actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > Thomas More Kempen > Onderwijs > Mens & Maatschappij
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 7th July 2015, 02:41
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post We moeten het eens over het goede leven hebben

Bladgoud 1: We moeten het eens over het goede leven hebben


Er zijn weinig titels van boeken waarmee je een heel gezelschap in verwarring brengt. Leg Schuld en boete op tafel, Het verdriet van België of Madame Bovary en het veroorzaakt nauwelijks een hapering in het gesprek. Iemand stopt een olijf in de mond en een ander vraagt voorzichtig aan zijn buurman: ‘Madame wie?’ Nee, titels van boeken zijn geen geschikt conversatiemateriaal. Maar deze ene titel van het boek dat bij mij een interesse aanwakkerde waarvan ik niet vermoedde dat ik die in mij had, had een bizar effect op mensen. ‘Hoeveel is genoeg?’, vroeg ik eens. Het gesprek viel stil. Alsof ik een landmijn uit mijn tas had gelicht en midden op de tafel had gelegd. Denkrimpels tekenden zich af op voorhoofden, ogen schoten van links naar rechts, er werd naar het tafelblad gestaard en op vingernagels gebeten. ‘Wat bedoel je?’ ‘Gewoon’, zei ik. ‘Hoeveel is genoeg?’ ‘Hoeveel wat’, kwam de volgende aarzelende reactie.

‘Hoeveel geld?’

‘Bijvoorbeeld, ja.’

‘Goh. Tja. Dat hangt ervan af.’

‘Waar hangt het vanaf?’

‘Geld zijn onze gestolde dromen’, had iemand me ooit verteld en het leek alsof daar aan die tafel de gestolde dromen zich boven de hoofden samenpakten als wolken op een zwoele zomerdag en ieder voor zich begon te berekenen hoeveel die nu precies zouden kosten.


Dat procentje meer

Het deed me denken aan wat Robert en Edward Skidelsky – vader en zoon, econoom en filosoof – schrijven in Hoeveel is genoeg? Dat we het goede leven uit de economische logica hebben gesneden, dat we hamsteraars van spullen zijn geworden en dat kapitalisme niet de spontane neiging heeft om tot iets nobels uit te groeien, dat het aan ons is om het die richting op te sturen. Maar om die richting te bepalen, moeten we voor onszelf kunnen en durven uitmaken wat genoeg is, wat het betekent voldoende te hebben.

We schijnen er geen idee van te hebben. Blijkbaar is er altijd weer net dat procentje meer, dat nieuwe model auto, die grotere jacuzzi, dat extra dividend die een fysieke dam werpen tussen onbevredigd verlangen en voortdurende voldoening. ‘Er bestaat zoiets als perfecte gezondheid, maar geen perfecte rijkdom’, schrijven de Skidelsky’s. Wat in het Engels zo veel beter klinkt als: There is something as perfect health, but not perfect wealth.

Schrik niet, Hoeveel is genoeg? is een boek over ethiek en moraliteit, het is een poging om economie terug te brengen tot de morele wetenschap die ze bij haar ontstaan was. En dat is een verademing. Het spreidt economie zoveel breder uit dan statistieken, handelsbalansen, groeiprognoses en schuldherschikkingen. Het houdt al deze werkinstrumenten tegen het licht en vraagt zich af hoe het zover is kunnen komen dat ze ons wereldbeeld zijn gaan bepalen? Sinds wanneer heeft groei het goede leven uit het openbare debat verdrongen? Of erger: wanneer is het openbare debat gewoon verstomd en zijn we het succes van koopzondagen of recordverrichtingen met bankkaarten als graadmeters van dat goede leven gaan beschouwen? Hoe destructief is ook die permanente waardeverwarring tussen meer en beter?

Vader en zoon Skidelsky speuren naar de wortels van ons economisch discours en die blijken verrassend knoestig te zijn. Zo zat er volgens Adam Smith, de man die we collectief beschouwen als de peetvader van het kapitalisme, minstens zo veel egoïsme als samenwerking in dat kapitalisme. Het was niet zo maar ieder voor zich, het was ieder voor zich en samen voor het grotere goed. Eigenbelang en solidariteit gingen niet ten koste van elkaar, het waren communicerende vaten. Bovendien had dat kapitalisme volgens Smith een duidelijk doel: tijdelijke groei was het middel om tot een staat van genoeg te komen. De stationaire staat, noemde hij die, het was het paradijselijke tijdperk waarin de nood zou verdwijnen en alle menselijke behoeften vervuld zouden zijn. Ook al hechtte Smith nauwelijks belang aan economische voorspellingen, latere berekeningen leerden dat we er nu wel ongeveer zouden moeten zijn, in dat tijdperk van de volledige behoeftebevrediging.

