#1
|
||||
|
||||
L'état, c'est toi
L'état, c'est toi
Vijf jaar verkeert het kapitalisme nu in crisis, maar de talloze analyses hebben bitter weinig alternatieve politieke ideeën opgeleverd. Daarom moeten we het pleidooi van Tony Judt lezen, vindt KAREL VERHOEVEN. Keer terug naar de waarden die de sociaal-democratie schraagden. Alleen een hernieuwd vertrouwen in een gedeeld idee van het goede kan ons helpen. Lees er eens op na hoe wij, ook in De Standaard, sinds jaren over onze overheid schrijven – over de Belgische overheid in haar vele geledingen. Dat ze te veel schulden heeft, niet efficiënt genoeg is, te hoge belastingen heft, meer naar de privé moet tillen. We hanteren een economisch jargon. Kosten en baten, de vraag hoe het met minder moet. Vijf jaar crisis heeft elke andere bedenking gemarginaliseerd. Bezuinigingen kleden de overheid verder uit. In Catalonië, toch geen derde wereld, is personeel in bejaardentehuizen in juli niet betaald. In Nederland sluiten honderden cultuurinstellingen dit najaar de deuren en moeten universiteiten de markt op met bedrijfscursussen. In Griekenland wordt in alles gesneden: pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, bestaansminimum. Essentiële verworvenheden van de West-Europese sociaal-democratie gaan op de schop. Is dat erg? Dat is een confronterende vraag. We hebben geleerd om de andere vraag te stellen, de economische vraag: is het nodig? Ja, kennelijk is het nodig. De staat heeft te veel schulden, en schulden zijn verderfelijk. Alleen het heilige vuur van bezuinigingen brengt heil. Als daaromtrent nog debat is, zoals bij de verkiezing van de Franse socialistische president Hollande, gaat het over hoe slecht schuld is (misschien niet zo verderfelijk), en of de begrotingsnorm niet te rigide is (wellicht een beetje). Alles leidt naar één vraag: wat dient de economie best? Stormram Thatcher De andere vraag, ‘is dat erg?', is confronterend omdat ze politiek is. We moeten vaststellen dat we vergeten zijn hoe we zo'n politiek debat voeren. Dertig jaar intussen, sinds de stormram van Margaret Thatcher en Ronald Reagan, geldt de overheid als het probleem. Ons resten nog weinig geloofwaardige argumenten om cruciale politieke vragen te beslechten als ‘Wat moeten we collectief doen?' ‘Wat moet publiek bezit zijn?' en vooral: ‘Wat is ons collectief na te streven goed?'. Daarom is Het land is moe van Tony Judt zo interessant. Judt dicteerde het boek op zijn ziekbed, toen hij al geïmmobiliseerd was door de spierziekte waaraan hij in 2010 ook gestorven is. Je voelt aan het boek dat het gesproken is: het is een pleidooi. Judt verwierf wereldfaam als historicus van de naoorlogse geschiedenis. Hij ademt die geschiedenis, en trekt met overtuigende helderheid grote lijnen. Hij staat aan de linkerkant en schrijft met een missie: beste jonge generatie, debatteer opnieuw over normen en waarden, niet de individuele waarden, maar de collectieve. Het is echt nog niet zo lang dat zelfverrijking en het najagen van materiële winst en bezit als hoogste levensdoel gelden. Stel opnieuw de grote maatschappelijke vragen. Is een (politiek) voorstel goed? Eerlijk? Juist? Rechtvaardig? Helpt het een betere maatschappij en een betere wereld tot stand te brengen? Judt beseft dat die vragen voor hedendaagse oren danig naïef klinken. En dus doet hij waar historici goed in zijn: tonen dat we daar vroeger helemaal anders over dachten. Kort na de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld, toen het evident was, hier én in de Verenigde Staten, dat de overheid zich ontpopte tot een actieve welvaartsstaat en dat ze met veel belastinggeld collectieve voorzieningen