|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Ons onderwijs faalt inderdaad, maar niet hoe u denkt
Ons onderwijs faalt inderdaad, maar niet hoe u denkt
Groot alarm over het niveau van onze scholieren. Maar de Pisa-tests zeggen niet alles, weet Laura Van den Broeck. Bovendien kampt ons onderwijs met een groter probleem dan wiskunde- of taalkennis: schrijnende sociale ongelijkheid. Voor mijn doctoraatstraject, waarin we tweeduizend jongeren volgden in dertig secundaire scholen in Gent, stond ik tien jaar geleden in een klas houtbewerking in een Gentse katholieke school. Nadat ze een vragenlijst hadden ingevuld over hun ervaringen op school, hun ambities en hun vaardigheden, legden die elf leerlingen een lesuur lang een wiskunde- en taaltest af die afgeleid was van de Pisa-tests. De tests waren uiteenlopende opdrachten zoals de stelling van Pythagoras toepassen of metroplannetjes lezen. Telkens hoefden de leerlingen maar één ding te doen: een bolletje inkleuren bij het juiste antwoord op de meerkeuzevragen. Dat liep in het begin lekker, maar na een tijdje gaven ze het op. Ik moest daaraan terugdenken toen ik gisteren het nieuws vernam over de ‘dramatische’ Pisa-resultaten. ‘Vlaamse vijftienjarigen scoren erg slecht in Pisa-onderzoek: dalende trend zet zich door bij Nederlands, wiskunde en wetenschappen’ las ik op de website van deze krant. Alsof de Pisa-resultaten meteen alles vertellen over het ‘niveau’ van onze vijftienjarigen en zo’n onderzoek de beste methode is om alles te meten. Want ik zag het wel vaker zo lopen bij die tests, in scholen of richtingen die vaak meteen voorbereiden op de arbeidsmarkt. Jongens en meisjes die gedemotiveerd raken, die doorklikken zonder vragen te lezen, die zelfs duidelijk maken dat ze geen test willen invullen. ‘Ik kan dat toch niet, mevrouw.’ En waarom zouden ze ook moeite doen? Wat hebben ze te bewijzen? Ze hebben al het gevoel dat ze afgeschreven zijn door ons onderwijssysteem, dat ze met zo’n test nog maar eens beoordeeld worden op hun kennis van wiskunde en taal. Zitten ze daarom trouwens ook niet waar ze zitten in het onderwijssysteem? De keuze voor richtingen als houtbewerking of voeding is vaak al geen positieve keuze op basis van talenten, aspiraties en interesses. Hoe jammer dat ook is. Moeten we ons hele onderwijsbeleid dan afstemmen op ‘bolletjes kleuren’ in wiskunde- en taaltests? Zelfs de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) beseft dat zo’n meting niet alles vat. Ze rolde vorig jaar voor het eerst een test rond creatief denken uit, naast wiskunde-, taal- en wetenschapstests. Bij die test mochten leerlingen ook zélf antwoorden neerschrijven – halleluja! – en worden de resultaten door meerdere beoordelaars geanalyseerd. De resultaten van die test zijn daarom nog niet beschikbaar. Benieuwd wat daaruit blijkt, en of dat dan ook zo prominent in de media zal komen. Wat er in de klas houtbewerking gebeurde, is voorts het resultaat van een systeem waarbij jongeren in vakjes worden gestopt. Een systeem dat op zeer jonge leeftijd kinderen laat ‘kiezen’ om voor een bepaalde loopbaan opgeleid te worden, omdat dat het efficiëntste zou zijn. Maar die keuze wordt sterk bepaald door de sociale klasse van de ouders. Ze is vaak niet gebaseerd op talenten, aspiraties of interesses, maar op ‘hoog mikken’ en lage verwachtingen. Uit de resultaten van onze vragenlijst bleek ook dat in Vlaanderen het aandeel jongeren dat niet weet wat het in de toekomst wil doen, hoger ligt dan in de andere onderzochte landen. Jongeren op hun twaalfde al die keuze laten maken, om ze zo snel mogelijk voor te bereiden, werkt dus niet. En wat heeft dat nog te maken met de Pisa-resultaten? Wat u allicht vooral hebt gelezen, is dat sommigen moord en brand schreeuwen over de deerniswekkende staat van wiskunde- en taalkennis in ons onderwijs, vergeleken bij andere landen. Doen wij het om te beginnen wel zoveel slechter dan de rest? Laten we eens een ander cijfer bekijken: tussen 2018 en 2022 daalde wiskunde in Europa met 19 en taal met 15 punten, in België was dat respectievelijk 19 en 14 punten. Natuurlijk is dat schrijnend. Maar wat écht opvalt, is de oorverdovende stilte over waar we nog veel slechter scoren: de sociale ongelijkheid in onderwijsprestaties. Als de OECD haar onderzoeksresultaten naar buiten brengt, maakt ze het ons nochtans gemakkelijk. Landen die hoger scoren dan het OECD-gemiddelde, krijgen een blauwe kleur; als ze lager scoren verschijnt een grijze kleur. Is er geen significant verschil, dan blijft het wit. België kleurt in de meeste tabbladen blauw of wit. Maar als het over sociale ongelijkheid gaat, dan scoren we wel grijs. De verschillen tussen leerlingen in wiskundeprestaties worden in België voor maar liefst 21,8 procent verklaard door de socio-economische achtergrond van de leerlingen. We doen het daarmee veel slechter dan buurland Nederland (15,1 procent) en zeker dan Noorwegen (9,6 procent). Ons onderwijssysteem is dus geen springplank, helaas. Het percentage ‘academisch weerbare leerlingen’ zoals de OECD ze noemt – leerlingen die bijvoorbeeld opklimmen vanuit een arbeidersmilieu –, ligt bij ons erg laag. En als we dan bepaalde groepen jongeren op basis van hun sociale klasse minder taal en wiskunde aanbieden, en hen vooral ook het gevoel geven dat ‘de school geen plaats is voor hen’, dan is het niet moeilijk te voorspellen dat zij het gemiddelde naar beneden halen. Als we hen beter willen laten presteren, moeten we hen ook meer betrokken laten voelen. Hen labelen als ‘falers’ binnen ons onderwijs zal alvast niet helpen. Dat geldt trouwens bij uitbreiding voor álle leerlingen. Laura Van den Broeck, onderwijssociologe Odisee DS, 07-12-2023 |