#1
|
||||
|
||||
Vroeger was het nooit beter
Vroeger was het nooit beter
Bestaat er een historische schuld van Franstaligen tegenover Vlamingen? MARC REYNEBEAU stelt dat de taalvernedering in het verleden deel uitmaakte van een veel breder sociaal onrecht. Het is niet moeilijk om de geschiedenis te zien als een vat vol drama's, onrecht en discriminatie. Maar is het zinvol om zich nu nog een slachtoffer van dat onrecht te voelen en om daar eventueel genoegdoening voor te eisen? Elders gebeurt dat wel eens, vooral in debatten rond kolonisering of slavernij. En België heeft over zijn verleden al excuses uitgesproken, over zijn nalatigheid tijdens de Rwandese genocide in 1994 en over zijn rol in de moord op de Congolese premier Patrice Lumumba net een halve eeuw geleden. Nu pleit Geert Buelens ervoor dat 'de Franstalige elite' in België haar 'historische schuld' tegenover Vlaanderen zou erkennen (DS 2 februari), een voorstel waarvan Maarten Van Ginderachter de goede zin betwijfelt (DS 4 februari). Want wat is inderdaad de precieze aard van dat historische contentieux? Er bestaat tenslotte een verschil tussen historisch besef en het moreel of politiek activeren van de geschiedenis. Dat maakt haar dienstbaar aan een actueel doel. Dat is altijd linke soep. Met morele oordelen over het verleden is het anachronisme nooit ver af. Het begrip 'Franstalige elite' is, historisch gesproken, al een pleonasme. Al wie in het verleden in België politieke en economische macht bezat (en die twee waren nauw verbonden), was Franstalig, ook in Vlaanderen. Samen met het Belgique de papa is die elite vandaag verdwenen. Ze begon al een eeuw geleden te verkruimelen, parallel met de groei van de Vlaamse subnatie. Dat de - symbolische - laatste telg ervan, ex-Fortis-topman Maurice baron Lippens, nu ergens in het verborgene schuilt, is er tekenend voor. Vlaamse hongersnood Wie zou zich vandaag dan kunnen opwerpen als erfopvolger van die Franstalige elite? Toch niet Elio Di Rupo zeker? Want in zijn kern is het historische onrecht vooral sociaal van aard: de uitbuiting en discriminatie van de lagere klassen door meer bepaald de adel en de burgerij. Dat onrecht bestond zowel in het zuiden als in het noorden van het land. Niet voor niets kon het socialisme zo'n hoge vlucht nemen in Wallonië, waar overigens ook de lokale Waalse dialecten onder elitaire verfransingdruk naar de folklore verdwenen. Maar zoals vandaag de neiging bestaat om elk thema te communautariseren en het dus te interpreteren als een tegenstelling tussen Nederlands- en Franstaligen, zo bestaat kennelijk een tendens om dat, met terugwerkende kracht en dus anachronistisch, ook te doen met historische conflicten. Want wat voor een land was België dan? Bij zijn ontstaan had het een voor de tijd erg vooruitstrevende grondwet, die in veel vrijheden voorzag die elders in Europa nog lang niet waren verworven. Maar zo wilden het de toenmalige machten. De kerk eiste de volle vrijheid van handelen, de economische elite duldde geen overheidsinmenging. Die elite maalde niet om de kinderarbeid in de Waalse mijnen of om de hongersnood op het Vlaamse platteland dat tot 'arm Vlaanderen' verpauperde. Al hebben diezelfde vrijheden wellicht ook het Nederlands 'gered'; in een meer autoritaire staat had een Vlaamse Beweging vast nog veel minder armslag gekregen. Bij het einde van de negentiende eeuw was de economische grootmacht België een lagelonenland, met zeer weinig sociale wetgeving, geen verplicht onderwijs, noch zuiver algemeen stemrecht. Andere Europese landen deden het daarin veel beter. Maar al kan die toestand nu als onrechtvaardig of discriminerend worden gezien, toen gold hij als de natuurlijke orde der dingen. En die consensus werd vanaf 1884 politiek gedragen door een katholieke meerderheid, die haar electorale basis vooral in Vlaanderen vond. Boertige manieren Als Vlamingen werden gediscrimineerd, gebeurde dat niet zozeer omdat zij Nederlands (of liever, een Vlaams dialect) spraken, maar omdat zij tot de sociaal lagere klassen behoorden. En daar kwam inderdaad ook een culturele dimensie bij: de elite keek neer op hun Nederlandstaligheid, zoals ze ook neerkeken op hun schamele kledij of op wat ze zag als hun boertige manieren - herlees maar Het gezin Van Paemel van Cyriel Buysse. Een wrange ironie wil dat de perceptie van het historische onrecht zich aan beide kanten vernauwde tot de taal. De Vlaamse beweging spitste zich toe op taalkwesties en speelde bijvoorbeeld geen grote rol in de strijd voor het algemeen stemrecht of in de sociale emancipatie; daar had ze een heel andere kijk op. Franstaligen exploiteerden dan weer, bij gebrek aan beter, de vermeende inferioriteit van het Nederlands zodra de Vlaamse emancipatie hun machtsbastions en monopolies bedreigde, vooral in de publieke sector. De minachting voor het Nederlands was altijd reactionair en kleingeestig en ze bestaat nog bij Franstaligen die denken dat zij het ware wereldburgerschap in pacht hebben, al reikt dat niet verder dan Parijs. Het creëerde in Vlaanderen wel een historisch trauma. Taal bleef een sociale marker, die pas nu wegebt, sinds jonge generaties het Engels wel cool zijn gaan vinden. Maar ook wie in de jaren vijftig, zo getuigde Wilfried Martens, Algemeen Nederlands sprak, kreeg het verwijt 'het hoog in hun bol' te hebben. Hadden veel Vlamingen de taalvernedering dan geïnternaliseerd? Die blijvende taalschaamte en minderwaardigheidsgevoelens passen bij het kaakslagflamingantisme, het eeuwige ressentiment, het Calimero-gedrag, de bittere miskenning of andere politiek niet zo nuttige slachtoffergevoelens. En toch bevolken de Vlamingen vandaag een van de sociaal, economisch en cultureel meest bloeiende regio's ter wereld. Aan die paradox zal een erkenning, door wie dan ook, van een historische schuld niet veel verhelpen. Zoals dat meestal gaat wanneer de inzet niet de feiten maar de perceptie is. Marc Reynebeau, historicus en redacteur van deze krant DS, 07-02-2011
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |