|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Niemand verdient het om meer dan tien miljoen euro te bezitten
Politiek filosofe Ingrid Robeyns: ‘Niemand verdient het om meer dan tien miljoen euro te bezitten’
De samenleving zou beter af zijn zonder fabelachtig rijke mensen, vindt politiek filosofe Ingrid Robeyns. ‘Eden Hazard heeft zo veel verdiend dat zelfs zijn kleinkinderen nooit meer hoeven te werken. Is dat rechtvaardig?’ Was ze misschien jaloers op de rijken, vroegen heel wat collega-academici haar. Toen Ingrid Robeyns (51) jaren geleden aankondigde dat ze zich wilde toeleggen op de vraag of iemand té rijk kan zijn, volgde er niet alleen applaus. ‘Ontnuchterend’, herinnert ze zich, in haar bescheiden bureau in het centrum van Utrecht, zeker omdat het niet de laatste keer zou zijn dat ze dat afgunstverwijt kreeg. Ook politici slingeren het weleens naar haar hoofd. Robeyns schuwt de controverse niet. De professor politieke filosofie stelt onverdroten dat we extreme rijkdom moreel moeten afkeuren. Niet alleen is ze schadelijk voor de samenleving, niemand kan ook oprecht zeggen dat hij zijn vermogen helemaal verdient. En dus trekt ze het logische gevolg: er zou een maximaal vermogen moeten gelden, een limiet waar werkelijk niemand boven mag zitten. Die stelling doopte ze ‘limitarisme’, en zo heet ook het boek dat ze deze week uitbracht. Robeyns heeft een succesvolle academische carrière uitgebouwd, maar dat wil niet zeggen dat het geld tegen de plinten klotst. ‘Denken jullie dan dat ik meer dan tien miljoen euro heb?’, vraagt ze aan het eind van ons gesprek als we willen weten of ze zelf overtollig vermogen bezit. ‘Maak je geen zorgen. Het is geen miljoen euro, verre van zelfs.’ De Vlaamse filosofe, die ook economie studeerde, is niet de eerste de beste. Ze schreef haar doctoraat in Cambridge onder de vleugels van Nobelprijswinnaar Amartya Sen. Op haar 35ste was ze al hoogleraar. Haar uiteenlopende werk wordt breed geciteerd. Zeven jaar geleden kreeg ze een Europese toelage van twee miljoen euro om haar ‘limitarisme’ verder uit te diepen met een onderzoeksteam. En zo wikt en weegt ze het onderwerp nu al meer dan een decennium aan de Universiteit Utrecht. ‘Ik maak me steeds meer zorgen over de staat van de wereld, en de voorbije jaren is mijn denken geradicaliseerd. Ik ben niet extreem geworden, hoor. Maar ik deins ook niet meer terug voor mijn eigen analyses. Ik gebruik het woord ‘neoliberalisme’, en niet in positieve zin, ook wanneer anderen dat te activistisch vinden. Ziet onze samenleving mijn voorstellen als onhaalbaar, dan is dat maar zo. Als dit is waar mijn onderzoek me heen stuurt, dan heb ik als filosoof de plicht om het ook te delen.’ U windt er geen doekjes om: er zouden geen erg rijke mensen mogen rondlopen op deze planeet. ‘Ik weet dat sommige mensen dat heel radicaal vinden, maar voor mij is het dat helemaal niet. We willen dat niemand arm is, daarover is zowat iedereen het eens. Wel, als er een minimum is aan wat we moeten hebben, waarom zou er dan ook geen maximum zijn? Op een bepaald moment heeft iemand zo veel rijkdom vergaard dat het gewoon genoeg is.’ Maar u bent niet tegen rijkdom? ‘Ik ben helemaal niet tegen vermogen, neen. Het stelt je in staat om risico’s te nemen. Je kan er, indien nodig, klappen mee opvangen. Vermogen stelt je in staat om te dromen en op lange termijn te denken. Dat wil je aan iedereen gunnen.’ De rol van toeval In haar boek somt Robeyns een rist argumenten op waarom rijkdom niet te hoog mag zijn. Rijken kopen zich politieke macht, en dat ondergraaft de democratie. Rijken stoten disproportioneel veel CO₂ uit, en de wereld staat al in brand. Met al dat geld zouden we zoveel betere dingen kunnen doen, zoals de klimaatverandering aanpakken. Maar bovenal, vindt Robeyns, verdienen superrijke mensen al dat geld niet. Ze hebben er moreel geen recht op. Veel van de extreme rijkdom is immers besmet, door misdaad, machtsmisbruik of fraude. Of geërfd, en dus niet de verdienste van de ontvanger. En zelfs als het fortuin wel op eerlijke wijze is vergaard, komt het de rijken eigenlijk niet toe. ‘Neem een willekeurige multimiljonair en zet hem op een onbewoond eiland. Hij zal nog altijd dezelfde talenten hebben. Maar hoe rijk zal hij daar worden? Niet rijk, natuurlijk’, stelt Robeyns. ‘Je kan alleen rijk worden door samen te werken met anderen.’ En dus zegt u: de maximale rijkdom die iemand mag vergaren, is tien miljoen euro. (lacht luid) ‘Ik wacht op de eerste journalist die het niet over dat getal heeft.’ U schuift die grens toch zelf naar voren? ‘Ik wil vooral dat mensen gaan discussiëren over het idee van een grens op rijkdom. Het zou flauw zijn om vervolgens zelf geen getal te noemen. Al is dat dus maar een ruwe inschatting.’ Hoe komt u aan die tien miljoen? ‘Er zijn meerdere goede argumenten voor limitarisme, en die leiden elk tot een andere grens. Vanaf welk niveau ondergraaft rijkdom de politieke gelijkheid? Vanaf welk niveau leidt rijkdom tot een levensstijl die disproportioneel het klimaat ontwricht? Welk niveau heb je nodig, opdat mensen gemotiveerd zijn om te werken en innovatief te zijn? Als je dat allemaal probeert te wegen, dan denk ik dat je grofweg op tien miljoen euro uitkomt. Dat is nog uitermate genereus. Ik denk niet dat iemand op basis van zijn persoonlijke verdiensten kan zeggen dat die tien miljoen euro hem ook toekomt. Mijn voorstel is dus een compromis. Ik leg de grens bewust wat hoger dan waar je ze op basis van louter morele argumenten zou leggen. Omdat er nu eenmaal mensen zijn die vooral in beweging te zetten zijn door materiële prikkels.’ Tegen een hardwerkende ondernemer met een baanbrekend idee zegt u: alles boven de 10 miljoen euro verdient u eigenlijk niet? ‘Ja. De rol van toeval is immers veel groter dan we doorgaans erkennen. Je ouders, het land waarin je geboren bent, je talenten: daarvoor kun je jezelf toch niet op de borst kloppen? Maar ook later in het leven klaart niemand het op eigen houtje. Ook ondernemers starten in een context waarin anderen al zoveel voor ons hebben geregeld. Neem nu de techmiljonairs. Zij hebben het internet niet uitgevonden. Dat hebben we aan de overheid te danken.’ Dat is juist. Maar dreig je, als je zo redeneert, niet in een straatje zonder einde te belanden? Waarin niets nog je eigen verdienste is? ‘Een Canadese collega vond mijn boek niet radicaal genoeg, omdat ik weiger zo ver te gaan. Ik verdedig enige mate van ongelijkheid. Neem twee kassiers. De ene werkt voltijds, de andere halftijds. Dan zou ik het onrechtvaardig vinden als ze allebei hetzelfde loon kregen. Mijn collega stelt: nee, halftijds werken is ook niet altijd je volledig eigen keuze. Maar ik weiger te aanvaarden dat alle keuzes die we maken uiteindelijk een kwestie van toeval zijn.’ Een ondernemer mag nog beloond worden voor een creatief idee? ‘Ja. En een ondernemer mag ook heel trots zijn op zijn creativiteit en drive. Alleen wil dat niet zeggen dat al het geld dat hij daarvoor krijgt hem ook toekomt. Waardering hoef je niet te koppelen aan materiële verloning. Het is een typisch neoliberale gedachte dat dat een package deal is.’ U zet zich hard af tegen de neoliberale ideologie. ‘We hebben een nieuwe ideologie nodig, dat is wel duidelijk. Een nieuw sociaal contract, zo je wil. Die term gebruikte ik al lang vóór Pieter Omtzigt zijn partij zo noemde in Nederland. Het mensbeeld van het neoliberalisme is dat mensen enkel gedreven worden door materiële prikkels. We moeten competitie organiseren om de welvaart te verhogen, dat is het uitgangspunt. En omdat elke keuze volgens het neoliberalisme een individuele verantwoordelijkheid is, is de resulterende ongelijkheid rechtvaardig. Daar ben ik het niet mee eens.’ Mensen als Steven Pinker zeggen: we moeten er vooral zorgen dat niemand nog arm is, in plaats van te verhinderen dat mensen te rijk worden. ‘Veel mensen zijn het ermee eens dat de ongelijkheid beperkt moet worden. Wel, dat lukt niet alleen door armoede aan te pakken. Als je doordenkt, moet je óók een grens op rijkdom zetten. Dat lijkt me een kwestie van logica.’ Je zou ook kunnen zeggen: door ondernemerschap te stimuleren wordt de taart groter en is iedereen beter af. ‘Principieel ben ik het ermee eens dat mensen prikkels willen om extra werk te doen, om risico’s te nemen en te innoveren. Om het met de woorden van een Nederlandse columnist te zeggen: “Je moet nog wat te ambiëren hebben.” Maar als je tien miljoen kunt verdienen, valt er nog héél veel te ambiëren. Tenzij je geboren wordt met tien miljoen. In mijn ideale wereld zou dat dus ook niet meer gebeuren.’ U bent radicaler dan de Franse ongelijkheidseconoom Thomas Piketty. In een van zijn jongste voorstellen pleit hij ervoor om vermogens boven de 10 miljoen aan 1,5 procent te belasten, en dat tarief te laten oplopen. Heeft hij het mis? ‘Het goeie nieuws is dat Piketty mijn boek heeft aangeraden (lacht). Ik denk dat er in de praktijk een set van maatregelen nodig is. Zoals het sluiten van belastingparadijzen, en het controleren van internationale geldstromen. Je moet maar eens als Afrikaan proberen rond te reizen: dan zul je ook merken dat de grenzen dicht blijven. Als we de mobiliteit van mensen zo kunnen beperken, dan ook die van geld.’ Maar eenmaal die kapitaalbewegingen aan banden gelegd zijn, moeten er wel hoge belastingen geïnd worden? ‘Ja, dan kun je kapitaal verregaand belasten. Maar maak er alsjeblieft ook geen karikatuur van. Sommige collega’s noemen mijn voorstel “verschrikkelijk” omdat ze denken dat ik morgen een marginale belastingvoet van 100 procent wil invoeren. Dat staat nergens in mijn werk. Mijn pleidooi is een regulatief ideaal: dat wil zeggen dat er redenen zijn om te streven naar die limiet op rijkdom, maar dat we hem misschien nooit zullen bereiken. Je moet ook ingrijpen op de vermogensverdeling vóór belastingen. Je voert progressieve belastingen in, maar niet zo verregaand dat je in je eigen voet schiet. En door erover te discussiëren breng je ook vrijwillige herverdeling op gang. Zo kom je in de buurt van dat regulatief ideaal.’ Moet een rijke ondernemer als Marc Coucke zijn fortuin wegschenken? ‘Daar moet hij in elk geval serieus over nadenken. Ik heb heel wat rijke mensen ontmoet die er net zo over denken als ik. Ze schenken hun fortuin vrijwillig weg tot ze nog maar enkele miljoenen overhouden. Een inspirerend voorbeeld vind ik MacKenzie Scott, de ex-vrouw van Amazon-topman Jeff Bezos. Zij heeft ingezien dat het onrechtvaardig is om zo’n groot deel van de taart naar je toe te trekken. Ze schreef: “Ik twijfel er niet aan dat mijn welvaart van de samenleving komt, en ik zal dan ook teruggeven aan de samenleving tot de koffers leeg zijn.” Voilà.’ Coucke vond het een goede zaak dat hij, bij de verkoop van Omega Pharma, nauwelijks belast werd. Hij zou met goeie investeringen jobs creëren. Bij de overheid zou zijn fortuin in een ‘niet-efficiënte bodemloze put’ belanden. ‘Sommigen denken dat ze superieure beslissingskwaliteiten hebben, omdat ze rijk zijn. Als Coucke vindt dat de politiek zo incapabel is, waarom besteedt hij zijn geld dan niet aan een versterking van de overheid en de democratie? In Duitsland kunnen jongeren gratis politieke boeken bestellen, omdat je zo hun politieke bewustzijn opschroeft. Ik vind het zorgwekkend dat minder mensen kwaliteitskranten lezen. Ik zie het lezen van een krant zelfs als iets essentieels, omdat je niet enkel klant en consument bent in deze wereld, maar ook een burger die de samenleving mee vorm geeft.’ Dus Coucke moet 100.000 abonnementen op De Standaard uitdelen? ‘Ik zou niet zeggen: “op De Standaard”, maar wel op een selectie van kwaliteitskranten, ja.’ Veel rijke mensen willen hun fortuin doorgeven aan een volgende generatie. Daar bent u erg tegen. ‘Eden Hazard heeft zo veel verdiend dat zijn kinderen en kleinkinderen nooit meer hoeven te werken. Is dat goed voor die kinderen of kleinkinderen? Is dat goed voor de samenleving? Is dat rechtvaardig? Ik denk het niet.’ Je kunt erfenissen zwaarder belasten. Maar dat vinden ook veel middenklassers geen goed idee. ‘Dat is een heel interessante paradox. Economen en filosofen zijn het erover eens dat dat een efficiënte en rechtvaardige belasting is. En toch is het de meest gehate belasting. Dat moeten we als wetenschappers toch eens ernstig onderzoeken.’ Begrijpt u de weerzin tegen erfbelastingen? ‘Natuurlijk wel. Als je die taks bekijkt vanuit het perspectief van de ontvanger, is hij logisch. Dan kun je zeggen: dat vermogen komt je niet toe, het is puur toeval, je kiest je ouders niet, belast het dus weg. Maar vanuit het perspectief van de gever geldt dat niet. Iemand die sober geleefd heeft, zou toch iets moeten kunnen doorgeven? Je wil immers ook geen overdreven consumentisme aanmoedigen.’ ‘Weet u, erfenissen zijn op zich geen probleem. Maar het is wel problematisch dat ze zo ongelijk zijn. Ook daar kan je dus een limiet op zetten. Je zou kunnen zeggen dat je maximaal de helft van de waarde van een bescheiden huis mag doorgeven – 200.000 euro bijvoorbeeld.’ U schrijft ook dat de erfbelasting niet in de staatskas mag belanden. ‘Mijn hypothese is dat je de weerstand tegen erfbelasting zou kunnen verminderen door niets naar de overheid te laten gaan. Je zou dat geld gewoon terug kunnen geven aan de burgers, maar dan op een meer rechtvaardige manier. Net zoals de economen Tony Atkinson en Piketty zou ik voorstellen om op die manier jongeren een startkapitaal te geven.’ U bent al tien jaar bezig met limitarisme. Ziet u de tractie voor uw ideeën toe- of afnemen? ‘Steeds meer mensen noemen klimaat en ongelijkheid de twee grootste uitdagingen van onze tijd. Er zijn ook mensen die denken dat de klimaatverandering een post*kapitalistisch tijdperk zal forceren, omdat ze ons zal dwingen om na te denken over een andere economie, en over een ander sociaal contract.’ Denkt u dat er brede steun is voor een grens op rijkdom? ‘Ik heb geen idee. Wat ik wél weet, is dat we vandaag bepaalde zaken héél vanzelfsprekend vinden, terwijl ze ooit extreem radicaal waren. Denk bijvoorbeeld aan het stemrecht voor vrouwen. Maar misschien lokt mijn boek zoveel zinvolle tegenargumenten uit dat ik moet besluiten: “Nou, dat heb ik volkomen verkeerd gezien.” (lacht) Laat ze dus maar komen!’ DS, 02-12-2023 (Dries De Smet & Ruud Goossens) Laatst aangepast door bijlinda : 30th January 2024 om 03:40. |
