actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > Thomas More Kempen > Onderwijs > R.Z.L.
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 12th May 2007, 16:50
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post "Ik schrijf. Ook over wat onherstelbaar is"

Ik schrijf. Ook over wat onherstelbaar is

David Grossman


'Gebeurtenissen in de realiteit hebben grote invloed op wat we schrijven, en dat kan ons zowel gelukkig als diep ongelukkig maken.' Dat zei de Italiaanse schrijfster Natalia Ginzburg in het interviewboek 'Het is lastig om over jezelf te praten', in het hoofdstuk waarin ze het heeft over haar leven en schrijven, tegen de achtergrond van een persoonlijke tragedie.


Het is lastig om over jezelf te praten. Voor ik het heb over mijn huidige schrijfervaring, door wat mij is overkomen, wil ik het hebben over de impact die een ramp, een traumatische situatie heeft op een hele samenleving.

Daarbij moet ik gelijk aan de woorden van de muis denken, in Kafka's verhaal Kleine fabel. Terwijl de val zich rond haar sluit en de kat dreigend nadert, zegt de muis: 'Helaas, de wereld wordt elke dag een beetje enger.'

Dat klopt. Nu ik al jaren in de extreme en gewelddadige werkelijkheid leef van een politiek, militair en religieus conflict, kan ik zeggen dat Kafka's muis gelijk had. De wereld wordt inderdaad met de dag krapper en benauwder. En ik kan het ook hebben over de ruimte die zo ontstaat tussen het individu en de gewelddadige, chaotische situatie waarin hij leeft en die hem zijn leven oplegt.

Die ruimte blijft nooit echt leeg. Ze wordt in geen tijd gevuld, met onverschilligheid, cynisme en - het meest van al - met wanhoop. Een wanhoop die de verwrongen omstandigheden nog voedt, die toelaat dat ze blijven bestaan, zelfs overgaan van de ene generatie op de volgende. Een wanhoop die niet gelooft in de mogelijkheid om de heersende toestand ooit te veranderen, om er ooit van verlost te geraken.

Ik merk hoe zwaar de tol is die ik en de mensen om mij heen, voor deze voortdurende staat van oorlog betalen. Hoe de ziel ineenkrimpt die in contact komt met een gewelddadige en dreigende wereld. Hoe de mogelijkheid - en de bereidheid - afneemt om zich, zelfs maar een klein beetje, in te leven in de pijn van de anderen. Hoe elk moreel oordeel verdampt. De wanhoop die de meesten onder ons ervaren om onze eigen gedachten nog te kunnen begrijpen, in omstandigheden die zo afschuwelijk en bedrieglijk en complex zijn, zowel moreel als praktisch, en waardoor we ervan overtuigd raken dat we er beter niet over nadenken, dat we misschien beter af zijn als we het denken en doen en vastleggen van morele normen overlaten aan diegenen die het zogezegd 'beter weten'.

Dat we vooral beter af zouden zijn als we niet te veel voelen, tot dit overgaat. En mocht het niet overgaan, dan hebben we ons lijden toch een beetje verlicht, hebben we een nuttige verdoofdheid ontwikkeld, hebben we onszelf beschermd met de hulp van wat onverschilligheid, wat verdringing, wat zelfopgelegde blindheid, en grote doses zelfverdoving.

Door de voortdurende en maar al te reële angst om gekwetst te worden, angst voor de dood of voor ondraaglijk verlies, of zelfs 'gewoon' voor vernedering, hebben wij, die de gevangenen zijn van dit conflict, onszelf beperkingen opgelegd. In onze levendigheid, onze ingesteldheid, door onszelf in beschermende lagen te wikkelen die ons aan het eind van de rit gewoon verstikken.

Kafka's muis had gelijk. Als het roofdier nadert wordt de wereld inderdaad enger. En ook de taal die haar beschrijft. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat de taal waarmee de burgers die onder een voortdurend conflict leven hun kritieke toestand beschrijven, oppervlakkiger wordt naarmate het conflict langer duurt. Geleidelijk wordt die taal een opeenvolging van clichés en slogans. Het begint met het woordgebruik dat gecreëerd wordt door hen die het conflict direct voeren (leger, politie, regeringen). Dat sijpelt dan door naar de media die over het conflict berichten, waaruit zelfs een slimmer soort taal ontstaat, bedoeld om de bosschap op de gemakkelijkst verteerbare manier aan zijn publiek te brengen. Dit proces wordt afgerond in de eigen taal van de burgers die onder het conflict leven, ook al ontkennen ze dat.

