actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > ACTUALITEITSFORUM > Human Interest
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 5th June 2011, 14:12
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post 'Alsof iets in mij met hem gestorven is'

'Alsof iets in mij met hem gestorven is'


Vorig jaar opende een man het vuur in het vredegerecht in Brussel. Hij doodde de rechter en de griffier. De weduwe van de griffier, Paula, blikt een jaar later terug op de tragedie. 'Een arbeidsongeval', heet het officieel.



Op 3 juni 2010, even over 11 uur, opende een 47-jarige man van Iraanse afkomst het vuur in het vredegerecht aan de Ernest Allardstraat in Brussel. Hij mikte gericht op rechter Isabelle Brandon en haar griffier, André Bellemans. Beiden overleden ter plaatse. Beiden stonden dicht bij hun pensioen.

De man sloeg op de vlucht, maar kon later op de dag worden aangehouden in het Warandepark. Naar eigen zeggen handelde hij uit wraak nadat een huurgeschil in zijn nadeel was uitgedraaid. De dader is intussen ontoerekeningsvatbaar verklaard. Het zal dus niet tot een proces komen.

Paula Bellemans herinnert zich die derde juni nog veel te goed.

Ze stond een blouse te passen toen de deurbel ging, een paar minuten over één uur 's middags. Televisie aan, het journaal op de achtergrond. Opening van het nieuws. Ze zag het beeldblokje, de tekst eronder, nog net voor ze naar de hal liep. Vrederechter en griffier neergeschoten in gerechtsgebouw. ‘Oei, dacht ik, dat is erg. Verdorie, ik wil dat zien, moet uitgerekend nú die bel gaan?'

Er stond een politieagent aan de deur. “‘Mag ik binnenkomen? Waar is uw zoon, uw zoon, mevrouw?” zei hij. O nee, dacht ik, er is iets met mijn zoon. De agent ging gewoon naar binnen en ging voor me op de bank zitten. Ik dacht nooit aan het ergste, niet aan dat bericht op de tv. Ik bibberde wel, ik voelde onheil hangen. “Wat is er?” vroeg de man. “Zeg jij het maar”, zei ik.'

‘Wat zich daarna voltrok, ik weet het niet meer. Een mededeling? Een vraag van mij? Hebben we iets wat leek op een gesprek gevoerd? Alles is uit mijn herinnering weggeveegd. Eén groot gat. Van levend werd ik in een paar seconden iets mechanisch. Om sindsdien op automatische piloot te leven, niet door mezelf aangestuurd. Alles rondom mij gebeurde met mij erin. Ik participeerde. Meer niet.'

‘Pas later hoorde ik, las ik, al bleef het met grote afstand, over “de feiten”. Iemand had geschoten. Eerst vonden ze de vrederechter en mijn man niet, even was er de hoop geweest dat ze die aanval hadden kunnen ontvluchten, dat ze waren buitengeraakt. Toen vonden ze hen, achter de balie. Verkeerd gedacht, gehoopt.'

‘Ik herinner me wel dat die inspecteur die me die middag bezocht, twee uur later nog bij mij op de sofa zat. Ik, verdwaasd, vroeg: “Hoe denk jij nu over mij, hoe reageer ik nu, is dat wel normaal?” Hij antwoordde, koel: “Mevrouw, ik denk juist niets.” Hij had mijn zoon opgebeld, ook dat hoorde ik in een ijle verte. “Bent u D.? Hier de lokale politie van het Pajottenland, kunt u naar huis komen, uw vader is overleden.” '

Paula toont de voorpagina van een krant van precies een jaar terug. ‘Lees die termen', zegt ze. ‘Die woorden die flashen. Lelijke woorden. Executie, bijvoorbeeld, dubbele executie. Het zijn toch de misdadigers die worden geëxecuteerd en niet de onschuldige slachtoffers? Bestaan daar geen andere woorden voor? Met die dingen hield ik me en hou ik me nog bezig.'

‘Ook met onzinnige termen als arbeidsongeval. Dat stond op de papieren die ik later kreeg toegezonden. Omdat het gebeurde tijdens de arbeid, had mijn man een “arbeidsongeval” gehad. Alsof zo'n ongeval het risico van zijn job was. Ik vatte dat niet. Het stoorde me. Zoals ook dat “arbeidsongeschiktheid van dertig procent” me stoorde. Je bent dood, maar het lijkt alsof je nog een percentage in leven bent. Ik vond het cynisch, ongepast. Je kunt je niet voorstellen wat zoiets met je doet.'