#2
|
||||
|
||||
Te rijk zijn, het kan
Te rijk zijn, het kan (zoals iedereen toch al weet)
Het ‘woord van het jaar’ is nergens representatief voor, schrijft Marc Reynebeau. Toch brengt de keuze ervan een maatschappelijk ongenoegen aan het licht. Internetspelletje zoals ‘Het woord van het jaar’ kunnen, zoals elke peiling bij een volkomen willekeurige groep respondenten, nergens representatief voor zijn. Het gebeurt overigens ook maar zelden dat onze woordenschat er enkele mooie nieuwe woorden rijker door wordt. Maar op een metaniveau wordt de enquête al iets interessanter. Ze geeft aan in welke sfeer een specifiek nieuw woord noodzakelijk wordt geacht en dus waar gedeelde gevoeligheden liggen. Zo reveleerde het woord ‘swaffelen’ een tamelijk nihilistische tendens tot obscene balorigheid, terwijl ‘samsonseks’ het bestaan aan het licht bracht van een luxeprobleem bij jonge ouders die hun seksleven niet goed georganiseerd krijgen. Zo kan ook de editie 2023 van het spelletje ons iets leren: dat in de publieke opinie argwaan, ongenoegen en misschien wel paranoia heersen over sociale onrechtvaardigheid, ongelijkheid en privileges. Zoals over nepobaby’s, die het in de wereld van glamour en entertainment alleen kunnen maken omdat hun ouders daarin al de weg kennen, en niet door eigen verdienste. Wat, als het wordt uitvergroot, een besef suggereert dat niet iedereen aan het leven begint met dezelfde kansen om een droom waar te maken, zelfs al hebben ze er wel het talent voor. ‘Graaiflatie’ kreeg dit jaar de meeste stemmen in de peiling: bedrijven misbruiken de inflatiegolf – en de publieke acceptatie dat alles snel duurder wordt – om hun prijzen excessief op te drijven. Zo boeken ze buitensporige winsten op de kap van gewone mensen, die het net door de ‘legitieme’ inflatie zo al erg lastig hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Bestaan die verschijnselen? Zeker wel. Van nepobaby’s zijn tal van anekdotische voorbeelden te bedenken. Van de graaiflatie is in Nederland al een schatting gemaakt. Die bedraagt zowat 20 procent, wat neerkomt op een geheel onverantwoorde, louter op misleiding gesteunde transfer van arm naar rijk van miljarden euro’s. In de buurtsupermarkt kost een brood ook nog altijd de helft meer dan vorig jaar, al boet de belangrijkste factor die diende als argument voor de gestegen prijs – de energieprijzen– al maandenlang fel aan belang in. Afgunstmaatschappij En ze komen ermee weg, met dat graaien en dat nepotisme. Maar het woordspelletje toont aan dat een deel van de publieke opinie die praktijken wel degelijk als oneerlijke bevoordeling en onrechtmatige verrijking ervaart. Die praktijken hebben altijd bestaan, maar de gevoeligheid ervoor is toegenomen. Dat sluit aan bij een bredere bekommernis over de structurele ongelijkheid in de samenleving. Die bekommernis wordt snel weggewuifd als een blijk van jaloezie. In de zogeheten ‘afgunstmaatschappij’ zouden kneusjes het niet kunnen hebben, louter uit nijd, dat anderen financieel of in hun carrière beter af zijn, of desnoods wat gewiekster zijn om met slimmigheidjes en handigheidjes snel wat extra geld te verdienen. Zelfs de gunstige pensioenregeling voor ambtenaren zou leiden tot afgunst bij werknemers in de privésector. Vooral in de fiscaliteit zou die afgunst zich tonen, met name in belastingen die andermans rijkdom en winstjes viseren. De verdenking van jaloezie klinkt in zo’n context als een goedkoop moreel verwijt, en dat is het veelal ook. Dat verwijt gaat immers niet in