Dit proces is perfect te begrijpen. De natuurlijke rijkdom van de taal, en de mogelijkheid waarover ze beschikt om met de delicaatste nuances de gevoeligste snaren te raken van het bestaan, kunnen in dergelijke omstandigheden bijzonder pijnlijk zijn. Omdat we voortdurend herinnerd worden aan de weelde waarvan we worden beroofd, in al haar complexiteit, al haar subtiliteiten.

Hoe langer deze toestand onoplosbaar lijkt, en naarmate de taal die haar beschrijft oppervlakkiger wordt, zal het openlijk discours erover achteruitgaan. Wat overblijft zijn de banale wederzijdse beschuldigingen tussen de vijandige partijen, of tussen de politieke tegenstanders binnen eenzelfde land. Wat overblijft zijn de clichés die we gebruiken om onze vijand en onszelf te beschrijven en die niet meer zijn dan een hoop vooroordelen en domme veralgemeningen. Zo zetten we een val voor onze vijand, maar houden we ook onszelf erin gevangen. De wereld wordt, inderdaad, steeds enger.

Deze gedachten slaan niet alleen op het conflict in het Midden-Oosten. Op veel plaatsen in de wereld hebben miljoenen mensen op dit ogenblik te maken met een of andere 'situatie' die tot op zeker hoogte hun bestaan en hun waarden, hun vrijheid en hun identiteit bedreigt.

Vrijwel ieder van ons kent zo'n 'situatie', een of andere vloek. We kunnen ons allemaal inbeelden hoe een bijzondere 'situatie' snel een val zou kunnen worden die niet alleen onze vrijheid zou wegnemen, maar ook het thuisgevoel waarin onze omgeving voorziet, onze taal, onze vrije wil.

In die werkelijkheid schrijven wij, auteurs en dichters. In Israël en Palestina, in Tsjetsjenië en Sudan, in New York en Congo. Soms, als ik uren heb zitten schrijven, overkomt het me dat ik opkijk en denk: 'Nu, op dit eigenste moment, is ergens in Damasus of Teheran, in Rwanda of Dublin, een schrijver die ik niet ken, net als ik bezig met dit bijzondere, Don Quichote-achtige creatieve ambacht, binnen een realiteit die geweld en vervreemding, onverschilligheid en beperking inhoudt. Ik heb ergens een verre bondgenoot, die mij niet eens kent, maar samen vormen we dat onontwarbaar web dat een geweldige kracht heeft, een kracht die de wereld kan maken en veranderen, een kracht die de stommen kan doen spreken, een kracht die verbeteringen kan aanbrengen, Tikkun, in de betekenis die het heeft in de kabbala.

Ikzelf heb me de voorbije jaren in mijn fictiewerk haast opzettelijk afgekeerd van de onmiddellijke, harde realiteit van mijn land. Ik heb er vroeger boeken aan gewijd, en ook de laatste jaren bleef ik erover schrijven en bleef ik proberen ze te begrijpen, in allerlei bijdragen en essays en interviews. Ik heb meegedaan aan tientallen protestmanifestaties, deelgenomen aan internationale vredesinitiatieven. Ik heb mijn buren ontmoet - ook al waren sommige van hen mijn vijanden - bij elke gelegenheid die ik nuttig achtte omdat er een kans op dialoog inzat. Maar toch heb ik de voorbije jaren, heel bewust en bijna als een vorm van protest, niet over deze rampzone geschreven in mijn literair werk.

Waarom? Omdat ik over andere dingen wilde schrijven, die even belangrijk zijn maar waar mensen zich niet langer voluit in kunnen verliezen als een bijna eeuwig durende oorlog rond ze tekeergaat.

Ik heb geschreven over de onstuimige jaloezie van een man op zijn vrouw; over dakloze kinderen in Jeruzalem; over een man en een vrouw die een geheel eigen idioom ontwikkelen, vrijwel hermetisch, in een bedrieglijk liefdescocon. Ik heb geschreven over de eenzaamheid van de bijbelfiguur Samson, over de fijne en complexe verhoudingen tussen ouders en hun kinderen en tussen moeders en dochters in het bijzonder.

Vier jaar geleden, toen mijn jongste zoon Uri aan zijn legerdienst begon, kon ik niet langer op die gekozen weg doorgaan. Er kwam een gevoel van dwingende paniek over me dat me volkomen rusteloos maakte. Ik begon toen aan een roman die zeer direct de sombere werkelijkheid behandelt waarin ik leef. Een roman die beschrijft hoe het geweld van buitenaf en de wreedheid van een politieke en militaire realiteit het tedere en kwetsbare weefsel van één familie doordringen, en het uiteindelijk kapotmaken.

