Terwijl gemiddeld veertig procent van de studenten afhaakt zonder diploma, is dat bij de lerarenopleiding ruim de helft. ‘We trekken blijkbaar niet de juiste en de sterke profielen aan’, zegt Vlaams parlementslid Koen Daniëls (N-VA) in De Standaard.

Ruim vijftig procent van de studenten in de lerarenopleiding haakt ergens onderweg af, zonder diploma van leraar. Dat geldt zowel voor de opleidingen kleuter-, lager als secundair onderwijs.

Voor het lager onderwijs is het probleem het grootst. Van de starters in het schooljaar 2010-2011 is na drie jaar 54,4 procent uitgevallen. De recentste cijfers zijn nog niet volledig, maar duidelijk is wel al dat het percentage nog zal stijgen.

De getallen liggen een pak hoger dan de gemiddelden bij de andere opleidingen (zo’n 40 procent). Steeds vaker blijkt de studie tot leraar de tweede keuze voor jongeren én groeit de instroom vanuit het bso en tso. Net voor die groep zijn de slaagkansen het laagst, respectievelijk 80 en 55 procent haken af.

Finland

‘In Finland mogen alleen de beste studenten in het secundair onderwijs starten in de lerarenopleiding’, zegt N-VA-onderwijsspecialist Koen Daniëls, die de cijfers opvroeg bij Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V). Hij houdt een pleidooi om ook bij ons ‘schaarste’ te creëren via een niet-bindende toelatingsproef. ‘We trekken blijkbaar niet de juiste en de sterke profielen aan. Als niet iedereen zomaar kan starten, zal de perceptie van de opleiding ook veranderen.’

‘Ook het lerarenberoep moet weer de waardering krijgen die het verdient’, zegt Daniëls. ‘Het is hoog tijd is voor een ‘loopbaanpact’ voor leraren, een van de cruciale hervormingen van de regeerperiode.’

Toelatingsproef

Crevits vindt zowel het succes in de lerarenopleiding als het algemene studiesucces – dertig procent van de studenten slaagt in geen enkele opleiding die hij of zij start – te laag. De gesprekken met het hoger onderwijs over een verplichte niet-bindende toelatingsproef zijn volop bezig, luidt het. Het loopbaanpact wil de minister in het najaar rond hebben.

Crevits benadrukt ook dat de lerarenopleidingen de lat hoog leggen, wat de uitval deels kan verklaren. Johan Vanderhoeven, voormalig departementshoofd van de katholieke hogeschool Brugge-Oostende, beaamt. ‘Er is een kwalitatieve uitstroom.’

Bron:
http://www.standaard.be/cnt/dmf2015...ampaign=seeding
02-06-2015

Mening:
Ik vind dat de cijfers die gegeven worden toch redelijk hoog liggen. Moest ik dit artikel niet gevonden en gelezen hebben, zou ik er niets van geloven. Het is niet één bepaald onderdeel van de lerarenopleiding waar het voorvalt dat de helft van de studenten vertrekt zonder een diploma in de hand. Wat me wel meteen opvalt, is dat er in het basisonderwijs de cijfers wel iets hoger liggen. Ik zou graag willen weten wat de oorzaak zou kunnen zijn. Ik ben van mening dat als je een opleiding kiest, omdat je niet weet wat je wil gaan studeren of het volgt als tweede keuze dat er al minder slaagkans is. Sta je dan wel volledig achter jouw beslissing? Dat vooral de instroming komt van tso en bso, moeten ze misschien ook eens positief bekijken. Er zijn sowieso een aantal studenten die het wel halen met een diploma van tso of bso. Is het dan niet de motivatie die telt? Als je dit echt wilt, geraak je er wel. Jammer dat de samenleving hier niet echt in gelooft. Mijn mening over een toelatingsproef is neutraal. Dat de lerarenopleiding de lat hoog legt, is positief, vind ik. Door de lat hoog te leggen, levert de lerarenopleiding toch net heel goede leerkrachten, niet?

In tegenstelling tot Sien schrok ik niet van de cijfers, ik had ze ergens wel verwacht. Als ik kijk naar de jaren die ik al op de lerarenopleiding vertoef, zie ik veel studenten komen en gaan. Sommigen vertrekken omdat de werkdruk te hoog is, anderen omdat het niet goed lukt, veel herexamens hebben, het niet graag doen ... . Wat in het artikel staat is wel waar, er is een mix aan studenten uit het ASO, TSO en BSO dat begint aan de lerarenopleiding. Langs de ene kant begrijp ik de bezorgdheid hieromtrent dat in het artikel naar voren komt, maar langs de andere kant denk ik dat het eerder een verrijking voor de lerarenopleiding kan zijn om studenten te hebben die uit verschillende onderwijsvormen stromen. Studenten die uitstromen uit het TSO, het BSO en misschien wel het KSO hebben een beter beeld van de belevingswereld van deze leerlingen en zullen hierdoor beter in staat zijn om hun lessen af te stemmen op de interesses van de leerlingen. Doorheen de lerarenopleiding zagen we (terecht) dat het belangrijk is om te differentiëren in de klaspraktijk. Het zou goed zijn dat dit ook gebeurt in de lerarenopleiding, zodat elke student op deze manier zijn eigen competenties als leerkracht ten volle kan ontwikkelen op zijn/haar eigen tempo.