Reanimatie

Ze kan er intussen over praten, maar bevatten nog lang niet. ‘Zulke dingen dringen precies niet door. Al haspel je het verhaal wel de hele tijd weer af, in je hoofd. Elke week, op donderdag, tel ik de laatste minuten van zijn leven mee. Nu nog in leven, nu dood. Vanaf elf uur begint dat. Nu leefde hij nog, een paar minuten later... weg.'

‘Vreemd hoe je aan details ineens grote waarde hecht. In het ene verslag stond elf uur vijftien, in een ander elf uur vierentwintig. Toen ik laatst op de gemeente een kopie van de overlijdensakte haalde, zag ik ineens: elf uur achtenveertig. Trillen dat ik deed! Had hij nog zo lang geleefd na het fatale schot? Later begreep ik dat het om de officiële vaststelling van overlijden ging, door de dokter. Toch brengen die tijdsverschuivingen je uit evenwicht.'

‘Nog iets wat mensen die iemand op dramatische wijze verloren hebben, zullen herkennen: de factuur van het ziekenhuis. Het zijn weer die woorden. “Reanimatie.” Voordien wist ik niet eens dat men nog een reanimatie gedaan had. Weer een dreun.'

Paula is in haar tempo met de verwerking van de wrede feiten bezig. ‘Eerste fase van de rouwverwerking', zegt ze, en ze glimlacht zwakjes. ‘Zo noemen ze dat. Eerste fase. Kennis nemen, informatie vergaren, nog ongelovig zijn over het gebeuren, want het wil maar niet doordringen. In die fase zit ik nog, ik wil weten. Ik ga af en toe het dossier inkijken, tot en met de foto's bekijk ik, en ze zijn vreselijk hoor. Ik wil hem nog eens zien, ook in die omstandigheden. Hoe hij in een hoek gegooid lijkt, want hij wou vluchten, maar kon blijkbaar niet weg. Ik wil die realiteit vaststellen en het vreemde is dat het me lukt om ernaar te kijken. Alsof het iemand anders is die daar ligt.'

Een ‘arbeidsongeval', het risico om mensen over de vloer te krijgen die verbolgen over een uitspraak tot bedreiging overgaan, hield de griffier daar rekening mee? Paula: ‘Welnee, de recherche vroeg het mij ook: “Voelde uw man zich ooit onveilig, bedreigd?” Ik moest negatief antwoorden. Natuurlijk niet. Hij was nochtans zo voorzichtig. Wij gingen vroeger vaak raften, maar hij was ermee gestopt, precies wegens het risico. Wie had ooit gedacht dat gaan werken in een justitiekantoor onveiliger was dan een kolkende rivier?'


Herdacht

Ze diept iets uit haar tas op: een plakboek met belangrijke foto's uit hun leven samen. De huwelijksfoto, centraal. ‘We zouden in november veertig jaar getrouwd zijn. Ik heb dat bewust herdacht. Het voorbije jaar heb ik twaalf maanden werkelijk alles wat we meegemaakt hebben, herdacht, want alles verjaart de hele tijd. Een maand na de feiten had mijn man met pensioen kunnen gaan. Hij had wel al beslist er nog een jaartje bij te doen. Soit. Ik heb die datum herdacht. Ook zijn verjaardag, natuurlijk, die heb ik alleen “gevierd”. Of de datum van de dag dat we elkaar leerden kennen. En verder Valentijn, oudjaar, kerst. Alles was herinnering aan viering. Wij vierden altijd alles, wij vierden het leven. Dat hou ik nog in stand. Vrienden, enfin, mensen die zich vrienden noemen, vinden dat er een beetje over. Terwijl ik net vind dat het moet: heel zorgzaam alles bekijken en herdenken.'

Naast de trouwfoto's een collage met herinneringen. Twee treinabonnementen. Herne-Brussel. Hun twee foto's erop.

‘Ach, alles deden we samen. Met de trein naar het werk. Samen. We begonnen in hetzelfde jaar te werken, hij bij Justitie, ik bij Economische Zaken. Zelfde hobby's en interesses. Samen het heelal afspeuren, bijvoorbeeld. André wist alles over de planeten. Hadden we gekund, we keken samen door onze telescoop naar de kraters op de maan. We lazen erover, deelden onze fascinatie daarover. Wat we ook deden, was verre reizen ondernemen, naar Vietnam, bijvoorbeeld, Borneo, India, Nepal. Ons samen verwonderen over die nieuwe werelden die voor ons opengingen. Samen, alles samen.'

