|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
‘We moeten kinderen leren leven met onopgeloste vragen en tegenstrijdige visies’
‘We moeten kinderen leren leven met onopgeloste vragen en tegenstrijdige visies’
Y.N. Harari, Sapiens. Hoe wij het machtigste dier op aarde werden, 2022. Yuval Noah Harari heeft een missie. Hij wil kinderen een stem geven in de grote debatten. En dus moeten ze wetenschappelijk leren denken. ‘De wereld verandert sneller dan ooit. We hebben meer input van jonge mensen nodig.’ Sinds hij de wereld veroverde met zijn bestseller Sapiens is de Israëlische historicus Yuval Noah Harari alomtegenwoordig, een publieke intellectueel met een drukke agenda, een man met een missie. Onvermoeibaar trekt hij de wereld rond, zetelt in panels, geeft interviews en lezingen. Afgelopen zomer was hij nog te gast op de Love Tomorrow Conference, het duurzaamheidsevenement van Tomorrowland. Met sterauteurschap komt invloed, en die invloed wil Harari aanwenden om te wegen op de grote debatten die de toekomst van de mensheid zullen bepalen. Hij en zijn partner Itzik hebben een organisatie opgericht die een team van vijftien mensen tewerkstelt: het voornaamste doel van Sapienship is het gesprek te stimuleren over de grote uitdagingen van vandaag, zoals ecologie, duurzaamheid en klimaatopwarming. Een van de projecten van Sapienship is een vierdelige kinderboekenreeks, gebaseerd op Harari’s boek Sapiens, bedoeld voor kinderen vanaf tien jaar. Het eerste deel, Hoe wij het machtigste dier op aarde werden, verscheen deze week. Net als in Sapiens legt u in Hoe wij het machtigste dier op aarde werden sterk de nadruk op onze superkracht: ons vermogen om verhalen te verzinnen. Wilt u dat kinderen zich ervan bewust worden dat de wereld zoals wij ze zien een constructie is? ‘De belangrijkste boodschap van het boek is dat de wereld niet zo hoeft te zijn zoals ze is. Ze is gevormd door onze ideeën en verhalen. Alles wat menselijk is, is gebaseerd op een verhaal. Dat betekent dat we dingen kunnen veranderen, dat is het goede nieuws. Als je denkt dat er een eeuwige, onveranderlijke orde der dingen is, dan is verandering onmogelijk, hoe schadelijk of onrechtvaardig iets ook is. Maar als je gelooft dat de wereldorde het gevolg is van verhalen die mensen hebben verzonnen en doorverteld, en dat sommige van die verhalen leed of problemen veroorzaken, dan kunnen we die constructies en de regels en wetten die eruit voortvloeien veranderen. Ongeacht of het nu om een economisch, een politiek of een religieus systeem gaat: het hangt van ons af.’ ‘Ik denk dat het makkelijker is voor kinderen om dat idee te aanvaarden dan voor volwassenen. Neem het idee van geld. Voor volwassenen is het heel moeilijk om zich te realiseren dat geld en alles daaromheen een menselijke creatie is. Omdat we dat verhaal zo vaak hebben horen vertellen dat we het vanzelfsprekend zijn gaan vinden. Iedereen doet zoveel moeite om geld te vergaren en te beheren dat het extreem moeilijk is om eventjes stil te staan en te zeggen: “wacht even, de enige plek waar dit echt bestaat, is onze verbeelding.”. Voor tienjarigen is dat veel makkelijker aan te nemen, omdat ze dat verhaal nog niet zo vaak hebben gehoord en er nog niet de gevangene van zijn. Ze hebben het niet moeilijk om zich te realiseren dat dit de sprookjes zijn die volwassenen aan elkaar vertellen.’ Maar we vertellen hen die verhalen wel, en dus geven we ook onze gevangenschap door. ‘Dat is wat we vaak doen, ja. Een essentiële vraag voor elke ouder, elke leraar, elke schrijver van kinderboeken is: wat willen we eigenlijk van kinderen? Heel vaak willen we dat ze de zware vracht die wij een heel leven met ons meedragen – het gewicht van onze ideeën, onze gekoesterde overtuigingen – van ons overnemen: ik heb deze dingen heel mijn leven gedragen en nu is het jouw beurt. Je moet blijven geloven in mijn religie, in mijn politieke overtuigingen en mijn economische theorieën. Je kunt je dat verbeelden als een loodzware zak die elke generatie op de volgende dumpt. Maar het hoeft niet zo te gaan. In plaats van de volgende generatie te belasten met onze angsten en overtuigingen kunnen we het ze makkelijker maken om zich daarvan te bevrijden door eerlijker te zijn over het feit dat we soms gevangenzitten in verhalen die mensen eeuwen geleden hebben gecreëerd. Eerlijk zijn betekent niet dat we ze allemaal meteen overboord moeten gooien, sommige verhalen zijn juist heel waardevol. Maar we moeten wel de vrijheid creëren om te beslissen met welke verhalen we verdergaan en welke we willen veranderen.’ Moeten volwassenen ook eerlijker zijn over wat ze wel en niet begrijpen van de wereld? ‘Dat is belangrijk. Als je dingen met veel aplomb poneert om te maskeren dat je iets niet weet, bezorg je jongeren een hoop ballast . Een belangrijk deel van wat we doen aan de universiteit is jongeren de foute dingen die ze eerder hebben geleerd weer afleren. Als we iets niet weten, moeten we dat gewoon toegeven en het houden bij de feiten die we wel kennen en de mogelijke theorieën die erover bestaan. Dat is heel moeilijk voor volwassenen, vooral als het om belangrijke kwesties gaat. Maar het is evengoed moeilijk voor jongeren, omdat ze de wereld willen begrijpen. Ze zijn op zoek naar zekerheid, want dat geeft houvast. Veel van mijn studenten houden er niet van als ik zeg dat we iets niet weten en dat er verschillende, tegenstrijdige argumenten en feiten zijn. Zij willen weten: wat is het juiste antwoord? Wat vul ik in op mijn examen? Dat is een verleiding waaraan ze moeten leren weerstaan. Een belangrijk deel van wetenschappelijke opvoeding is kinderen leren leven met onopgeloste vragen en tegenstrijdige visies. Natuurlijk zijn er feiten in de wetenschap, er zijn veel feiten, maar er zijn ook gebieden waar conflicterende theorieën en onwetendheid heersen en ze hoeven zich daardoor niet te laten afschrikken.’ U stelt in het boek vaak rechtstreeks vragen aande lezer. Maakt dat deel uit van de wetenschappelijke opvoeding die u kinderen wil geven? ‘Het boek geeft vaak geen sluitende antwoorden. Het werpt vragen op waarop we niet altijd het antwoord weten. Maar het is beter om vragen te hebben waarop we het antwoord niet weten dan antwoorden die mensen niet in vraag mogen stellen.’ ‘Vragen stellen daagt kinderen ook uit om kritisch te denken, en zoals ik eerder al zei: te leren leven met onzekerheid. Wetenschap begint met toegeven dat je iets niet weet. Als je denkt dat je alles al weet, dan is er geen ruimte voor wetenschap. Dan hoef je geen nieuwe fenomenen te onderzoeken of experimenten meer uit te voeren.’ Maar onzekerheid leidt er bij bepaalde mensen toch ook toe dat ze zich fanatiek aan bepaalde verhalen vastklampen? ‘Het nut van geschiedenis is dat ze toont hoe alles verandert, hoe mensen volkomen overtuigd kunnen zijn van een bepaald idee en dat idee enkele eeuwen later plots loslaten. Ik geef in het boek het voorbeeld van de gezinssamenstelling. Veel mensen zijn ervan overtuigd dat het traditionele gezin – man, vrouw en hun gezamenlijke kinderen – al duizenden jaren de norm is. Als ze om zich heen kijken, zien ze andere constellaties, en dan zeggen ze: dat is een modern fenomeen dat tegen een lange traditie indruist, en dat is een slechte zaak. Maar het traditionele kerngezin is niet altijd en overal de norm geweest. Als je bijvoorbeeld alleen al naar de Bijbel kijkt, zie je verschillende gezinsstructuren, waaronder: één man en verschillende vrouwen en hun kinderen.’ ‘We hebben ook geen tastbare aanwijzingen over hoe de gezinssamenstelling eruitzag in de steentijd. In het boek overloop ik verschillende feiten die ons daarover misschien iets kunnen leren, zoals de 257 voetafdrukken die een groep neanderthalers 80.000 jaar geleden achterliet op een zandduin in Le Rozel in Frankrijk: velen van hen waren tieners, er was zelfs een peuter bij. Of je hebt restanten van kampen van 20.000 of 30.000 jaar geleden. Op basis van die puzzelstukjes kun je proberen iets te zeggen over de gezinsconstellatie waarin mensen leefden. Maar heldere antwoorden krijg je niet, alleen een aantal mogelijke opties. Het meest plausibele antwoord is dat er verschillende samenlevingsvormen waren in verschillende culturen.’ Als we de snel veranderende wereld van vandaag willen begrijpen, moeten we inzicht hebben in gisteren. Maar hoe leg je het aan boord om kinderen die geschiedenis saai vinden bij de les te houden? ‘Als je van geschiedenis iets van het verleden maakt, over een of andere koning die een oorlog uitvocht met een andere koning, dan vinden veel kinderen dat oersaai, omdat ze er geen enkele voeling mee hebben. Het is belangrijk dat je aantoont dat geschiedenis niet iets van het verleden is. Het is de studie van verandering en is nauw verbonden met het heden en met het leven van elk van ons. De beste manier om kinderen betrokken te houden, is vertrekken van kwesties en problemen die spelen in hun eigen leven, om dan terug te keren in de tijd om te begrijpen hoe we zover zijn gekomen. Ik zou een les over democratie en dictatuur bijvoorbeeld beginnen met de vraag: hoe gaan jullie om met pestkoppen? Daar krijgen veel kinderen mee te maken, maar het is evengoed een cruciale vraag in de politieke geschiedenis. Hoe gingen mensen duizenden jaren geleden om met een bullebak die iedereen in de stad of de stam naar zijn pijpen wilde laten dansen? En onder welke omstandigheden hebben dat soort pestkoppen zoveel succes dat ze uitgroeien tot een dictator? Veel kinderen zijn misschien niet geïnteresseerd in geschiedenis, maar wel in hoe je een pestkop aanpakt.’ ‘Of je kunt stilstaan bij hun dagelijkse schoolleven. In veel landen ziet een traditionele school eruit als een massieve betonconstructie met klassen waarin groepen van pakweg dertig leerlingen om het uur een andere volwassene zien binnenkomen die hen onderwijst in een andere discipline. Waar komt dat idee vandaan? Scholen hebben niet altijd bestaan. Dat is een goede manier om les te geven over de geschiedenis van de opvoeding, maar ook over de industriële revolutie. Want het model van de moderne school is een industrieel model, het is een educatiefabriek, die niet alleen industriële methoden hanteert om kinderen te onderwijzen – als een soort educatieve assemblagelijn – maar hen ook voorbereidt op een baan op kantoor of in de fabriek. Het is exact hetzelfde wereldbeeld: of je het nu leuk vindt of niet, je gaat hier 45 minuten zitten en deze regels en voorschriften volgen. Wat je ook leert, wiskunde, fysica, geschiedenis – of misschien leer je zelfs helemaal niets – wat je in ieder geval leert, is discipline. Als kinderen beseffen dat de geschiedenis van de industriële revolutie niet ver van hun bed is, maar relevant is voor hun dagelijks bestaan, kun je verder gaan denken. Waarom is de school nog altijd op deze leest geschoeid? De industriële revolutie is voorbij, de economie ondergaat diepgaande veranderingen. Waarom worden we dan in het derde decennium van de 21ste eeuw nog altijd onderwezen volgens een voorbijgestreefd industrieel model?’ U houdt van gedachte-experimenten: wat als. Wat als er nog steeds verschillende mensensoorten zouden zijn, zoals neanderthalers en denisova-mensen? ‘Dat is een van de grote vragen. We kunnen ervan uitgaan dat sapiens niet heel vriendelijk was ten aanzien van andere mensensoorten, al hebben Europeanen gemiddeld twee à drie procent neanderthal-DNA. Dat betekent dat neanderthalers en sapiens niet alleen seks hebben gehad, maar ook samen kinderen hadden die tot de sapiens-soort bleven behoren. Dat is iets om over na te denken. Als Viktor Orban bijvoorbeeld tekeergaat tegen de rassenvermenging van Europeanen en niet-Europeanen, vergeet hij dat hij wellicht zelf gemengde voorouders heeft, zelfs niet gewoon van een andere kleur, maar van een andere soort.’ ‘Het is vreemd dat sapiens de enige overblijvende soort is. Van veel andere dieren bestaan veel meer soorten: bruine beren, grizzlyberen, pandaberen. Dat heeft verstrekkende gevolgen gehad voor onze identiteit, doordat we van onszelf zijn gaan denken dat we uniek zijn. Je hebt al die andere dieren, en dan heb je mensen. Als er nog steeds neanderthalers en denisova-mensen zouden rondlopen, zouden religie en politiek er heel anders uitzien, dan zouden we gewend zijn aan het idee dat mensen niet zo uniek zijn.’ De vroege sapiens was ervoor verantwoordelijk dat de helft van alle grote dieren uitstierven. Ze waren zich daar niet van bewust, maar wij weten wel wat onze acties teweegbrengen. Wilt u kinderen verantwoordelijkheidsgevoel bijbrengen? ‘Ja, dat is een deel van de boodschap van dit boek. We zijn zo machtig geworden dat we de planeet overheersen, maar dat is niet iets om trots op te zijn, want we hebben onderweg vreselijke dingen uitgehaald met andere dieren en het klimaat. We moeten veel meer verantwoordelijkheidszin hebben over wat we doen of niet doen. Maar dat is iets wat hoe dan ook heel sterk leeft onder jonge mensen.’ U bent een academicus die het gewend is om voor volwassenen te schrijven. Hoe moeilijk was het om uw stijl aan te passen aan een jonger publiek? ‘Ik had steun van een heel team, waar ook kinderboekenschrijvers bij zaten. Waar ik al snel achter kwam, was dat schrijven voor kinderen moeilijker is, omdat wat je schrijft heel helder en concreet moet zijn. Als je voor volwassenen schrijft en je hebt niet helemaal helder in je hoofd wat je wilt zeggen, dan kun je daarmee wegkomen. Dan schrijf je in lange, ingewikkelde zinnen met ingewikkelde begrippen. Als lezers het dan niet helemaal vatten, denken ze dat je te slim bent voor hen. Bij kinderen werken die trucs niet. Die flikkeren het boek dan meteen in een hoek. Als je het kapitalisme wilt uitleggen aan een tienjarige moet je dat heel helder doen, en dus moeten de gedachten in je hoofd ook heel helder zijn. Dit boek heeft me veel meer denkwerk en research gekost dan ik had verwacht. Het was niet gewoon het boek voor volwassenen wat insnoeien.’ ‘Maar ik zie het als een plicht voor de academische gemeenschap om bruggen te bouwen tussen de laboratoria en archieven en de laatste bevindingen in de wetenschap en de meerderheid van de mensen, zeker ook jonge mensen. Nu we voor zo’n grote uitdagingen staan, is het belangrijk om mensen de tools in handen te geven waarmee ze kunnen deelnemen aan de grote debatten van onze tijd. Meer en meer van die discussies zijn gestoeld op wetenschappelijke kennis: de klimaatopwarming, de pandemie… Om te kunnen deelnemen aan de discussie over covid moet je enkele dingen weten over wat voor virus dat is, hoe het zich verspreidt en hoe vaccins werken. Dat geldt ook voor nieuwe technologieën zoals artificiële intelligentie. Daar zullen in de nabije toekomst grote politieke vraagstukken uit voortvloeien. Ook daarvoor is kennis nodig. De wetenschappelijke wereld moet mensen helpen die kennis te vergaren. En daar moeten we vanaf jonge leeftijd mee beginnen. De wereld verandert sneller dan ooit tevoren, waardoor de ervaring van volwassenen minder relevant wordt voor wat er nu gebeurt. We hebben meer input nodig van jonge mensen, omdat zij iets meemaken wat niemand eerder in de geschiedenis ooit heeft meegemaakt. Dus het gaat niet op om jonge mensen te zeggen: je bent nog te jong, laat de volwassenen het maar onder elkaar regelen. Alleen: om te kunnen deelnemen aan de discussie hebben jongeren een wetenschappelijke basis nodig. Dat is een belangrijke drijfveer voor dit project.’ Tegelijk is er een steeds mondigere beweging die wetenschap wegzet als fake news. ‘Dat is een extreem gevaarlijke ontwikkeling. We hoeven geen blind vertrouwen te hebben in de wetenschap. De schoonheid van wetenschap is dat ze fouten maakt en bereid is die fouten te erkennen. Dat is hoe ze vooruitgaat. Wetenschappers claimen niet dat ze onfeilbaar zijn of de wijsheid in pacht hebben. De hele wetenschappelijke methode is gebaseerd op het in vraag stellen van de theorieën van je voorgangers. Maar dat betekent niet dat er geen feiten bestaan. We leven in een complexe wereld waarin steeds meer politieke beslissingen gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Het gevaar bestaat dat wetenschap gepolitiseerd wordt. Maar het antwoord is niet: schaf de wetenschap af. Het antwoord is: doe aan wetenschap op een nog hoger niveau, want er is geen andere optie. Als je niet kunt vertrouwen op wetenschap als het om klimaatopwarming, pandemieën of artificiële intelligentie gaat, waar kun je dan wel op vertrouwen?’ DS, 17-09-2022 (Veerle Vanden Bosch) |