actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > ACTUALITEITSFORUM > Vierde Macht (media)
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 22nd January 2011, 15:37
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Arrow WikiLeaks of Jasmijn

WikiLeaks of Jasmijn


Ook al zit niet meer dan achttien procent van de Tunesische bevolking op Facebook, het aandeel van websites en sociale netwerken in de jasmijnrevolutie mag volgens TIMOTHY GARTON ASH niet worden onderschat.



‘De Kleenex-revolutie'? Ik denk niet dat het zal aanslaan, behalve misschien bij de fans van de Libische president Moammar Kadhafi. Toen hij in een televisietoespraak de volksopstand veroordeelde die zijn vriend, de dictator van het buurland Tunesië, aan de dijk had gezet, tierde hij: ‘Zelfs jullie, mijn Tunesische broeders, lezen misschien die Kleenex en dat holle gezwets op het internet.' (‘Kleenex' is Kadhafi's naam voor WikiLeaks). ‘Elke leegloper, elke leugenaar, elke dronkenlap, iedereen die onder invloed is, iedereen die aan de drugs is, kan op het internet zijn zeg doen, en jullie lezen wat ze schrijven en geloven het. Iedereen schrijft daar wat hij wil. Zullen wij de slachtoffers worden van Facebook en Kleenex en You Tube?' Omdat de spreker ook een dictator is, hoop ik vurig dat het antwoord op zijn vraag ‘ja' zal zijn. Laat Kleenex ze wegvegen, de een na de ander, als spuug.

Maar zal dat gebeuren? Welke bijdrage leveren websites, sociale netwerken en mobiele telefoons aan protestbewegingen? Mogen we de gebeurtenissen in Tunesië een ‘Twitter-revolutie' of een ‘WikiLeaks-revolutie' noemen, zoals sommige waarnemers hebben gedaan?


De zegeningen van het net

Evgeni Morozov, een opmerkelijke jonge activist en analist uit Wit-Rusland, gaat in zijn boek The Net Delusion, dat net voor de Tunesische opstand verscheen, in de aanval tegen het luie denken achter die politieke of journalistieke etiketten. De ondertitel van de Engelse uitgave is How Not to Liberate the World: hoe je de wereld niet bevrijdt. Morozov drijft vrolijk de spot met het naïeve optimisme dat elke nieuwe communicatietechnologie lijkt uit te lokken, zeker in de Verenigde Staten. (Zo herinner ik me een artikel van vijfentwintig jaar geleden: ‘De fax zal u bevrijden'.) Hij toont aan dat de beweringen over de bijdrage van Twitter en Facebook aan de groene beweging in Iran overdreven waren. Bovendien kunnen dictators de nieuwe technologieën gebruiken om hun tegenstanders in de gaten te houden, in de val te lokken en te vervolgen. Maar Morozov beweert vooral dat het internet de traditionele mechanismen van de machtspolitiek niet ongedaan maakt. Het is nog altijd de politiek die beslist of een dictator wordt verdreven, zoals in Tunesië, of dat de bloggers afgeranseld worden en in de cel verdwijnen, zoals in Morozovs Wit-Rusland.

Zijn kritiek is heilzaam, maar zoals de meeste revisionisten overdrijft Morozov in de omgekeerde richting. Tunesië komt net op tijd om zijn correctie te corrigeren. Het ziet er immers naar uit dat het internet inderdaad een belangrijke rol heeft gespeeld in de verspreiding van het nieuws over de zelfmoord die de vonk aan het kruitvat van de protesten stak, en daarna in de vermenigvuldiging van die protesten. Naar schatting 18 procent van de Tunesische bevolking zit op Facebook en de dictator vergat de site op tijd te blokkeren.

Bij de hoog opgeleide jongeren die massaal op straat kwamen, was de online (en mobiele) participatie ongetwijfeld nog veel hoger. Nouredinne Miladi, een academicus, citeert een schatting dat de helft van de Tunesische televisiekijkers een satellietschotel heeft en merkt op dat ‘Al Jazeera in zijn directe verslaggeving over de gebeurtenissen erg afhankelijk was van Facebook en You Tube'. Online burgerjournalistiek wordt dus een voedingsbron voor de professionele satelliettelevisie.

Bovendien kennen deze media geen grenzen. Een prominente Britse Maghreb-specialist liet me zijn Facebook-pagina zien, waar hij veel gewezen studenten uit de Maghreb als vrienden heeft. Verscheidene Marokkanen hadden hun Facebook-pictogram in een Tunesische vlag veranderd of in een Tunesisch-Marokkaans liefdeshartje, als teken van hun enthousiasme over de eerste geslaagde volksopstand tegen een Arabische dictator in meer dan 45 jaar. Dat is natuurlijk een kleine groep maar elites zijn altijd belangrijk, ook in protestbewegingen.