Op de herinneringsbladen ineens, anachronistisch, onder een reisfoto: ‘Griffier krijgt kogel door hoofd', ‘Vermoord in eigen rechtbank'. ‘Om de realiteit erbij te krijgen, zet ik dat erbij. En nog niet willen doordringen, hè. Ik stop ook niet met zijn naam uit te spreken. Het moet. Door hem te benoemen, heeft hij nog zin.'

Nog foto's uit kranten, van de begrafenis, de rouwende familie. ‘Ik huilde niet. Alles zat vast. Blokkade. Die begrafenis heb ik als het ware niet meegemaakt, de mensen die me vastgrepen, de steun die ik kreeg. Niet gevoeld, niet gehoord. Shock.'

Over de dader spreekt Paula niet. Ontwijken we dat niet een beetje? Wou Paula in haar zoektocht naar de feiten dat niet weten, het waarom van die daad? Ze haalt de schouders op.

‘Waarom hij het gedaan had? Het schijnt dat de moordenaar in het park, bij zijn arrestatie, riep dat hij twee magistraten gedood had. Hij ging ervan uit dat het twee rechters waren, verward door die beide zwarte toga's, wellicht. Ik had mijn man nooit in toga gezien, tenzij op het moment dat hij neergeschoten op de grond van de rechtszaal lag. De toga die hem het leven had gekost. De toga die ook anderen had verward. “Ik wil u als advocaat”, hoorde hij mensen af en toe zeggen. Hij moest daar altijd hartelijk om lachen. Mijn man was heel verstandig hoor, maar hij was op z'n achttiende gestopt met studeren. Hij moet daar later spijt van hebben gehad. Hij heeft zich wel altijd ingezet, zich opgewerkt, hij was een secuur en rechtvaardig man.'


Rotzak

Kwaadheid, vragen we, kent Paula dat?

‘Tot gisteren niet. Vreemd, hè. Dat had te maken met het feit dat ik weigerde aan te nemen dat mijn man écht dood was. Ontkenning, heet dat in rouwtermen, verdringing. Dus als je in die ontkenning zit, bestaat ook de dader niet. Vreemde logica.'

‘Maar gisteren borrelde er iets op. “Rotzak”, zei ik. Dat kwam er ineens uit, een woord dat ik nooit gebruik, het is niet mijn taal. Maar het kwam van diep. Rotzak. Toch blijft het ongeloof. De laatste dagen voel ik van alles veranderen, een evolutie in dat proces van afscheid nemen. De moordenaar benoemen is er blijkbaar een van. En toch: het waarom, het motief, het interesseert me matig. Trouwens, iedereen weet het intussen. De moordenaar wou zich wreken op de vrederechter, na een huurconflict dat in zijn nadeel was uitgesproken. Zo banaal.'

‘Ook banaal zijn sommige opmerkingen die je krijgt. Zoals: was hij maar ernstig ziek geweest, dan had je tenminste in jullie tempo afscheid kunnen nemen. Komaan, dat had ik helemaal niet gewild. Alsof dat de verwijdering draaglijk zou maken, dat het afscheid wordt uitgesteld. Ik vond het meer een geruststelling dat mijn man niet lag te lijden, dagenlang.'

Wat met zo'n ander ‘gezegde', dat het feit dat er geen proces komt, de rouwverwerking bemoeilijkt? De dader is niet toerekeningsvatbaar verklaard, hij komt niet voor assisen.

‘Mijn advocaat, Jef Vermassen, zei dat de eerste keer toen ik hem ontmoette dat het erg zou zijn niet gehoord te worden als burgerlijke partij, als slachtoffer, in de rechtszaal. Kan zijn. Aan de andere kant: zo'n proces hoefde niet meteen voor mij. Ze hebben die dader de dag zelf opgepakt. Hij heeft meteen gezegd waarom hij het deed, wat zouden we nog meer te weten komen, denk je? Heel dat gedoe, alles wordt weer opgerakeld, alle feiten opnieuw en opnieuw.'

Wat met de vraag om een straf, de drang naar vergelding?

