actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > Thomas More Kempen > Onderwijs > Cultureel Bewustzijn 2
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 14th December 2020, 02:42
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,807
Lightbulb Met het ‘ik-populisme’ zijn we nog verder van huis

Met het ‘ik-populisme’ zijn we nog verder van huis


De partijdemocratie verkeert in crisis. Met bewegingen of netwerken proberen politici het tij te keren. Burgers beloven ze meer inspraak, via polls of aan discussietafels. Maar Rudi Laermans en Anton Jäger betwijfelen of dat de oplossing is.



Maken we in Vlaanderen de doodsstrijd van de partijdemocratie mee? SP.A-voorzitter Conner Rousseau kondigde begin september de nieuwe naam van zijn partij aan: het sloganeske ‘Vooruit’. Een paar dagen later opperde Open VLD-politicus Mathias De Clercq dat hij zijn partij tot een ‘beweging’ wil omvormen. De Clercq kreeg even later bijval van CD&V-voorzitter Joachim Coens, die een facelift wil voor zijn politieke familie. De christendemocraten zouden een ‘netwerk’ worden dat ook niet-leden betrekt en consulteert, met een mogelijke naamsverandering als gevolg. ‘Samen’ was alvast een optie die Coens in een gesprek met de krant De Zondag vermeldde – met ‘Samen Vooruit’ als coalitiemogelijkheid.

De Vlaamse partijvoorzitters volgen buitenlandse voorbeelden. Italië kent met de Vijfsterrenbeweging een digitale netwerkpartij, het Spaanse Podemos stileerde zichzelf tot een ‘partijbeweging’. In Frankrijk stampte president Emmanuel Macron La République en Marche uit de grond, waarmee hij een hele generatie politieke maagden naar het parlement stuurde.

Bewegingen en losse verkiezingsvehikels lijken in de media- of publieksdemocratie de toekomst. Directe communicatielijnen met de burger moeten soelaas bieden voor het gestaag dalende aantal partijleden en een almaar wispelturiger electoraat. De nieuwe marktleiders keren deze trend niet meteen. De N-VA blijft al jaren zweven rond de 40.000 leden, Vlaams Belang haalt amper de helft van dat aantal. Partijen overleven als leveranciers van het beleid, maar lopen intern leeg – of raken niet echt meer gevuld.

De neopartij gaat niet langer voor een programma dat is toegesneden op een sociale identiteit als die van christen, werknemer of zelfstandige. Ze richt zich eerder op individuele burgers die mee de partijagenda mogen bepalen. Militantisme maakt plaats voor een licht engagement zonder al te veel verplichtingen. Ideologie wordt verruild voor ofwel de optelsom, ofwel de uitwisseling van persoonlijke standpunten: hier de poll, daar de discussietafel. De Burgermanifesten van Guy Verhofstadt (Open VLD) met hun periodieke referenda mogen dan al vergeten zijn, ze hebben breed school gemaakt.


Expertocratie

De neopartij volgt de bredere trend richting individualisering, die aanleiding gaf tot uiteenlopende vormen van burgerdemocratie. In de officiële versie heet het dat binnen de nieuwe ‘participatiedemocratie’ burgers en bestuurders in cocreatie beleid maken, en dat diezelfde burgers staan te trappelen om publieke taken op zich te nemen. Ze beheren bibliotheken, onderhouden parken, spelen zo nodig voor burgerwacht. In Nederland is dat discours al ingesleten bestuurstaal, Vlaanderen volgt op de voet.

Daarnaast zijn er de niet-partijgebonden burgerbewegingen, van een lokaal initiatief als het Antwerpse Straten-Generaal tot een internationaal netwerk als Extinction Rebellion. Maar het sluitstuk van de burgerdemocratie is de praktijk van deliberatieve democratie. Je plaatst een uitgeloot staal van burgers bij elkaar om te delibereren over maatregelen om pakweg de klimaatcrisis aan te pakken. Je laat hen wel geïnformeerd discussiëren: eerst voeren uiteenlopende experts het woord, zoals bij het G1000-experiment van David Van Reybrouck. Vervolgens ga je ervan uit dat in het daaropvolgende spel van woord en tegenwoord het beste argument het haalt.

