#1
|
||||
|
||||
Radicale bescheidenheid
Radicale bescheidenheid
Afgelopen week kreeg De Standaard-columnist GEERT BUELENS de Arkpijs van het Vrije Woord, onder meer voor zijn media-analyse die eind vorig jaar in deze krant verscheen. In zijn dankwoord pleit hij voor complexiteit en tegen schreeuwerigheid. Van een postpostmoderne dichter en hoogleraar wordt dat misschien niet verwacht, maar eigenlijk is het heel eenvoudig. Westerse democratieën verkeren alom in een diepe crisis. Burgers verliezen het vertrouwen in politiek, gerecht, media en de toekomst. De sociaaldemocratie noch het liberalisme heeft een antwoord klaar en dat hadden ze evenmin toen de kredietcrisis van 2008 daar acuut om vroeg. En toch is het dus simpel. Zo begrijp ik alvast historicus Tony Judts Ill fares the land en ik deel zijn analyse graag met u. Er is één criterium, één basisregel zo banaal dat onze leiders in politiek, economie, media en onderwijs hem al te vaak ongestraft hebben kunnen vergeten. Dat criterium is: wordt de maatschappij beter van wat we doen? Aan de ene kant is dat natuurlijk allerminst eenvoudig. De vrijheid van de ene, impliceert helaas maar al te vaak de onvrijheid van de andere. Maar op een fundamenteler niveau doet het dat niet. Wanneer, niet alleen in ultrakapitalistische bolwerken als Groot-Brittannië en de VS, maar ook in ons land de kloof tussen rijk en arm systematisch toeneemt, dan is dat omdat er maatregelen zijn genomen, vrijheden toegestaan die niet de samenleving als geheel ten goede zijn gekomen maar slechts enkelingen. Minimumlonen Wanneer, ook in de Benelux, zowel het minimumloon als de laagste uitkeringen onder druk staan, betekent dit een ontoelaatbare vermindering van vrijheid voor een al te groot deel van de bevolking. Enkel wie daarvoor de financiële marge heeft, kan het zich immers veroorloven gezond te eten en milieubewust te leven en te reizen. En meer aansluitend bij het thema dat ons hier vanavond bij elkaar brengt: deze situatie bepaalt en beperkt ook het spreken van sociaaleconomisch zwakkere burgers. Om gehoord te worden, moeten ze eisende machtswoorden gebruiken, soms zelfs de grenzen van de wet opzoeken, waardoor ze bevestigd worden in hun wezenlijke ondergeschiktheid. Ik, van mijn kant, verkeer in de buitengewone luxepositie niet alleen welgesteld te zijn, maar ook nog eens op zowel academische, literaire als journalistieke podia vrijuit te kunnen spreken. Bovengemiddeld vaak wordt er dan ook geluisterd. Niet dat dan altijd gebeurt wat ik vraag (gelukkig maar), maar ik hoef te roepen noch te dreigen om gehoord te worden. Het lijkt me dat wie zich bekommert om het vrije woord zich rekenschap moet geven van deze omstandigheden: wie kan er spreken? Onder welke omstandigheden? Wordt er dan ook geluisterd? En wat is het effect van de woorden op wie wordt aangesproken? Persona non grata Dat laatste wordt, zo vrees ik, structureel onderschat in onze door-en-door kritische samenleving. Ook door mij. De media-analyses die ik maakte en die, zo begrijp ik, een van de hoofdredenen vormen om me de Arkprijs te geven, hebben niet alleen een debat losgemaakt, ze hebben ook welmenende mensen diep gekwetst. Ach, reageerden lieden die mij of mijn boodschap welgezind waren, ‘de waarheid kwetst nu eenmaal'. Misschien wel, ja. Maar onbegrip kwetst ook. Het is weinigen gegeven — ook mij niet — om altijd open om te gaan met kritiek. In het geval van de media zorgt dat voor de opmerkelijke tegenstelling die de aanleiding vormde voor mijn kerstessay Tot de vierde macht(DS 28-31 december 2009): veel media zijn structureel kritisch (soms zelfs vernietigend) voor gezagsdragers, maar over de problematische aspecten van hun eigen bedrijf wordt zedig gezwegen. Wie er kritiek op heeft, wordt soms weggeblaft, in diskrediet gebracht of persona non grata verklaard. Gezien de enorme invloed die de media, als vierde macht, uitoefenen op zoveel aspecten uit ons dagelijkse leven, is dat uiterst problematisch. Ook de media moeten zich verantwoorden. Tegelijk hebben zij, net als iedereen, recht op een faire behandeling. Ook wanneer het over de media gaat, zou die ene vraag centraal moeten staan: ‘wordt de samenleving hier beter van?' Wanneer sociale, economische en ecologische problemen onze dringende aandacht vragen, hoe verantwoord is het dan om homepages van nieuwssites en frontpagina's van kranten systematisch te vullen met faits divers? Wie heeft er baat bij wanneer op het publieke forum week na week steekvlamjournalistiek het haalt op analyses die naar de kern van actuele problemen trachten te boren? Vergroot het het vertrouwen in de samenleving wanneer onze diverse overheden structureel cynisch worden bejegend, zonder enige vorm van begrip voor de welhaast onbegrijpelijke complexiteit waaraan gezagsdragers in deze tijd het hoofd moeten bieden? Wie wordt er beter van grijnsjournalistiek en catenaccioberichtgeving? Luide bek In onze door en door vermediatiseerde wereld heerst het woord niet minder dan het beeld. Dat werkwoord