'Zodra je begint te schrijven', zegt Ginzburg, 'kan je als bij wonder de omstandigheden van je leven op dat moment negeren, maar toch leidt ons geluk of ons ongeluk ons in een bepaalde richting. Als we gelukkig zijn overheerst onze verbeelding. Als we ongelukkig zijn neemt de kracht van ons geheugen het over.'

Het is lastig om over jezelf te praten. Zeker over dit soort zaken. Ik zal enkel zeggen wat ik op dit ogenblik en in de situatie waarin ik mij nu bevind kan zeggen

Ik schrijf. Sinds de dood van Uri, vorige zomer in de oorlog tussen Israël en Libanon, ben ik me elke seconde bewust van wat er is gebeurd. De kracht van het geheugen is inderdaad ontzettend zwaar, en soms verlammend. Toch is er het schrijven zelf, dat voor mij een ruimte creëert, een geestestoestand die ik nooit eerder heb ervaren, waarbij de dood niet alleen die absolute eendimensionale ontkenning van het leven is.

Schrijvers herkennen dit: als we schrijven voelen we hoe de wereld beweegt, hoe flexibel ze is, hoe vol van mogelijkheden. Ze is zeker niet verstard. Waar het menselijk bestaan zich laat gelden, daar is geen stilstand, geen verlamming, geen status-quo. Zelfs als we soms de vergissing begaan van te denken dat er een status-quo is, zelfs als sommigen erop gebrand zijn om ons te doen geloven dat het status-quo bestaat.

Als ik schrijf, zelfs in de huidige omstandigheden, sluit de wereld me niet in en wordt ze niet enger. Ze creëert ook openingen, en een toekomst.

Ik schrijf. Mijn verbeelding werkt. Dat alleen al stimuleert me. Ik zit niet verdoofd en verlamd op het roofdier te wachten.

Ik verzin personages. Soms heb ik het gevoel dat ik mensen naar boven wrik uit het ijs dat hen omsluit. Maar misschien ben ik vooral mezelf naar boven aan het halen.

Ik schrijf. Ik voel de weelde van de mogelijkheden die aan elk menselijk gegeven inherent zijn. Ik kan eruit kiezen. De zoete vrijheid waarvan ik dacht dat ik ze kwijt was. Ik verlies me in de rijkdom van een ware, persoonlijke, intieme taal. De vreugde van natuurlijk, voluit ademen overvalt me weer als ik kan ontsnappen aan de claustrofobie van de slogan en het cliché. Plots adem ik voluit met beide longen.

Ik schrijf. En ik ervaar hoe correct en precies woordgebruik iets heeft van een medicijn. Een manier om de lucht die ik adem te zuiveren van de kwalijke manipulaties van taalmisdadigers. Ik schrijf en ik voel hoe de tedere intimiteit die ik had met taal, in al haar lagen, in haar erotiek en humor en bezieling, mij de man teruggeven die ik vroeger was, voor ik in beslag werd genomen door het conflict, door regeringen en legers, door wanhoop en tragedie.

Ik schrijf. Ik bevrijd mezelf van een van de twijfelachtige en typische kenmerken van de oorlogstoestand waarin ik leef, namelijk de hoedanigheid om een vijand te zijn, en enkel een vijand. Ik probeer mezelf niet af te schermen van het gelijk en het lijden van mijn tegenstander. Niet van de tragedie en verwarring in zijn leven. Niet van zijn fouten en misdaden en niet van het besef van wat ik hem zelf aandoe. En evenmin van de verrassende gelijkenissen die ik ontdek tussen hem en mij.

Plots ben ik niet langer veroordeeld tot dit absolute, misleidende en verstikkende dilemma, deze onmenselijke keuze van slachtoffer of aanvaller te moeten zijn, zonder dat er een derde meer menselijk alternatief zou zijn. Als ik schrijf kan ik een mens zijn, die op een natuurlijke en levendige manier beweegt tussen zijn verschillende facetten. En in een van die facetten heeft hij begrip voor het lijden en het gelijk van zijn vijand, zonder dat hij daarvoor ook maar iets van zijn identiteit moet prijsgeven.

