#1
|
|||
|
|||
gelijke onderwijskansen
Wie is bang van gelijke onderwijskansen?
Ides Nicaise is doctor in de economische wetenschappen en werkt als projectleider aan het Leuvense Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). Zijn belangrijkste onderzoeksdomeinen zijn armoede en sociale ongelijkheid. Hij is promotor van het platform School+.Lijst Dedecker vreest dat het gelijkekansenbeleid van onderwijsminister Vandenbroucke ten koste gaat van de veelgeprezen kwaliteit van het onderwijs in Vlaanderen. 'Onderzoek heeft aangetoond dat deze vrees weinig gegrond is', stelt Ides Nicaise. Keer op keer wijzen internationale vergelijkingen op de uitzonderlijk sterke gemiddelde prestaties van het Vlaams onderwijs, maar tegelijk ook op een grote kloof in vaardigheden tussen leerlingen uit sociaal sterkere en zwakkere milieus. Dit samengaan van hoge kwaliteit met grote ongelijkheid heeft paradoxale gevolgen voor het beleidsdebat: sommigen beginnen te geloven dat ze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het pleidooi voor democratisering in Vlaanderen wordt steeds vaker afgeblokt met het argument dat het ten koste zou gaan van de kwaliteit van ons onderwijs. Het exponent van dit discours was een persoffensief van Lijst Dedecker tegen het gelijkekansenbeleid van Minister Vandenbroucke bij de opening van het nieuwe schooljaar. Het begon met een opiniebijdrage in De Standaard van Katja Beckx namens de Cassandra-onderwijswerkgroep die LDD ondersteunt: daarin vergelijkt zij het nieuwe financieringsdecreet van Vandenbroucke voor het leerplichtonderwijs met 'zilverpapier inzamelen voor hongerende Afrikaanse kinderen'. Beckx pleit onomwonden voor méér prestatiegericht, méér competitief onderwijs. Sociale ongelijkheid bestrijden is volgens haar geen opdracht van het onderwijs, maar van het welzijnswerk. Welzijnswerkers zullen het graag horen: zet de kraan maar verder open, zij zullen wel dweilen... Een paar dagen later sprong Jean-Marie Dedecker zelf Beckx bij met een paar aanvullende karikaturen van het gelijkekansenbeleid ('een gouden medaille voor iedereen' - 'nivellering omlaag' enz.). Ons pas verschenen boek Gelijke kansen op school: het kan! wil dergelijke vooroordelen over het gelijkekansenbeleid uit de wereld helpen. In het boek wordt een panorama geschetst van 16 strategieën om het GOK-beleid te versterken: ze zijn onderling niet tegenstrijdig, maar complementair. De 16 strategieën zijn gegroepeerd volgens drie brede invalshoeken: 1. Strategieën voor meer gelijke kansen, die moeten bijdragen tot betere randvoorwaarden opdat de ongelijkheid buiten de schoolmuren zo weinig mogelijk doorwerkt in de leerkansen van jongeren. Voorbeelden van een dergelijke aanpak zijn voorschoolse educatieprogramma's, brede scholen, en de afbouw van materiële drempels in het onderwijs. 2. Strategieën voor meer gelijke behandeling - gaande van desegregatie tot de (sociale) vorming van leerkrachten, van het versterken van leerlingenrechten tot intercultureel onderwijs, van curriculumhervormingen tot het bevorderen van een solidair klimaat onder leerlingen, van inclusief onderwijs tot ouderparticipatie - zijn erop gericht open en verborgen discriminaties tussen sociale groepen in het onderwijs weg te werken. 3. De derde benadering is eerder gericht op remediëring van ongelijkheden, vooral door vormen van positieve discriminatie ten gunste van achtergestelde groepen. In dit deel van het boek horen thema's thuis zoals onderwijsvoorrangsbeleid, alternatieve leertrajecten of differentiatie. We zoomen even in op het onderwijsvoorrangsbeleid. Deze aanpak berust op de eenvoudige logica dat sociaal achtergestelde jongeren extra moeten gesteund worden om (zoveel mogelijk) dezelfde basiskwalificaties te kunnen verwerven. Dit vertaalt zich onder andere in extra subsidies voor scholen met een hoog aandeel leerlingen uit kansengroepen. Het zopas in werking getreden financieringsdecreet van Minister Vandenbroucke voor het leerplichtonderwijs is een toepassing van deze strategie. Dit principe van positieve discriminatie wordt door LDD (en anderen) aangevochten uit vrees dat het ten koste gaat van de gemiddelde kwaliteit - laat staan, van de toppresteerders. Onderzoek heeft aangetoond dat deze vrees weinig gegrond is. Een democratiseringsbeleid kan niet vergeleken worden met het herverdelen van een taart, waarbij een groter stuk voor de éne (al dan niet terecht) een kleiner stuk voor anderen impliceert. Om te beginnen was één van de premissen van het financieringsdecreet dat geen enkele school middelen zou verliezen: de positieve discriminatie is met andere woorden volledig gefinancierd met bijkomende middelen. Meer nog, als scholen die middelen goed besteden, worden ook kansrijke leerlingen er beter van. Een directrice van een basisschool verwoordt haar visie in ons boek als volgt: "Wat goed is voor de zwaksten, is goed voor iedereen". Zij investeert haar extra middelen in een positiever schoolklimaat, meer actief onderwijs, peer tutoring tussen Vlaamse en allochtone leerlingen... Waarom zouden de sterke leerlingen daar slechter van worden? Zou het niet eerder zo zijn dat het opruimen van hinderpalen in het leerproces van achtergestelde leerlingen de efficiëntie van het onderwijs voor alle leerlingen verhoogt? Bij peer tutoring-projecten in het buitenland is alvast gebleken dat de sterke leerlingen (die als tutor ingezet worden) er ook op vooruit gaan, omdat ze de leerstof heel didactisch leren verwerken. En ook hun sociale vaardigheden worden erdoor opgekrikt. Mevrouw Beckx en mijnheer Dedecker, de keuze tussen een sterk onderwijs en meer gelijke kansen is een vals dilemma. Er zijn genoeg landen die op beide vlakken uitstekend presteren. (Ides Nicaise en Ella Desmedt (red.), Gelijke kansen op school: het kan! Zestien sporen voor praktijk en beleid, Mechelen: Plantyn, 2008, 492 p.) 13/10/08 13u45 De Morgen online Ik vind de vrees voor slechtere schoolprestaties bij gelijke onderwijskansen, ongegrond. Wanneer we bijvoorbeeld peertutoring stimuleren, wordt de lat hoog gelegd voor de zwakkeren en hoger voor de sterken. De sterke leerlingen oefenen bijvoorbeeld hun communicatieve vaardigheden wanneer ze leerstof uitleggen aan de zwakkere leerlingen, terwijl de zwakkere leerlingen de leerstof uitgelegd krijgen door peers. Leerlingen kunnen elkaar vaak beter iets uitleggen. |