actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > NASLAG > Sociaal-wetenschappelijke achtergronden
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 30th June 2009, 16:55
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post De kiezer is de verliezer

De kiezer is de verliezer


Waren de voorbije verkiezingen historisch? Heeft de kiezer een 'signaal' gegeven? Waarom klopten de peilingen weer niet? En was de kritiek op de VRT-verslaggeving terecht? Nu het stof wat is gaan liggen, vertelt LUC HUYSE wat hem van 7 juni is bijgebleven.



Historisch, zo zijn de voorbije verkiezingen (alweer) genoemd. Misschien is het moment gekomen om - nu de rook om ons hoofd al wat is verdwenen - enkele vaststellingen opnieuw te bekijken. Ik doe het in een viertal stappen.

1. 'Wie denkt dat de uitkomst van de verkiezingen in de stemhokjes is ontstaan en daar alleen, heeft het verkeerd voor. Tussen 8 uur en 13 uur zijn de stemmen in het gelid gesprongen, dat wel. Maar de omzetting van cijfers en getallen in winnaars en verliezers gebeurde grotendeels tussen 20 uur en 22 uur in de redactiekantoren van de kranten en tijdens de verkiezingsshows.' En, gaat de tekst verder, dat weegt zwaar door in de politieke perceptie van de stembusgang. Een ander citaat: 'Want wat heeft die miljoenen kiezers bewogen? Welke motieven en gevoelens gaan schuil achter hun “signaal,? De politicus of de waarnemer die dan als eerste met aplomb een plausibele verklaring verzint, kan evenzeer een perceptie creëren. Die kan per definitie nooit meer zijn dan nattevingerwerk, maar ze schept wel de illusie dat ze een werkelijkheid is. Zoals gebeurde in 2007. Uit het succes van het kartel CD&V/N-VA groeide toen de perceptie dat de Vlaming met zijn stem massaal zijn hunker naar een grote staatshervorming had uitgesproken. Wetenschappelijk onderzoek leerde achteraf dat dit niet het geval was geweest.' Zijn dat twee recente commentaren? Neen. De eerste verscheen tweeëntwintig jaar geleden in De Nieuwe Maand, tijdschrift voor politieke vernieuwing. Verkiezingen win je in studio 5 was de titel van het stuk. Nummer twee komt uit een column van Mark Reynebeau in De Standaard van 10 juni 2009.

De vaststelling dat de strijd om de perceptie geregeld grotere politieke gevolgen heeft is dan de strijd om de kiezer is niet nieuw. Zoals ook het ruime aandeel van de politieke redacties in de uitkomst van dat gevecht al langer beschreven is. Alleen leidt het nauwelijks tot bezinning en reactie. Dat manco verwekt een democratisch deficit. Want de kiezer is de verliezer. Zijn stem is niet met de nodige aandacht beluisterd. Anderen hebben voor hem of haar bepaald wat zijn of haar boodschap was. Zoals in het refrein dat 'de kiezer duidelijk verandering wil'. Of, in een commentaarstuk van deze krant, dat 'de Vlaamse kiezer zich niet neerlegt bij het Belgische status-quo'. En als een dik jaar later ernstige studies correcties aanbrengen op het te snel gevormde beeld, zijn de politici en de media al volop met de volgende stembusgang bezig.


2. Uiteraard kan er met de vorming van een nieuwe regering niet gewacht worden tot het 'signaal van de kiezer' haarscherp is ontleed. Een portie op perceptie gesteunde diagnose is bijgevolg niet te vermijden. Maar moet dat tot berusting leiden?

Van de federale verkiezingen van 2007 is geweten dat een handig aangereikte interpretatie - de meeste Vlamingen willen een verregaande staatshervorming - grotendeels op los zand rustte. Een mens verwacht dan dat politici en journalisten de volgende verkiezingsdag in hun analyses wat bedachtzamer tewerk zullen gaan. Is dat drie weken geleden gebeurd? Toch zeker niet door diegenen die, aan beide zijden van de taalgrens, de stemmen van N-VA, LDD en Vlaams Belang bijeentelden (36procent) en daaruit besloten dat één op de drie Vlamingen het separatisme genegen is. Mark Reynebeau en Dave Sinardet hebben daar in deze krant, met de lessen van juni 2007 in de hand, grote vraagtekens bij gezet. Terecht, want het kiezerskorps van elk van deze drie partijen drijft op een mengelmoes van uiteenlopende motieven en beweegredenen.