koos ik niet toevallig: het heerst, als een al te vanzelfsprekende machthebber. Wie vandaag het vrije woord wil dienen, doet er bijgevolg goed aan zich van die macht bewust te zijn en enige bescheidenheid te betrachten. In mij zeer dierbare landen als de VS en Nederland wordt vrije meningsuiting vaak verward met het hebben van een luide bek. Met onverbiddelijkheid. Met durf. Dit virus tast steeds vaker ook het publieke debat in onze gewesten aan. Het algemeen belang wordt daardoor niet gediend. Wie vandaag het vrije woord wil verdedigen, moet volgens mij streven naar nuance en het opnemen tegen de grote roepers van, bijvoorbeeld, het communautaire opbod, de vermeende clash of civilizations en de echte antipolitiek (veel van wat in weldenkende kringen doorgaat voor antipolitiek is wellicht vooral onmondige politiek — dat is iets geheel anders). Vanzelfsprekend roep ik niet op tot volstrekte burgerlijke volgzaamheid. Onze kritische zin is onze vaste bondgenoot. Maar geen enkele bondgenoot vertegenwoordigt een absolute waarde. Dus ook de kritiek niet. Heel lang hebben we geleefd volgens Boontjes eigenzinnige Bakoenin-parafrase: ‘ook de afbreker bouwt op'. Vandaag is het zeer de vraag of dat echt altijd het geval is. Er wordt afgebroken omdat het cool is. Te vaak functioneert onze kritiek niet meer als een controle op en van de machthebbers, maar als een soort speelpleinbully die elk moment van zwakte zal uitbuiten. Die kritiek is het niet langer te doen om het algemeen belang. Hij wil bovenal scoren. Zijn eigen slimmigheid demonstreren. Iedereen die in een organisatie enige verantwoordelijkheid draagt, weet hoe moeilijk het is situaties goed in te schatten en de juiste beslissingen te nemen. Stel je een wereld voor waarin we onderwijzers, dokters, buschauffeurs en, bovenal, journalisten aan eenzelfde kruisverhoor en mediatieke uitvergroting zouden onderwerpen als politici. Er zou geen handboek meer geschreven worden, geen chauffeur zou nog ongeschonden zijn pensioen halen, voor menig hoofdredacteur dreigde misschien wel de schandpaal. Er is vanzelfsprekend niets mis met kritiek vanaf de zijlijn, maar wel met kritiek die weigert rekening te houden met de complexiteit van het spel binnen de lijnen. Radicale bescheidenheid past ons en vastberaden beschavingswil. Wie echt denkt dat de vrijheid van meningsuiting absoluut is, heeft niet goed begrepen waar het over gaat. Beter dan oud-Arkprijswinnaar Jan Blommaert kan ik het niet zeggen, wanneer hij benadrukt dat die vrijheid van meningsuiting ‘onderworpen is aan regels — aan de regels van het debat, aan die van de redelijkheid en van het respect voor de tegenpartij. Die vrijheden bestaan immers maar indien ze worden gebruikt als instrument voor vrijheid, niet als instrument van macht, geweld en discriminatie. De diepe verruwing van het maatschappelijke debat, waarin men enkel nog een opinie lijkt te hebben wanneer die opinie rauw, ruw en radicaal is, maakt de vrijheid van meningsuiting tot een travestie van zichzelf.' Travestie En ook daarom moeten we het woord niet alleen inzetten om te analyseren en te polemiseren, maar ook om te fabuleren en te simuleren. Fictie biedt ons de mogelijkheid alternatieve werkelijkheden te verkennen en te doorleven. Het begrip dat daardoor ontstaat is op geen andere wijze te bekomen. Daarom, beste toehoorders, neem niet alleen kennis van de scherpe analyses van columnisten als Frank Rich, Ignacio Ramonet, Aukje van Roessel en Marc Reynebeau, maar bekijk vooral ook de vijf seizoenen van de onvolprezen tv-reeks The Wire. Wie niet alleen wil weten maar ook wil aanvoelen en dus echt begrijpen hoe de globalisering werkt — hoe ze zowel de drughandel, het blue collar work, de politiek als de media verandert en op vernietigende wijze op elkaar laat inwerken — moet absoluut kennis maken met de havenarbeiders, drugsboefjes, politieagenten, leraren en politici die zich staande trachten te houden in het laatkapitalistische Baltimore. Niet gauw zul je dan nog roepen dat zero tolerance problemen structureel oplost of denken dat een daling van misdaadcijfers, een verhoging van het klasgemiddelde, een oplagestijging of winst in een opiniepeiling een waarde op zich zouden kunnen zijn. Alles hangt met alles samen in de moderne wereld. De radicale verliezers van onze maatschappij zullen er begrijpelijkerwijs alles aan doen om winnaars te worden, wie vandaag nog tot die winnaars behoort staat zonder het goed te beseffen altijd op de longlists der losers. Alleen een inclusieve politiek en een kritiek en journalistiek die handelen in het algemene belang kunnen ons enig perspectief bieden. Ik zei het al aan het begin: mijn boodschap is ontstellend eenvoudig. Deze tekst is een ingekorte versie van de toespraak die de auteur gaf ter gelegenheid van de uitreiking van de zestigste Arkprijs, op woensdag 12 mei, in galerij De Zwarte Panter in Antwerpen. DS, 15-05-2010 (Geert Buelens)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 26th September 2012 om 02:16. |