iedereen nogal dubbelzinnig staat tegenover dat idee van eeuwige terugkeer. Die vraag leefde trouwens al lang vóór Nietzsche. Arthur Schopenhauer heeft het er al over, en zegt nadrukkelijk: geen sprake van dat ik dit leven wil overdoen. Montaigne schreef erover, en zei nadrukkelijk ja. Derrida zei ook ja. De Roemeense filosoof Emil Cioran vond het de verkeerde vraag. Die vond de enige belangrijke vraag: wil ik wel geboren worden? Hij vond geboren worden een ramp, een gebeurtenis die niemand kon wensen.


Heeft al dat denken u genoegen verschaft? Of hebt u te veel gedacht en te weinig geleefd?

Oger: Ik zie uiteraard geen tegenstelling tussen leven en denken. Een groot deel van mijn leven is gevuld met nadenken. Al heb ik altijd de meest intense momenten beleefd in de periode van halfslaap, dus net niet terwijl ik bewust en diep zat na te denken. Toen ik aan mijn doctoraat werkte, gebeurde het vaak dat ik 's nachts wakker werd met een idee, weer in slaap viel en mij 's morgens niets herinnerde. Toen heb ik de gewoonte aangenomen om met een kladschrift op mijn nachtkastje te slapen. Het is verscheidene keren gebeurd dat ik 's nachts in een soort razernij, in één geut, dat schriftje bijna helemaal vol schreef. 's Morgens werkte ik dat dan nauwkeurig uit. Dat waren de minst slechte stukken in mijn werk. Omdat het echte inspiratie was. De rest is gefabriceerd, gemaakt, bedacht. Daarom ben ik niet de man van de grote systematische filosofie. Dat was Nietzsche ook niet. Wittgenstein evenmin.


Kende Wittgenstein het nachtoog?

Oger: (knikt) Ook hij wist dat de ideeën niet komen wanneer jij dat wilt. Ook hij moest vaak iets anders doen, aan iets anders denken, om de ideeën op gang te brengen. Toen hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in legerdienst was en aan zijn beroemde Tractatus Logico-Philosophicus werkte, vroeg hij altijd of hij aardappelen mocht schillen - hij hoopte dan inspiratie te krijgen.


Zit daar ook geen paradox in? Als je aardappelen gaat schillen omdat je dan ideeën krijgt, zou het kunnen dat het net niet meer lukt, omdat je namelijk zit te wachten op die ideeën.

Oger: Dat klopt. Dat is de uitdaging van het nachtoog. Ook als je moeite hebt om in slaap te vallen en schaapjes gaat tellen, bestaat dat risico. Terwijl je schaapjes ligt te tellen, mag je je er natuurlijk niet voortdurend van bewust zijn dat je dat doet om in slaap te kunnen vallen. Want dan lukt het niet meer.


Heeft Wittgenstein u ook inhoudelijk beïnvloed?

Oger: Ik ben geen specialist in zijn werk, maar hij heeft mij altijd wel gefascineerd. Ik vind hem de grootste filosoof van de twintigste eeuw. Ik heb meer sympathie voor hem dan voor Martin Heidegger, bijvoorbeeld. Door diens engagement voor de nazi's in 1933 is de filosofie van Heidegger voor mij toch een beetje verdacht geworden. Wittgenstein is veel inspirerender.


Wat bedoelde hij met die beroemde zin: 'Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen'?

Oger: Wel, ik denk dat je die zin ook vanuit het nachtoog kunt situeren. Vaak gebeurt het, als je ergens over blijft doorbomen, dat je het als het ware kapotpraat. Voor Wittgenstein gold dat voor het religieuze, het esthetische en het morele. Daarover moest je volgens hem niet te veel zware uitspraken doen. Hij geeft het voorbeeld van Tolstoj. In een van zijn novelles filosofeert Tolstoj niet rechtstreeks, maar laat hij bepaalde ideeën onrechtstreeks, via zijn personages, doorschemeren. Dat vond Wittgenstein prima, die onrechtstreekse aanpak. In een van zijn romans wil Tolstoj daarentegen rechtstreeks moraliseren en beleren, de schoolmeester uithangen. En dat vond Wittgenstein niet interessant. Over bepaalde dingen, vond hij, kun je alleen onrechtstreeks praten. Daar heeft die beroemde uitspraak volgens mij mee te maken.