Ze zucht. ‘Of hij nu in 't prison zit of in een instelling, wat verandert dat aan mijn gemis, aan mijn lege huis, aan het feit dat die bekende stem hier niet meer galmt? Ik ben maar voor één ding bang: dat de dader snel vrijkomt. Hij is tenslotte een afschuwelijke mens. Kijk... (ze diept tussen haar spullen een Paris Match op) Foto van de dader, voluit over twee pagina's. Die foto beangstigt me. En ook die uitspraak: “Ja, ik heb ze dood gedaan, maar ik heb geen spijt.” in Humo, een paar maanden geleden. Dat moet je eens lezen, als vrouw van.'

(kijkt weer naar de foto, het bijschrift) ‘Nog een geluk dat hij zo'n onuitspreekbare naam heeft. Dat heb ik wel gevraagd, nadat ik briefwisseling kreeg over de zaak. Naast mijn naam stond steevast de naam van de moordenaar. Je kent dat: eiser, burgerlijke partij, verdachte, dat staat bijeen, alsof we verbonden waren. Bah. Gelukkig is dat later opgelost. Die kleine dingen maken veel uit.'


Erkenning

‘Onbegrip, daar heb ik nu last van. Veel mensen begrijpen mijn proces niet, ze willen me vooruitduwen. “Herpak je” zeggen ze. “Komaan, zo mager dat je bent” of “doe al die foto's weg”. Ze vinden het raar dat ik treur, dat ik bijvoorbeeld elke dag opnieuw het liedje “Everybody hurts” van REM wil horen. Waarom zou dat niet mogen, dan? Ze zijn natuurlijk bezorgd, want ze merken mijn lijden, dat begrijp ik. Ik eet slecht, ik ben veertien kilogram afgevallen.'

‘Het is alsof ik de kwaadheid op mezelf richt, in plaats van op de omgeving. De meeste mensen doen het laatste. Ik was bijvoorbeeld ook niet kwaad op het gerecht, op het feit dat de plek waar mijn man werkte, niet genoeg beveiligd was. Je kunt toch van de hele wereld geen burcht maken? Ik kon ook niet kwaad zijn toen minister De Clerck bij mij thuis kwam om zijn medeleven te betuigen, of de rechter van eerste aanleg. Dat deed me eerlijk gezegd veel, dat beide heren langskwamen, die erkenning. Een erkenning die ik minder in de kranten zag, in de artikels over de feiten. Drie kwart ging over de vrederechter en twee zinnetjes over mijn man, dat choqueerde me wel. Alsof hij minder waard was, alsof wat met hem gebeurd was, minder erg was.'

‘Je vraagt je soms af hoe hij zelf had gereageerd als zoiets met een collega-griffier was gebeurd. Verstandig, wellicht. Beredeneerd, zoals hij was. Toch hadden we ons in de maanden voor het gebeuren samen zorgen gemaakt, over de veiligheid in Brussel. We vonden de stad zo veranderd, volgens ons was Brussel onleefbaar geworden. We werkten daar sinds de jaren zeventig, we hebben de stad zien veranderen, jaar na jaar.'

Is Paula als persoon veranderd?

‘Ongelooflijk veel. Mijn lichaam verandert, het lijdt, en mijn hele wezen veranderde. Vroeger was ik zachtaardig, lief, nogal op de achtergrond, ik zei weinig, mijn man stimuleerde me de hele tijd om meer “uit mijn kot te komen”. Maar dat lag niet in mijn aard. Ik genoot op die schaduwplek, van mijn dienstbaar zijn.'

‘Maar die functie van dienen is mee verdwenen met hem. Ik werd mondiger, ik beslis, omdat het moet. Een soort weerbaarheid groeide. Alleen: zelfs maar een beetje genieten lukt me niet. Tenzij van de zon. Er komt nu een warm, zonnig weekend aan. Ik zal zeker naar buiten gaan, om de zon op mijn huid te voelen.'

‘Ik ga ook naar het graf, maar het doet me niet zo veel. Het is alsof hij daar niet is, niet hoort. Op die plek komen ook zelden emoties los. Wellicht beleef ik nog de naweeën van de shock van de eerste dag, die middag om 13 uur, een paar minuten erna. Het is niet mogelijk, was het enige wat ik toen dacht. Die zin krijg ik zo moeilijk uit mijn hoofd. Voor de rest lijkt een deel van mij met hem mee gestorven.'


Blog DS, 05-06-2011 (Marijke Libert)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 14:05.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.