Als ik schrijf, herinner ik me soms wat we in Israël met zijn allen dachten, dat ene ogenblik, toen het vliegtuig van de Egyptische president Sadat landde in Tel Aviv, na decennia van oorlog tussen de twee volkeren. Plots ontdekten we hoe zwaar de last was die we al heel ons leven torsten, de last van vijandigheid en angst en achterdocht. De last om constant op je hoede te moeten zijn, de zware last om aan één stuk door een vijand te moeten zijn.

Hoe heerlijk was het om voor even dat zware pantser van achterdocht, haat en stereotypen af te kunnen leggen. Een bijna angstaanjagend genoegen, om zo naakt en haast zuiver te zijn, en een menselijk gezicht te ontwaren en niet langer de kortzichtige kijk die we al die jaren op mekaar hadden gehad.

Ik schrijf. Ik kan zelf de meest intieme benamingen aan een uitwendige en vreemde wereld geven. Ik maak ze me eigen. Ik kom als het ware terug van een gevoel van verbannen en vreemd zijn, naar een gevoel van thuis-zijn. Zo breng ik al wijzigingen aan aan iets wat me vroeger onveranderlijk voorkwam. Als ik de meest ondoordringbare willekeur die mijn lot bepaalt beschrijf, of die nu uitgaat van mensen of van omstandigheden, ontdek ik nieuwe nuances, subtiliteiten. Ik ontdek dat ik, alleen al door over willekeur te schrijven, me er vrijer tegenover kan bewegen. Dat ik, door de willekeur onder ogen te zien, een vrijheid krijg - misschien de enige vrijheid waarover een man beschikt als hij met willekeur te maken krijgt - de vrijheid om mijn tragedie in mijn eigen woorden om te zetten. De vrijheid om me anders uit te drukken, tegenover datgene wat me dreigt te ketenen en vast te binden aan de beperkte en verstarde bepalingen van willekeur.

Ik schrijf. Ook over wat onherstelbaar is. Over wat ontroostbaar is. Ook dan, op een manier die ik niet kan verklaren, sluiten de omstandigheden van wat me is overkomen me niet in op een manier die me verlamt. Vaak als ik overdag zit te werken, raakt het verdriet en het verlies me alsof ik door de bliksem word getroffen, en toch sterf ik niet. Ik kan niet vatten hoe dat mirakel werkt. Misschien zal ik proberen het te begrijpen als ik deze roman eenmaal af heb. Nu nog niet. Het is te vroeg.

En ik schrijf ook over het leven van mijn land, Israël. Een land dat gemarteld is, gedreven door paniek, bedwelmd door een historische overdosis, door buitensporige gevoelens die een mens niet kan bevatten, door extreem tragische gebeurtenissen, door een vreselijke onrust en verlammende kalmte, extreem in zijn herinneringen, in zijn kapotgemaakte hoop, in zijn lot dat zo verschilde van dat van andere volken. Een land waarvan de geschiedenis soms de vorm aanneemt van een verhaal met mythische proporties, een verhaal dat larger than life is, zodat het zelfs misging in de relatie mét het leven zelf, en het een land werd dat afzag van de mogelijkheid om ooit een doodnormaal leven te leiden, dat van een land tussen andere landen, een natie tussen andere naties.

Wij schrijvers maken periodes door van grote wanhoop en van miskenning van onszelf. In essentie breken we met ons werk onze persoonlijkheid af, maken we de slimste defensiemechanismen waarover een mens beschikt ongedaan. Wij zoeken vrijwillig de wreedste, lelijkste en rauwste kanten van de ziel op. Ons werk confronteert ons steeds weer met onze tekortkomingen, als mens en als kunstenaar.

En toch, en dat is het grote mysterie van de chemie die ons drijft, zodra we een pen vastpakken of het klavier beroeren, zijn we niet langer het hulpeloze slachtoffer of wat het ook was dat ons slaafs en nietig maakte voor we begonnen te schrijven. Niet het slachtoffer van een moeilijke situatie of van privé-bekommernissen, niet van het 'officiële verhaal' van ons land, niet van het noodlot.

Wij schrijven. De wereld sluit ons niet in. We mogen ons gelukkig prijzen. De wereld wordt niet almaar enger.

Op 29 april sprak David Grossman in New York de 'Arthur Miller Freedom to Write' lezing uit. Voor het eerst sprak hij in het openbaar over de dood van zijn zoon, die in augustus 2006 in Libanon is omgekomen, en over wat dat met zijn schrijven doet.

Lees vroegere bijdragen van David Grossman op
www.standaard.be/grossman



DS, 12-05-2007 (David Grossman)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 08:37.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.