Er is in electoraal België al lang een groep kiezers, die uit protest of verveling ('die verdomde opkomstplicht') of oprechte zucht naar verandering de voorkeur geeft aan partijen die niet tot het politieke establishment behoren. De omvang van dat gezelschap varieert van verkiezing tot verkiezing, maar verdwijnen doet het niet. In elke nieuwe generatie is die onderstroom aanwezig. Tussen 1961 en 1968 won de Volksunie 325.000 kiezers. FDF en Rassemblement Wallon boekten samen een even hoge winstscore. De spectaculaire aanwas van deze partijen is toen geïnterpreteerd als het product van de losgebroken spanningen tussen Vlamingen en Franstaligen. Honderdduizenden Belgen, zo zei men, lieten zich leiden door communautaire gevoelens en emoties. Andere lezingen van deze uitslag bleven onopgemerkt. Zo vonden sociologen van de ULB (in een enquête bij iets meer dan 4.500 kiesgerechtigden, waarvan de resultaten in Le comportement politique des électeurs belges zijn verschenen) dat slechts twee op de drie VU-kiezers in 1968 de communautaire kwestie opgaven als draagvlak voor hun keuze. Bij RW-FDF was het aandeel van die groep nog een stuk kleiner (50procent in Wallonië, 58procent in Brussel). Vandaar de hypothese dat VU, FDF en RW - als nieuwe en dus onbezoedelde partijen - als megafoon dienden voor een of ander protestgedrag. Ook Agalev zal in de jaren tachtig een pak van dat soort stemmen aangetrokken hebben. Dat die partij bij de verkiezingen van 1991 nogal wat aanhang verloor aan Rossem en Vlaams Blok ondersteunt die hypothese. Het viel in die jaren trouwens op dat enige collaboratie met het politieke establishment - hoe beperkt ze ook was - deze partijen stemmen kostte. Het protest zocht dan een andere weg. Want dit type kiezer is erg mobiel.

Vandaag in Vlaanderen voedt de onderstroom waarvan ik sprak vooral N-VA, LDD en Vlaams Belang. Maar ook bij de aanhang van de andere partijen is de variëteit aan motieven groot. De democratie zal erbij winnen als dat gegeven geregeld tot een open debat kan leiden. Nu is het, helaas, zo dat wie het gewicht van de flamingantische reflex in het kiesgedrag relativeert, meteen als belgicist gebrandmerkt wordt.


3. De dag na 7 juni was te lezen en te horen dat de opiniepeilers weer eens de grootste verliezers waren. Maar is dat wel zo zeker? Natuurlijk heeft TNS-Media/Dimarso, de Madame Soleil van De Standaard en de VRT, serieuze missers gescoord. Het was twee jaar geleden al niet anders. Een peiling, een paar weken voor de federale verkiezingen van 2007, leidde in deze krant tot de volgende bedenking: 'Lijst Dedecker komt nergens boven de kiesdrempel. Jean-Marie Dedecker haalde bij de vorige peiling in maart nog 3,2 procent, maar strandt nu op 2,1 procent. In plaats van de zelf vooropgestelde 8 procent, “Olympisch goud,, dreigt verbanning naar de eeuwige jachtvelden van de Wetstraat.' LDD sprong uiteindelijk met 6,7procent gemakkelijk over de kiesdrempel. In de aanloop naar de verkiezingen van juni 2009 doet zich dan het omgekeerde voor. In oktober 2008 zag een peiling de lijst van Dedecker klimmen tot 16,2procent. De krant schreef over 'een onstuitbare groei' en 'hondstrouwe kiezers'. Op 6 juni, daags voor de electorale oordeelsdag, sprak een nieuwe voorspelling nog van 11,7procent LDD haalde uiteindelijk 7,7procent. Journalisten riepen verzachtende omstandigheden in: een jonge partij is erg wispelturig, het lukt niet om ze correct in beeld te brengen. Maar waarom dan dat schreeuwerige commentaar bij de cijfers van oktober 2008?

