|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Chantal Akerman: straffer dan een Nobelprijs
De postume bekroning van Chantal Akerman is straffer dan een Nobelprijs
Een Belgische film uit 1975 is de beste film aller tijden. Dat zegt niet Jan, Piet of Klaas. Dat vinden 1.600 van de meest gerenommeerde critici en filmacademici ter wereld. Deze postume bekroning van Chantal Akerman is straffer dan een Nobelprijs. Toen Rosetta van de broers Dardenne in 1999 de Gouden Palm van Cannes won, sloeg dat in als een bom. Todo sobre mi madre van Pedro Almodóvar was de gedoodverfde winnaar, en in de media werd gemopperd op de jury: waarom mogen acht regisseurs en acteurs bepalen wie wint – wat weten zij er meer van dan een ander? Die kritiek zou snel verstillen. Alle films (acht) van de Dardennes vielen sindsdien in de hoofdprijzen in Cannes, telkens met een andere jury. Du jamais vu. Maar in 1999 werd nog gezegd: en dat uit België. Internationale topregisseurs had ons land nooit gekend. Er was alleen Chantal Akerman, die als 25-jarige in 1975 was doorgebroken met Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles. Bij verstokte cinefielen in de hele wereld had die een reputatie, omdat haar resoluut sobere cinema zo vernieuwend was. Niettemin ging er een aardschok door de internationale cinefiele wereld toen Sight & Sound, het blad van het British Film Institute, donderdagavond bekendmaakte dat Jeanne Dielman door ’s wereld beste critici en filmcuratoren verkozen was tot beste film aller tijden. Canon der canons Want dit is geen gewoon prijsje: dit is veruit de invloedrijkste cinefiele canon in de wereld. Deze peiling wordt slechts één keer om de tien jaar georganiseerd, en naar de resultaten wordt reikhalzend uitgekeken. Je zou het kunnen vergelijken met de Nobelprijs voor Literatuur. Behalve dat die jaarlijks wordt uitgereikt, en dat erover beslist wordt door een wat geheimzinnige jury van een handvol onbekende Zweden. De jury van het BFI daarentegen bestaat uit zo maar even 1.600 filmcritici uit de hele wereld. Alleen de selecte top van de cinefiel verantwoorde recensenten maakt een kans om er deel van uit te maken. Als je uit hun samengetelde lijstjes als beste film aller tijden komt, is dat de grootste eer denkbaar voor een regisseur. Zeker als je Chantal Akerman heet, en legendes als Orson Welles, Alfred Hitchcock, Yasujiro Ozu en Stanley Kubrick achterlaat. Wat jammer dat de Brusselse het niet meer mag meemaken: ze stapte in 2015 uit het leven. Wat Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles zo uniek maakt? Een juryrapport is er niet, dus laat ons even luisteren naar Peter Bradshaw van The Guardian. De invloedrijkste recensent ter wereld is dol op het ‘akelig ongemakkelijke en betoverende, ruim drie uur lange verslag van het ogenschijnlijk banale leven van een alleenstaande moeder, in lange opnames in real time’ en noemt de film ‘radicaal sober, verstorend en briljant’. Maar het blijft een gigantische verrassing dat een film die bij de vorige editie, in 2012, voor het eerst binnenkwam op plaats 35, nu naar één springt. Jeanne Dielman is sinds 1975 toch niet opeens beter geworden, of al die andere meesterwerken slechter? Waarom dan die reuzensprong? Bradshaw licht een tip van de sluier. Hij noemt de eer verdiend, en is blij dat er eindelijk eens echt iets beweegt in die lijst. Nadat de eerste editie in 1952 was gewonnen door Ladri di biciclette (Fietsendieven) van Vittorio De Sica, was het daarna vijf keer op een rij aan Citizen Kane (1941). In 2012 was het dus al een sensatie dat Orson Welles’ meesterwerk het stokje moest doorgeven, maar dan wel aan een andere oude favoriet: Vertigo (1958). Nieuwe tijdgeest Echte vernieuwing zat er al decennia niet meer in de top 100, waarin recente films sowieso moeilijk doorbreken. En dus mocht het bed weleens flink opgeschud worden, de eeuwige canon doorbroken. Verder valt onmogelijk te negeren dat Akerman een vrouw is, en dat een nieuwe tijdgeest is neergedaald over de stemgerechtigden. Het idee dat de filmgeschiedenis te veel herleid wordt tot een zaak van witte mannen, won de jongste jaren veld. Bij de vorige editie stonden er amper twee films van vrouwen in de top 100, en één door een zwarte regisseur. Nu zijn dat er respectievelijk elf en zeven. Is dat compensatiegedrag, een nieuwe gevoeligheid, de vervrouwelijking en verkleuring van het beroep van recensent en filmacademicus? Een mix van dat alles, en Akerman springt er uit als prima inter pares. Wie deze verkiezing als een cinefiel onderonsje ziet, zal de verandering aan de top sowieso bejubelen. Wie zo’n prestigieuze canon nog ziet als een richtingaanwijzer voor het brede publiek – bijvoorbeeld jongeren – naar de betere cinema, kan bedenkingen hebben. De stemgerechtigden van het BFI hebben een behoorlijk eclectische smaak. Artistiek zijn hun keuzes voltreffers, maar voor een breder publiek toegankelijke films (zoals Vertigo) zijn uitzonderingen. Jan Verheyen is vast al een opiniestuk over elitarisme en wereldvreemdheid aan het schrijven. Door een buiten de radicale cinefilie weinig bekende film als de allerbeste uit te roepen, een film die radicaal kiest voor minutenlange opnames vanuit een vast camerastandpunt van een huisvrouw die aardappelen schilt of vreugdeloze seks heeft en meer van die alledaagse dingen, zal de kloof tussen de cinefilie en het bredere publiek zeker niet smaller worden. Want hoe origineel en baanbrekend Jeanne Dielman ook was, te vrezen valt dat een zeer groot deel van de nieuwsgierigen hem niet uitgekeken krijgt. Maar dat geldt voor het lezen van Ulysses van James Joyce ook. DS, 02-12-2022 (Steven De Foer) |