‘Technocratie’ en burgerdemocratie lijken dus een gespannen huwelijk aan te gaan. De voorstanders van de deliberatieve democratie heiligen het oordeelsvermogen van de individuele burger, maar menen tegelijk dat het pas zijn werk kan doen op basis van voldoende deskundige informatie. Tussen burgers en democratie staat de sluis van de expertocratie. Ook de pleitbezorgers van de deliberatieve democratie zijn ‘koele verlichters’ die de rol van emoties drastisch willen dimmen.


Twee vormen van populisme

De burgerdemocratie moet de representatieve democratie aanvullen: de burgers adviseren, de gemandateerden trancheren. Dat lijkt logisch, omdat uitgelote burgers en de adviserende experts zich niet voor beslissingen moeten verantwoorden. Tegelijk suggereert de praktijk van de deliberatieve democratie dat redelijkheid samenhangt met informatiegraad: de best geïnformeerde kan het beste argument maken. Er schuilt meer dan a grain of truth in de stelling dat de burgerdemocratie hoogopgeleiden bevoordeelt, wier mediageletterdheid een stuk hoger ligt.

Neopartij en burgerdemocratie gaan er allebei van uit dat een verzameling burgers via een poll of deliberatie een algemene wil kan uitdrukken. Die wil is een optelsom van individuele meningen – of hun na expertadvies gefilterde synthese – en vloeit niet voort uit een vaststaande volksidentiteit waarop rechts-populistische partijen zich beroepen. Dat wettigt het idee van twee vormen van populisme: hier het volkspopulisme, daar het ‘ik-populisme’; hier de natiestaat, daar de republiek.

Volks- en burgerpopulisme doen beide aan identiteitspolitiek. Burgerpopulisten handelen in naam van ofwel de altijd specifieke identiteit van minderheidsgroepen, ofwel de veronderstelde eigenheid van het geëmancipeerde individu. Populisten bedrijven daarentegen een vorm van identiteitspolitiek die geen achtergestelde minderheden of mondige burgers verdedigt, maar eerder de identiteit van een belaagde meerderheid. De Franse filosoof Pierre Rosanvallon vatte het onlangs elegant samen: ‘Te midden van een algemene versnippering van identiteiten tracht het populisme op basis van zijn identiteit een nieuwe eenheid te stichten.’ Populisme is universalistische identiteitspolitiek – voor ‘het volk’ dan wel ‘de burger’.


Weg middenveld

Volks- en burgerpopulisme hebben het ook niet zo begrepen op de intermediaire rol van het middenveld. Want op welk mandaat kunnen vakbonden of mutualiteiten zich nog beroepen? Waarom beheren ze een deel van het socialezekerheidsbudget en hebben ze zoveel subsidies nodig? België en Vlaanderen zijn in Europa uniek in de rijkdom en breedte van hun middenveld (de syndicalisatiegraad lag in 2019 nog net boven de 50 procent). Toch behandelen de vroegere partijvaders het middenveld steeds stiefmoederlijker. Niet alleen tussen het ACV en CD&V of het ABVV en Vooruit botert het niet, ook tussen de N-VA en de Vlaamse Volksbeweging wordt het water dieper. De N-VA gaat daarom digitaal: op haar communicatieafdeling werken maar liefst twintig mensen dag na dag aan een zelfgesponnen, digitaal middenveld. Ideologisch kiest de partij voor ‘het Vlaamse volk’, maar die boodschap slijt ze aan individuele burgers.

Volks- en burgerpopulisme delen de eis tot directe vertegenwoordiging op het niveau van de overheid, los van bemiddelende instituten. In het burgerpopulisme is de ideale burger mondig en eigengereid. Hij duldt geen betutteling en is geen lid van een partij of vakbond. Zijn favoriete publieke habitat zijn de sociale media, wat bepaalde politici goed uitkomt. Theo Francken (N-VA) streamde tijdens zijn termijn als staatssecretaris al vergaderingen met internationale diplomaten op Facebook. Dries Van Langenhove (Vlaams Belang) heeft tienduizenden volgers op Instagram. Met partijen die steeds sterker rond leiders zijn gebouwd, als voetbalploegen rond hun sterspelers, moet elke politicus een mediabeest worden.