En toch zijn leverancier en opdrachtgever van peilingen geen verliezers. De ene staat aan de kassa. De andere wint op twee vlakken. Voorspellingen hebben vooreerst hoge amusementswaarde. Dat is goed voor de verkoop, zeker op zaterdag. De VRT van zijn kant ziet de kijkcijfers stijgen. Tegelijkertijd tonen de politieke redacties hun macht. Hoofdredacteur Peter Vandermeersch verwoordde dat op 11 oktober 2008 heel treffend: 'Politieke peilingen zijn gevaarlijke instrumenten. Ze proberen niet enkel de krachtsverhoudingen te meten tussen de politieke formaties onderling en binnen in de partijen. Ze beïnvloeden ook het gedrag van de politieke actoren. Het was een peiling van De Standaard/VRT die Jean-Luc Dehaene ertoe aanzette om in 2004 toch weer deel te nemen aan de Europese verkiezingen. Het was ook onze peiling die de N-VA ervan overtuigde dat een kartel met CD&V het enige vehikel was om de regionale verkiezingen van 2004 te overleven.' De dag waarop dit citaat verscheen voorspelde de krant 16,2procent voor LDD. Toen is die partij op het verkeerde been gezet. Allerlei volk zag in de Lijst Dedecker interessante carrièrekansen en stroomde de open poort binnen. Het gevolg was de 'onstuitbare groei' van interne ruzie en afrekeningen. Weer had een door een peiling verwekte virtuele realiteit een tastbare werkelijkheid opgeleverd. Journalisten vinden dat ongetwijfeld erg opwindend.

Commerciële peilingen zijn slechts het fastfood van de politieke berichtgeving. Toch gaat men er mee door. In de context van een zeer concurrentiële mediamarkt is dat goed te begrijpen. Peilingen slagen als verkoopstechniek en zij boetseren de politieke werkelijkheid. Het is maar dat de lezer en de kijker het weten.


4. De verkiezingsprogramma's van de openbare omroep hebben zo te zien alleen in eigen huis applaus gekregen. Vooral Knack heeft met vitriool gegooid. Ook het eindrapport dat in De Standaard verscheen was zeer kritisch: 'Anderhalf uur debat laten volgen door nog eens 50 minuten nabeschouwing, dagelijks een politiek avondprogramma op Eén en op Canvas: het was een stevige brok. Maar inhoudelijk was de bloedarmoede vaak hemeltergend.' (Over Radio 1 is, zoals gebruikelijk, minder evaluatie verschenen.) Het probleem is niet dat er te weinig degelijke informatie wordt geboden. Maar een mens moet al echt doorgeleerd hebben om het koren in het overvloedige kaf terug te vinden. Van de kant van de VRT is de reactie steevast: de Vlamingen kijken massaal, zelfs het biechtstoelprogramma van Bracke en Torfs trok 627.689 kijkers. Is dat dan toch het enige criterium? Waarom horen we niets over de waarderingscijfers? Welke leeftijdsgroepen zijn bereikt en welke niet? Waarom wordt er gekeken, om politiek wijzer te worden of, wat ik vrees, omdat het vrolijke entertainment nooit veraf is? Maar vooral, wat wilde de VRT, als openbare omroep met een politieke verantwoordelijkheid, zelf bereiken? En hoe ziet het interne rapport er op dat vlak uit? Overigens is het niet te begrijpen waarom de politieke redactie van de omroep zo krampachtig reageert op kritiek van buitenaf. Waarom zet zij niet in op een publiek debat, dat ook op het scherm gevoerd mag worden? Het kan de VRT alleen maar beter maken.

Luc Huyse is emeritus hoogleraar sociologie aan de KU Leuven.


DS, 30-06-2009
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 17:30.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.