John Maynard Keynes – de econoom die de wereld de openbare werken gaf – liet rond 1928 een soortgelijk ballonnetje op. Niet meer dan twaalf pagina’s telde de lezing die hij een eerste keer uitprobeerde op zijn studenten in Cambridge. Economische mogelijkheden voor onze kleinkinderen, had hij ze als titel meegegeven. Hij zou ze later nog een keer uitspreken, in Madrid, net voor de Spaanse burgeroorlog uitbrak. Het waren economisch en politiek zware tijden. Een continent dat nooit één was geweest, was verdeelder dan ooit. Het kapitalisme dat de wereld in 1929 een eerste keer op de rand van de afgrond had gebracht, zo stelde Keynes, was niet meer dan een overgangsfase. Het doel lag elders. Hij kon het het best beschrijven als – en hij besefte dat het misschien te Bijbels klonk om wetenschappelijk te zijn – gelukzaligheid. En dat doel zou de mensheid in 2030 bereiken. Het leven dat zijn kleinkinderen – wij, dus – zouden leiden, zou in ieder opzicht beter zijn. Beter in de zin van: minder werk, meer vrije tijd. Om die heilsstaat te bereiken was het nodig het kapitalisme een tijd lang te ondergaan, om bepaalde morele waarden in de koelkast te stoppen, om tijdelijk in te zetten op hebzucht en eigenbelang. Het was de faustiaanse deal die nodig was om uiteindelijk dat tijdperk van voldoening binnen te wandelen waarin we tevreden zouden zijn met genoeg.


Behoefte vs. verlangen

Toekomstvisioenen zeggen vaak meer over de tijd waarin ze gemaakt worden dan over de tijd die komen zal. Keynes maakte volgens de Skidelsky’s twee kapitale fouten. Hij ging ervan uit dat mensen een eindige hoeveelheid materiële behoeften hebben en hij slaagde er niet in een onderscheid te maken tussen behoeften en verlangens. De eerste zijn eindig en objectief; de laatste zijn oneindig, trendgevoelig, grillig en vervangbaar. Keynes had nooit verwacht dat de toekomstige mens zich zo door zijn bezit zou laten bepalen, dat meer welvaart omgezet zou worden in meer spullen en dat die spullen zo ontworpen werden dat ze slechts beperkt houdbaar zouden zijn en dat het goedkoper zou worden ze te vervangen dan ze te herstellen. Hij had het niet voorzien. Dat vooruitgang een wedloop van spullen zou worden.

‘Dit boek is een argument tegen onvoldaanheid’, schrijven de Skidelsky’s. Ze blijven dan ook niet met de neus in de grond wroeten naar historische afslagen die we gemist hebben, ze planten richtingaanwijzers voor een wereld waarin alternatieven eindeloos zijn. En ja, dat is een verademing in een tijd waarin we voortdurend te horen krijgen dat om de welvaart te behouden, we de koopkracht moeten aanzwengelen en waarbij de Europese droom gepluimd wordt in de aflossingstabellen van bankiers. Ideeën als een basisinkomen, de beperking van reclame, schuldherschikking, minder consumptiestress en een wereldwijde herverdeling van de welvaart, klinken behoorlijk radicaal, ja zelfs utopisch, maar de Skidelsky’s formuleren ze niet met grote omhalen, ze slaan niet met de vuist op tafel, ze zijn fijnzinnig, beredeneerd en schuwen iedere retorische hoogdravendheid. Plots wordt de utopie aannemelijk en aanlokkelijk. Wat zij voorstellen, is een wereld die binnen de grenzen van het genoeg blijft. Het is een wereld waarin de mens niet naar adem hapt, maar zijn gestolde dromen uit de kast haalt en ze weer vloeibaar laat zijn.

Economie, zo leerde ik uit Hoeveel is genoeg?, is te kostbaar om het aan cijferaars en ministers van Financiën over te laten. Economie is van ons allemaal. Het gaat over het leven. Het goede leven. En niet over shoppingcentra langs dichtgeslibde invalswegen. Of zoals de Sidelsky’s het met hun fijnzinnige scherpte schrijven: ‘Onze aanhoudende verslaving aan consumptie en werk is een gevolg van het verdwijnen van een publiek debat over wat het goede leven is of kan zijn.’

Misschien wordt het tijd om het eens over het goede leven te hebben. Vandaag is er een goede dag voor.

Tine Hens (1974), historica en zelfstandig journaliste, werkte voor ‘De Standaard’, ‘Humo’ en ‘Knack Focus’. Auteur van ‘Oorlog in tijden van vrede’ (Pelckmans 2014), over de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog, en recent van ‘Het klein verzet’ (Epo 2015), het buitengewone verhaal van gewone mensen die de economie een andere richting op duwen.


DS, 04-07-2015 (Tine Hens)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 18:00.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.