Die directe verbinding tussen burger en politicus wil het burgerpopulisme niet alleen mediatiek organiseren. Het wil ook het sociale contract herschrijven. In een vloeibare samenleving met almaar minder vaste banen en steeds meer zelfstandigen, zou een corporatistische verzorgingsstaat gebouwd op vakbonden en ziekenkassen achterhaald zijn. Directe cashtransfers kunnen het nieuwe precariaat zekerheid bieden. Een basisinkomen vergt geen grote instituten die tussen overheid en individu staan, kan snel en goedkoop ingevoerd worden, en respecteert het nieuwe pluralisme in de samenleving. Individuen weten zelf wel wat goed voor hen is: onze collectieve noden laten bepalen door partijen of vakbonden is vooral autoritair. Dat daarmee de lappendeken aan sociale rechten verscheurd wordt, is de prijs van de vooruitgang: revoluties zijn altijd abrupt.

Centrale banken beheren onze economie al verregaand met quantitative easing (QE), een monetaire techniek waarbij centrale banken obligaties opkopen, om zo de rente laag te houden. Ze voorzien het bankwezen van liquiditeit. Waarom zou die technocratische behandeling ook niet kunnen voor de onderkant van de samenleving: het basisinkomen als ‘QE voor het volk’? Het huwelijk van technocratie en populisme – vandaar: technopopulisme – is kortom zowel politiek als sociaal.


Belangen bestaan niet

Tussen het populisme en de naoorlogse partijdemocratie gaapt een diepe kloof. Binnen die democratie verdedigden partijen altijd belangen, in overleg met de bevriende zuilorganisaties. Dat gebeurde nogal eens in gespreide slagorde, vanwege de toen nog uitgesproken levensbeschouwelijke of ideologische verschillen. Tegelijk maakte de gedeelde oriëntatie op belangenbehartiging het makkelijker om compromissen te sluiten: de zuilendemocratie was een pacificatiedemocratie.

De bewegingsvorm en het peilingbureau bieden vandaag een soepeler model dan de als sloom gepercipieerde partij, zowel voor politici als voor burgers. Terwijl die laatsten zich niet in langdurige, onvrijwillige associaties hoeven in te schrijven, moeten de eersten minder heisa op congressen tolereren. Inspraak is nog mogelijk, maar tussen de electorale volksraadplegingen door, bepalen technocraten het beleid, met nu en dan een participatieve por van beneden. De spindoctors houden zich bezig met windowdressing.

Of het volks- dan wel burgerpopulisme de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw aankan, van klimaat- tot coronacrisis, is twijfelachtig. Zonder het idee van belangenverdediging begint elke politieke motor snel te sputteren. Toen Groen in 2019 zijn plannen voor de afbouw van het systeem van bedrijfswagens bekendmaakte – een bijna onvermijdelijke stap richting meer ecologische duurzaamheid – stak voorspelbaar een storm van protest op. Maar confrontatiepolitiek kon niet. Groen trok zijn voorstel al snel in: de realiteit van het belangenconflict wordt uitgesteld. Dat gebeurt evengoed wanneer door experts geïnformeerde burgers samenzitten. Je kunt zoals in Frankrijk een burgerpanel honderden groene intenties laten oplijsten. Maar bij hun implementatie krijg je geheid conflicten tussen tegengestelde belangengroepen. Het uitstel van dat conflict lokt beschuldigingen uit van huichelachtigheid, wat dan weer de parler vrai van Vlaams Belang aantrekkelijk maakt.

De partijdemocratie verkeert in een diepe crisis en de spektakeldemocratie amuseert ons te pletter. Maar het burgerpopulisme biedt geen plausibel antwoord.

Rudi Laermans, hoogleraar sociologie (KU Leuven) & Anton Jäger, postdoctoraal onderzoeker aan de universiteiten van Cambridge en Brussel.


DS, 12-12-2020 (R. Laermans - A. Jäger)
Met citaat antwoorden
Antwoord


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 21:18.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.