Zine el-Abidine Ben Ali kon nog terugslaan voor hij ten val kwam. ‘Phishing-aanvallen' op Gmail- en Facebook-accounts leverden wachtwoorden en e-mailadressen van vermeende tegenstanders op. Vooraanstaande bloggers als Slim Amamou werden opgepakt. Dat bevestigt Morozovs argument dat het internet een tweesnijdend zwaard is. Maar het is ook een dubbelzinnig compliment voor het belang van de nieuwe media. Terwijl ik dit schrijf, zit Amamou in de nieuwe voorlopige coalitieregering in plaats van in de gevangenis.


Amerikaanse dubbelzinnigheid

Niemand weet wat er morgen zal gebeuren, maar tot nu toe is de Tunesische opstand een geweldig hartverwarmend gebeuren geweest – vooral omdat het een authentieke, huisgemaakte, grotendeels spontane beweging was die weinig steun kreeg van de westerse machten. (En soms werd tegengewerkt: tot op het allerlaatste ogenblik bood Frankrijk zijn expertise in ordehandhaving aan om de Lodewijk XVI van Tunesië in het zadel te houden. Het land van de vrijheid moet zich schamen!)

De nieuwe informatie- en communicatietechnologieën hebben een rol gespeeld in het succes van deze opstand. Ze hebben hem niet veroorzaakt maar wel geholpen. Volgens specialisten kan Tunesië, met zijn kleine, relatief homogene, stedelijke en goed opgeleide bevolking en zijn (tot nu toe) gematigde, vreedzame, grotendeels verbannen moslimfundamentalisten, een baken van verandering worden in de Maghreb. Als alles goed gaat, zullen het internet en de satelliettelevisie dat nieuws door de Arabische wereld verspreiden.

Het internet levert dus wapens aan zowel de onderdrukkers als de onderdrukten, maar niet, zoals Morozov lijkt te impliceren, in gelijke mate. De onderdrukten krijgen in verhouding meer wapens. Daarom denk ik dat Hillary Clinton gelijk heeft wanneer ze de wereldwijde informatievrijheid in het algemeen en de vrijheid van het internet in het bijzonder een van de cruciale kansen van onze tijd noemt. Maar er zijn ook gevaren, zoals Morozov terecht aanstipt.

Als de vrijheidsstrijd op het internet te sterk met het Amerikaanse buitenlandbeleid geïdentificeerd wordt, en dat beleid op zijn beurt met Amerikaanse bedrijven zoals Google, Facebook en Twitter (die in termen van personeel een soort draaideurrelatie met de Amerikaanse regering beginnen te ontwikkelen), kan dat contraproductief zijn. Overal ter wereld zullen autoritaire regimes dubbel zo hard hun best doen om de Amerikaanse platformen, die niet toevallig vaak de beste en de meest vrije zijn, te censureren en onder toezicht te houden. Deze regimes zullen liever hun eigen, strakker gecontroleerde binnenlandse alternatieven promoten, zoals het Chinese Baidu.

De Amerikaanse regering is bovendien erg inconsequent in haar houding tegenover de vrijheid van het internet. Ze leest China en Iran de les omdat zij hun tegenstanders heimelijk bespioneren, terwijl ze net hetzelfde doet met mensen die zij een gevaar voor de nationale veiligheid vindt. Ze prijst de wereldwijde informatievrijheid maar klaagt dat WikiLeaks ‘een bedreiging voor de internationale gemeenschap is' – een opmerkelijke uitspraak van Clinton.

Ook in dat opzicht is Tunesië leerrijk. Van een ‘WikiLeaks-revolutie' of een ‘Twitter-revolutie' spreken is absurd. Maar de onthulling door WikiLeaks van wat de VS over de tomeloze corruptie onder Ben Ali wisten, was wel degelijk een van de druppels die de Tunesische emmer van miserie deden overlopen. Er was zelfs een speciale website die de Amerikaanse rapporten over Tunesië verspreidde en besprak (tunileaks.org). De Tunesiërs hadden WikiLeaks niet nodig om hen te vertellen dat de familie van de president een kartel was dat zichzelf verrijkte, beschermd door zware jongens. Maar de concrete informatie over de corruptie, bevestigd door het gezag van Buitenlandse Zaken, de wetenschap dat de Amerikaanse supermacht het regime dat ze officieel bevriendde, binnenskamers verachtte en het besef dat andere Tunesiërs dat ook wisten, omdat het allemaal online stond: al die elementen hebben vast en zeker een impact gehad.

Als Clinton dus wil beweren – volgens mij terecht – dat de infrastructuur voor de wereldwijde uitwisseling van informatie, met Amerika als pionier, heeft bijgedragen tot de kwetsbare wedergeboorte van de vrijheid in Tunesië, hoort ze in feite WikiLeaks te bedanken – of Kleenex, zoals Kadhafi zou zeggen. Maar dat zal niet voor morgen zijn.

Timothy Garton Ash, doceert Europese studies aan de universiteit van Oxford, columnist voor The Guardian


DS, 22-01-2011
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 11:08.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.