Vond hij datgene waarover je niet kunt praten belangrijker dan datgene waarover je wel kunt praten?

Oger: Wittgenstein zei dat zijn Tractatus bestond uit twee delen: het deel dat hij geschreven had, en het deel dat hij niet kon schrijven - net omdat hij, als hij er wél over zou schrijven, onvermijdelijk zou beginnen te zwetsen. Nu, dat tweede deel was voor hem wel degelijk het belangrijkste. De dingen waarover we niet kunnen praten, vond hij belangrijker dan de dingen waarover we wel kunnen praten. Daaruit blijkt nogmaals het belang van het zwijgen van de filosoof. Een filosoof hoeft niet voortdurend tussenbeide te komen in alle mogelijke discussies. Soms wel. Maar vaak ook niet.


U hebt dat nooit gedaan.

Oger: Veel te weinig, in elk geval. Maar dat is nu te laat. Ik heb trouwens geen talent om in de media te komen. Ik wil de filosofen die vaak in de schijnwerpers staan niet veroordelen, maar het kan geen kwaad om je af te vragen in welke hoedanigheid ze spreken: als filosoof, of als man in de straat? Wat ze niet mogen doen, vind ik, is praten als man in de straat en tegelijk de indruk wekken dat ze als filosoof aan het woord zijn. Ik wil geen namen noemen, maar ik herinner mij dat een Vlaamse filosoof tijdens de Eerste Golfoorlog generaals vertelde dat ze moesten oprukken naar Bagdad.


Nu hebt u het over Etienne Vermeersch.

Oger: Ik wil mij zelfs niet uitspreken over de vraag of hij nu gelijk had of niet. De vraag is wie daar aan het woord was. Niet de filosoof, volgens mij. Als je onvoldoende geïnformeerd bent over een gebeurtenis die sowieso al onduidelijk is, kun je niet als filosoof spreken en argumenteren. Dan begin je als filosoof een beetje te zwetsen. Laat ik daar overigens meteen aan toevoegen dat ik vind dat Vermeersch in het euthanasiedebat bijzonder waardevolle dingen heeft gedaan en gezegd. Ik kan hem wel degelijk appreciëren, hoor.


Heeft het geloof eigenlijk ooit een rol gespeeld in uw leven?

Oger: Nee. Ik ben misschien geen echte atheïst, maar zeker wel een goddeloze. Dat wil zeggen: ik leef zonder God. Al sinds mijn achttiende is dat zo. Ik was hier aan de Antwerpse universiteit de eerste leek op het departement filosofie, dat toen nog uitsluitend door jezuïeten werd bevolkt. Dat vond men toen verdacht, een leek. Daarom mocht ik aanvankelijk alleen logica doceren, omdat dat een levensbeschouwelijk neutraal vak is. Ach, ik heb die verzuiling in Vlaanderen altijd zeer oninteressant gevonden. Ik hoor niet bij het kerkje, maar ook niet bij het antikerkje.


Op welke vraag zou u graag het antwoord kennen?

Oger: Toen ik pas aan de universiteit kwam, wist ik niet wat filosofie precies was. Tijdens de eerste les zei een professor dat filosofie zich onder meer bezighoudt met de vraag: waarom is er iets, en waarom is er niet niets? Ik herinner mij nog dat ik dacht: verdomd, ik blijf nog even, want dat zou ik zeker graag weten! (lacht) Maar ik weet het natuurlijk nog altijd niet.


Is filosofie leren sterven, zoals Socrates zei?

Oger: Nee, dat vind ik niet. Onophoudelijk begaan zijn met het sterven zou van het leven één langgerekte doodsstrijd maken. Sterven doe je trouwens maar één keer, dat kun je niet leren.


Hébt u iets geleerd? Bent u wijzer geworden?

Oger: Ik betwijfel dat eigenlijk. Van te veel nadenken word je misschien zelfs een beetje suffig. Ik denk eerlijk gezegd dat ik op mijn zesde, toen ik met de melkboer in Nieuwpoort was, een grotere helderheid bezat dan vandaag.


Knack, 17-08-2011
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 11:32.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.