uitbouwde voor pensioenen, ziekte, onderwijs, woningbouw. Die overheid was de redder. Ooit waren zelfs in de Verenigde Staten hoge belastingen geen voer voor debat. Het vergde een intellectuele en ideologische revolutie, in de jaren tachtig, om die zorgende overheid in de ogen van de meerderheid van de burgers tot een probleem te laten uitgroeien. Terwijl intellectueel links op zoek ging naar zichzelf, slaagde rechts erin om vrijheid te verengen tot economische vrijheid en om het kapitalisme te radicaliseren. Niets mocht de vrijheid in de weg staan om tomeloos rijk te worden. Productiekapitalisme vervelde tot financieel kapitalisme, deregularisering eindigde in een frauduleuze zeepbel en de catastrofe van 2008 tot, ja, nu eigenlijk. Wat is het alternatief? Niet die analyse maakt Judt de moeite waard, wel zijn tegenargumentatie. Vijf jaar crisis en vijf jaar analyses over wat is foutgelopen, hebben veel gemor over het ‘neoliberalisme' opgeleverd, maar weinig alternatief gedachtegoed dat amibitieus is én politiek. Judt wil een nieuw discours. We hebben nieuwe waarden nodig. We moeten politieke vrijheid een andere betekenis geven dan de vrijheid om tachtig keer het gemiddelde inkomen te verdienen. We moeten de herverdeling van welvaart in ere herstellen als centrale opdracht van de overheid. Grotere gelijkheid en het bestrijden van ongelijkheid moet opnieuw ons streven zijn. Alleen op die manier kunnen we de democratie veiligstellen. Waar het uiteindelijk om gaat in een democratisch bestel, betoogt Judt, is vertrouwen. En dat is interessant. ‘Vertrouwen' is een van de meest misbruikte woorden van de crisis. Europese regeringen vertrouwen elkaar niet meer. Markten vertrouwen landen niet meer. De euro is vertrouwen kwijt. Banken willen vertrouwen terug. Alleen vertrouwen redt de economie. Maar vertrouwen is dus ook politiek. Vertrouwen groeit maar bij stabiliteit. Wanneer een gevoel van rechtvaardigheid heerst. En veiligheid. Wanneer billijkheid in het spel is. Wanneer een gevoel gedeeld kan worden over wat waardevol is. Te grote ongelijkheid vergiftigt het vertrouwen, financiële en sociale ongelijkheid verrot het maatschappelijke cement. Als we een deugdelijke maatschappij willen, komt het er dus op aan te herbevestigen wat ons collectief belang is. En er dan op te vertrouwen dat ook de andere dat zal dienen. Al was het maar door correct zijn (bedrijfs)belastingen te betalen. Een nieuw sociaal contract Judt zoekt een nieuwe opdracht voor links. Maar hij stelt zelf vast dat vertrouwen traditioneel de business van rechts was. En hij vraagt zich af hoe (neoliberaal) rechts de zin voor maat, orde en respect verloor die de basis is van elke deugdelijke samenleving. Bovendien, ook kapitalisme kan niet zonder vertrouwen. Naar de woorden van Keynes: kapitalisme heeft geen schijn van een kans als het alleen de rijken helpt om rijker te worden. Revolutionair is het project van Judt dus niet. Hij komt uit bij de sociaal-democratie, utopisch noch nostalgisch, maar is veel zelfbewuster over dat te verdedigen collectieve goed. En dat heeft toch iets wervends in deze tijden van bezuiniging en kosten-baten, het idee van een nieuw sociaal contract. Het idee dat geluk en voorspoed ook opnieuw politiek kunnen zijn. Al die goedverkopende geluksboeken gaan over ‘ik' en ‘mijzelf', ‘mijn' kleine streven in een barre wereld. Dat de overheid zich ver houde van zulk persoonlijk streven. Maar laat de vraag naar het goede leven en wat de voorwaarden daarvoor zijn, maar verhuizen van de esotherie naar de sectie politiek. DS, 25-08-2012 (Karel Verhoeven)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |