actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > NASLAG > Sociaal-wetenschappelijke achtergronden
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 25th August 2012, 18:39
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post Van poen tot puin (4)

‘Geld heeft iets bevrijdends'

LES 4 Crisistijden vergen onorthodoxe oplossingen



De westerse wereld is bezig met een groot monetair experiment, en aanhangers van verschillende monetaire doctrines verdedigen hun posities.


Het was nogal een schouwspel, dat zich deze zomer afspeelde in de Duitse economische pers. Economen gingen er met elkaar in de clinch dat het niet mooi meer was. Ze bestookten elkaar met ingezonden artikels in de belangrijke kranten. Natuurlijk bleven de deelnemers aan de discussie beleefd –daarvoor zijn het tenslotte Duitsers. Maar naar verluidt zou Wolfgang Schäuble, de immer rustige en rationele minister van Financiën, op een onbewaakt moment toch zijn kalmte hebben verloren en zijn opponent, de hoogleraar Hans-Werner Sinn, ‘professor Unsinn' hebben genoemd –Duits voor ‘professor onzin'. De gerespecteerde econoom Peter Bofinger was evenmin mals voor Sinn. ‘Hij adviseert om in de operatiekamer de zuurstoftoevoer dicht te draaien, zonder een alternatief te bieden', zei Bofinger in de Financial Times.

Sinn is de aanvoerder van een groep economen die pleiten voor een strikt monetair beleid. In gewone-mensen-taal betekent dit dat ze gruwen van te veel schulden en van een hoge inflatie. Die fenomenen nemen het zicht weg op wat er echt aan de hand is, vinden ze. Schulden zorgen ervoor dat je meer kan uitgeven dan je eigenlijk hebt, en inflatie is een gemakkelijkheidsoplossing die de bevolking verarmt en voor je het weet gevaarlijk uit de hand loopt. Duitsland moet het voortouw nemen in het verzet tegen landen die er anders over denken, vinden ze.

Het meningsverschil onderstreept dat we in spannende tijden leven. De westerse wereld is verwikkeld in een van die grote historische experimenten met geld, en de meningen over hoe het zal aflopen, zijn erg verdeeld. Vermogensbeheerder Geert Noels zit op de strenge Duitse lijn als hij waarschuwt dat ‘we een monetair Tsjernobyl, een Frankensteinmonster creëren.'

Professor Paul De Grauwe van de Londen School of Economics denkt er anders over. Hij vindt dat de obsessie met inflatiebestrijding een daadkrachtige aanpak van de crisis in de weg staat. Hij aarzelt niet om Noels aan te raden ‘het onderscheid tussen geldbasis en geldhoeveelheid te leren'. Dat onderscheid kan duidelijk maken dat meer geld niet altijd automatisch meer inflatie betekent. De geldbasis is de hoeveelheid geld die de centrale bank in omloop brengt, de geldhoeveelheid is het geld dat de banken erbij scheppen door hun kredietverlening. Dat laatste gebeurt in de huidige omstandigheden nauwelijks.

Koen Schoors, professor economie aan de UGent, houdt een slag om de arm: ‘Het kan zijn dat de Duitsers gelijk hebben. Ik denk het niet maar we weten het niet echt omdat we nog nooit zo'n operatie hebben doorgevoerd.'

Waarover gaat het nu precies? De kern van de Duitse kritiek is dat de ECB te veel geld schept, of dreigt te scheppen. De discussie gaat meer bepaald over uiteenlopende vormen van zogenaamde Quantitative Easing, afgekort QE, dat je zou kunnen vertalen als ‘kwantitatieve versoepeling'. In de wereld van het papiergeld kan een centrale bank de economie stimuleren door er geld in te injecteren. De hoeveelheid geld neemt dan dus toe –vandaar het woord kwantitatief.

Ben Bernanke, de baas van de Amerikaanse centrale bank, omschreef al in 2002 hoe hij deflatie zou tegengaan: ‘De regering beschikt over een technologie, genaamd de drukpers (of vandaag zijn elektronische tegenhanger), die haar toestaat zoveel dollars te produceren als ze wil, tegen praktisch geen kosten.' Meer dollars creëren als de economie niet in gelijke mate groeit, betekent dat er minder goederen en diensten per dollar worden geproduceerd. Je krijgt dus minder voor een dollar. Anders gezegd: je hebt meer dollars nodig voor hetzelfde. Alles wordt duurder. Economen noemen dat inflatie.