op de grond van de zaak, maar maakt alleen het motief verdacht als een heimelijke intentie. Die intentie valt evenwel moeilijk te bewijzen. Toch is daar al onderzoek naar verricht: nooit kon worden aangetoond dat afgunst het motief was om nieuwe belastingen in te voeren. Het flauwe argument zegt veel over de vanzelfsprekendheid die velen toeschrijven aan het eigendomsrecht. Hoge belastingen worden door de critici ervan dan ook snel verketterd als een confiscatie, als een sanctie die een eind wil stellen aan een als oneigenlijk beschouwde toestand. De politiek filosofe Ingrid Robeyns, hoogleraar aan de universiteit van Utrecht, is daar rechtlijnig in. Onlangs was er ophef over haar stelling dat niemand meer dan tien miljoen euro zou mogen bezitten. Ze heeft voor dat limitarisme zowel praktische als morele argumenten, om te beginnen dat niemand die tien miljoen euro heeft, zich ooit iets zal moeten ontzeggen om de dag door te komen. Het geval Depardieu Ultrarijken, zo heet het, verwerven met hun fortuin vaak ondemocratische politieke macht. Hun consumptie werkt verkwisting in de hand en is buitensporig belastend voor het milieu en het klimaat. Aan grote fortuinen zit weleens een crimineel kantje. Grote sociale ongelijkheid corrumpeert en ontwricht de samenleving, en verder staat die rijkdom in geen redelijke verhouding tot de persoonlijke verdienste. De meeste rijken hebben hun rijkdom trouwens niet verzameld met hard werken of dankzij hun bijzondere creativiteit, maar hebben ze gewoon geërfd – ze zijn op hun manier ook een soort nepobaby’s (DS 2 december). Dat libertairen tegen zulke stellingen een viscerale aversie koesteren, ligt voor de hand, zeker als wegbelasten het enige middel zou zijn om rijkdom in te perken – wat overigens niet is wat Robeyns bepleit. De aversie is evenwel even groot bij liberale politici of bij al wie de kost verdient in het vermogensbeheer. Daar doen nog andere argumenten de ronde, bijvoorbeeld dat streven naar rijkdom een noodzakelijke prikkel is om professioneel te excelleren. Dat is een erg dubieus argument, maar het raakt wel de kern van het probleem. Die visie verraadt immers een wereldbeeld waarin mensen alleen worden gedreven door materieel gewin. En waarin het ‘excelleren’ van mensen die elke dag met plezier en inzet uit werken gaan, maar het met een bescheiden loon stellen, niet de minste erkenning kan krijgen. Een praktischer argument wil dat hoge belastingen rijken het land doen uitvluchten. Ook daar is weinig empirisch bewijs voor. De inmiddels weer afgeschafte taks op de grote fortuinen leidde tot een kapitaalvlucht van zowat 0,5 procent. Al waren daar wel een paar spectaculaire gevallen bij – die niet toevallig naar België trokken, zoals de acteur Gérard Depardieu. Hij belandde in het Waalse Estaimpuis, waar zijn status van fiscaal vluchteling geen hinder was om hem prompt tot ereburger uit te roepen. Morele bezwaren kwam er pas eerder deze maand, toen hij wegens seksuele excessen in opspraak kwam en zijn ereburgerschap hem, nog voor hij voor wat dan ook was veroordeeld, werd ontnomen. Moraal is beweeglijk, ook als politici erfbelastingen willen delegitimeren door ze larmoyant ‘een taks op verdriet’ te noemen. In het residu van dat alles dringt de vaststelling zich op dat veel bezwaren tegen een kritische kijk op rijkdom, al dan niet via belastingen, steunen op erg zwakke argumenten. Wat de vraag doet rijzen of er hoe dan ook wel steekhoudende argumenten voor aan te voeren zijn. DS, 20-12-2023 (Marc Reynebeau) Laatst aangepast door bijlinda : 30th January 2024 om 03:41. |