Er zijn steeds meer aanwijzingen dat intelligentie - op zijn minst voor een deel - genetisch bepaald is. Een team van Europese en Amerikaanse wetenschappers heeft bij een onderzoek bij bijna 80.000 mensen 52 genen geïdentificeerd die gelinkt zijn aan de mentale begaafdheid.

Toch zijn deze genen niet allesbepalend, stellen de onderzoekers vandaag in Nature Genetics. Hoewel ze verband houden met de intelligentie, is hun gecombineerde invloed daarop slechts minuscuul. Volgens de onderzoekers zijn nog duizenden andere, nog niet geïdentificeerde genen betrokken. Bovendien speelt ook de omgeving een rol.

Toch wordt het dankzij deze bevindingen al mogelijk om experimenten op te starten naar de biologische basis van de manier waarop we redeneren en problemen oplossen, menen experten. Bovendien zijn ze een aanzet om te helpen bepalen welke interventies effectief kunnen zijn bij leerproblemen.

Intelligentietesten

Al meer dan een eeuw wordt de intelligentie bestudeerd op basis van vragenlijsten. Studies hebben geleid tot een hele reeks tests die elk een andere capaciteit testen, gaande van verbaal redeneren tot memoriseren.

Wat er in de hersenen juist verantwoordelijk is voor intelligentie, is nog altijd niet duidelijk. Op basis van hersenonderzoek bij mensen met hoge en lage resultaten op intelligentietesten hebben wetenschappers wel enkele sleutels gevonden. Zo is de grootte van het brein een deel van de verklaring - al zijn er mensen met een klein brein die hoger scoren dan anderen met een groot brein.

Danielle Posthuma van de Vrije Universiteit Amsterdam, een van de auteurs van de nieuwe studie, ging specifiek op zoek naar de genen die een invloed hebben op intelligentie. In het verleden stelde ze al vast dat identieke tweelingen, die hetzelfde DNA delen, vaker dezelfde resultaten behalen op intelligentietests dan niet-identieke tweelingen.

Ontwikkeling van hersencellen

Voor het nieuwe onderzoek bundelde ze de krachten met andere wetenschappers om de data van dertien eerdere studies te bundelen in een gigantische gegevensbank met genetische data van bijna 80.000 mensen.

Het team zocht daarna naar links tussen de scores op intelligentietests en variaties in het genoom. Zo ontdekten ze in totaal 52 genen die sommige mensen slimmer maken. Twaalf daarvan waren al ontdekt in eerdere studies, maar veertig waren nieuw.

Wat die specifieke genen juist doen, is niet helemaal duidelijk. Van sommige wordt gedacht dat ze helpen met de ontwikkeling van hersencellen. Maar om te begrijpen wat de genen zo speciaal maakt, moeten wetenschappers experimenten uitvoeren op hersencellen van mensen met een hoge en een lage intelligentie.

Bron: De Morgen 22/05/2017 http://www.demorgen.be/wetenschap/w...entie-bcae5b2d/

Eigen mening:
Als biologie student vind ik dit een zeer interessant onderwerp. Hoe een mens zich intellectueel en qua persoonlijkheid ontwikkelt is al een lange tijd voer voor discussies. De vraag of nature of nurture het belangrijkste is in de geestelijke ontwikkeling van mensen is hier nog niet mee beantwoord. Wel weten we dankzij dit onderzoek dat verschillende genen wel degelijk een invloed hebben op de ontwikkeling van intelligentie. Hiermee zijn we weeral een minieme stap verder in het ontrafelen van de puzzel van onze persoonlijkheid en in de puzzel van onze genen en hun specifieke functies.

We zijn weeral een stap dichter, om alles over de mens te ontrafelen.
Meer en meer kennis over de mens heeft natuurlijk talloze voordelen, zowel op psychologisch als fysiek vlak.
Maar natuurlijk is er ook altijd een schaduwkant aan het verhaal. Als we meer en meer ontrafelen over wat een mens, uniek maakt, is hij uiteindelijk dan nog wel uniek?
Alles wat een mens speciaal maakt, kunnen ze al bijna te weten komen door tests, ik vraag me dan af of dit uiteindelijk de mens niet meer kwaad dan goed gaat doen.