Bernanke en zijn aanhangers denken dat de economie op die manier kan groeien. Meer geld betekent immers meer middelen om krediet te verlenen en dus om investeringen en aankopen te financieren. Inflatie heeft bovendien als bijkomend voordeel dat het mensen aanzet tot kopen: uitstel betekent immers het risico op een hogere prijs. Bovendien vermindert het geld in waarde als het op een spaarboekje blijft staan.

Sinn en zijn medestanders gruwen van dit soort technieken. Het zijn gevaarlijke kunstgrepen, vinden ze. Een economie die niet gezond is, kan je niet genezen met meer geld, alleen met het wegnemen van de kwaal. QE is daarom ook al eens ‘financiële paracetamol' genoemd. De methode is gevaarlijk, vinden de hardliners, omdat door de gebruikte technieken de centrale bank in theorie de teugels laat vieren en het risico bestaat dat het paard op hol slaat. Inflatie creëren is niet moeilijk, het terugdringen wel.

Professor Schoors: ‘In principe kan de centrale bank het geïnjecteerde geld makkelijk weer uit de economie trekken door de rente te verhogen en zo inflatie voorkomen. Toch ben je het nooit helemaal zeker. Inflatie is een raar beest. Als het er eenmaal is, kan je soms de controle verliezen. Anderzijds, een beetje inflatie van drie, vier procent zou niet slecht zijn. Het is de simpelste manier om de loden last van de schulden te verlichten. Het zou bovendien een herverdeling van rijk naar arm zijn.' Het is iets wat sommige centrale bankiers ook denken maar niet zeggen.

Om de schuldencrisis te bestrijden, kan geld scheppen uit pragmatische overwegingen wel nuttig zijn. Schoors: ‘Als speculanten weten dat het geen zin heeft te speculeren tegen Spanje, omdat ze dan tegen een muur van geld aanlopen, doen ze dat ook niet. Daarmee los je de fundamentele problemen niet op –dat landen niet competitief genoeg zijn– maar je koopt tijd om hun economie te hervormen.' Die tijdswinst betekent dat landen iets minder hard en snel in hun overheidsbudgetten moeten snijden waardoor ook de groei iets meer op peil blijft.

Ten gronde heeft deze discussie te maken met het tegen elkaar afwegen van de verschillende functies van geld. Elk economiehandboek leert dat geld vooreerst een ruilmiddel is dat het ruilen van verschillende goederen makkelijker maakt: zonder geld is het moeilijk een fiets te ruilen tegen een wasmachine. Maar geld is ook een waardemeter: het laat toe de waarde van alle goederen en diensten met een cijfer uit te drukken en legt zo de basis van elke boekhouding. Ten slotte is geld een middel om inkomen te bewaren, om waarde op te slaan. Op die manier maakt het sparen en dus ook investeren mogelijk.

Wie de ruil, en dus de handel en de economie, wil stimuleren, zorgt best voor genoeg geld door het krediet goedkoop te maken. Dat kan de centrale bank op allerlei manieren, waaronder dus QE. ‘Geld heeft iets bevrijdends, bijna socialistisch', zegt Schoors. ‘Krediet is de verbinding tussen mensen met geld maar geen ideeën, naar mensen met ideeën maar geen geld.'

Veel hangt natuurlijk af van de manier waarop het gebeurt. Als de rente te hoog is, wordt geld een pomp van arm naar rijk. Als ze te laag is, riskeer je dat al te veel mensen, vaak in een soort massahysterie, verkeerde investeringsbeslissingen nemen en zeepbellen creëren. Dat is de vrees van Geert Noels. Hij stelt vast dat we al een zeepbeleconomie met te veel krediet hàdden, en dat we nu proberen verder te gaan op dat pad.

Wie te veel geld schept, zet de functie van waardeopslag onder druk. Wie van geldbiljetten ‘toiletpapier' maakt, raakt de spaarder. In vorige eeuwen werd gepoogd dat tegen te gaan door geld te koppelen aan het schaarse edelmetaal goud. Op die manier bleef de waarde gegarandeerd. Sinds die koppeling is losgelaten, dienen de centrale banken die waarde te garanderen. Te veel geld ondergraaft dat principe.

Geldbeleid moet eigenlijk constant die verschillende functies tegenover elkaar afwegen. Dat is een subtiel spel omdat geld veel te maken heeft met vertrouwen. Daarom zegt journalist Philip Coggan in zijn recente boek Paper Promises dat ‘de juiste hoeveelheid geld creëren een kunst is, en geen wetenschap'.

In de eurozone ligt het allemaal erg gevoelig, omdat de monetaire keuzes vérstrekkende gevolgen hebben. Zeker in Zuid-Europa dat in een depressie dreigt te belanden. De roep om groei is in de EU zo sterk omdat het de enige manier lijkt om uit de negatieve spiraal van schulden en werkloosheid te geraken. Toch wijst De Grauwe erop dat we de schulden ook met een lage groei kunnen afbetalen op voorwaarde dat de rente op die schulden laag blijft en er enkele procenten inflatie is. Het probleem is dat de rente in Zuid-Europa hoog is, de groei onbestaande en de inflatie laag. Elk van die factoren –rente, inflatie, groei– wordt beïnvloed door het beleid van de ECB. Door de banken begin dit jaar 1.000 miljard euro goedkoop krediet te geven, heeft de ECB niet alleen die banken gered, maar ook de bedrijven die van die banken afhankelijk zijn, en de staten die hun schulden konden financieren via die banken.

Het besef wint veld dat het beleid er alles moet aan doen om te voorkomen dat Zuid-Europa jarenlang in een depressie zit. Een depressie heeft voorspelbare sociale effecten, maar onvoorspelbare politieke gevolgen.

De tegenstanders zijn minder gevoelig voor deze argumenten en wijzen op de risico's van overmatige geldschepping. Vermogensbeheerder Geert Noels: ‘Dit soort monetaire experimenten liep in het verleden in 99procent van de gevallen verkeerd af. Bovendien hebben we juist nood aan investeringen om de economie op de lange termijn te vergroenen, terwijl een onzeker monetair klimaat ongunstig is voor langetermijn-investeringen.' Noels vindt dat we niet langer de economie met de kredietdoping moet aanvuren. ‘Dat doen we al dertig jaar en zie waar het ons heeft gebracht.'


China-VS

Niet alleen in de eurozone heerst onenigheid over de aanpak van de crisis. Ook de stabiliteit van het mondiale geldstelsel vergt een zekere coördinatie tussen de grootmachten. Dat is niet evident omdat hun belangen uiteenlopend zijn. Neem de VS en China. De VS hebben al jaren enorme handelstekorten die betaald worden door een enorme geldinstroom uit vooral China, de Arabische wereld en Japan. De VS ontleenden jarenlang elke dag 2miljard dollar uit het buitenland. De dollars die China met zijn export verdiende, werden niet omgezet in de eigen munt maar meteen weer gebruikt voor leningen aan de VS. Zo bleef de vraag naar dollars en dus de wisselkoers en de koopkracht van de Amerikanen op peil. Keerzijde voor de Chinezen was dat hun munt relatief goedkoop en hun export competitief bleef en dus almaar meer Chinezen in de (export)industrie konden gaan werken. Het was een deal waar de twee kanten zich konden in vinden, maar het was een onhoudbare deal.

En zo kon het gebeuren dat de VS uiteindelijk verdronken in een zee van Chinees geld. Velen vinden immers dat de stroom goedkoop geld uit China op zijn minst bijdroeg tot de onvoorzichtigheid en risicohonger van Wall Street en zo tot de crisis. Het aanpakken van dat soort onevenwichten is eigenlijk de taak van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Het eerste artikel van zijn oprichtingsakte stelt dat het IMF als taak heeft ‘de lengte en omvang van macro-economische onevenwichten te beperken'. Om die reden bracht het IMF rond 2005 de VS, Japan, de EU, China en Saudi-Arabië meermaals samen. ‘Maar tegenover grote landen als China en de VS beschikt het IMF alleen over de kwaliteit van zijn advies', bekende Willy Kiekens die al vele jaren ons land vertegenwoordigt in de bestuursraad van het IMF.

In die zin heeft het onvermogen tot globaal bestuur, het onvermogen om een onhoudbare toestand te beëindigen, de grootste crisis in tachtig jaar mogelijk gemaakt. Het is een mooi voorbeeld van hoe internationale financiële stabiliteit een mondiaal publiek goed is, dat tot stand moet worden gebracht door een vorm van internationaal bestuur.


DS, 25-08-2012 (John Vandaele, Ruben Mooijman)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 04:57.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.