|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Kerstessay - Oorlog & Vrede (5)
Wat doen we met de vijand, nu uitroeien niet langer aanvaardbaar is?
De belofte van het totalitarisme is eenheid, samenhang en vrede, leert Arnon Grunberg van de Franse filosoof Claude Defort. En de belofte van de democratie? De onenigheid organiseren, de onvrede kanaliseren, leren omgaan met de vijand. Dat maakt haar zo broos. Als oorlog de georganiseerde strijd is tegen een of meer georganiseerde vijanden, wat is vrede dan? De afwezigheid van strijd of de afwezigheid van zowel strijd als vijandschap? Menigeen zou zeggen dat waarlijke vrede ook de afwezigheid van vijandschap veronderstelt. Maar hoe bereik je die afwezigheid? De vijandschap kan gemasseerd worden tot vriendschap of de vijanden kunnen worden uitgeroeid. De nog altijd invloedrijke politiek denker Niccolò Machiavelli (1469-1527), die vermoedelijk ten onrechte een slechte naam heeft, zegt in zijn beroemdste werk De heerser, in de vertaling van Frans van Dooren, dat men de mensen of moet strelen of moet uitroeien. “Want iemand die licht wordt aangepakt, wreekt zich, terwijl iemand die zwaar geweld wordt aangedaan, zich niet meer kan wreken.” Het uitroeien of tot slaaf maken van de vijand na de overwinning, gold lang als iets min of meer vanzelfsprekends. Pas sinds de technologische vooruitgang, die van het uitroeien een gebureaucratiseerd en industrieel proces maakte – er ontstonden fabrieken die niets anders dan lijken produceerden – is de weerzin die mensen bij uitroeiing voelen, uitgemond in een nieuw taboe met bijbehorende juridische consequenties. De opvatting dat genocide de ergste van alle misdaden is, is een erfenis van de 20ste eeuw. Wat niet wegneemt dat er bijvoorbeeld in het Syrië van Assad nog altijd dergelijke doodsfabrieken bestonden, zij het iets minder geïndustrialiseerd. Vijanden uitroeien om tot broederschap en vrede te komen wordt heden ten dage beschouwd als een onrechtvaardig middel bij een rechtvaardig doel. Het was de jurist Carl Schmitt (1888-1985) die stelde dat de oorlog om alle oorlogen uit te roeien een onmenselijke oorlog zou zijn, die ook de vijand zou ontmenselijken. Schmitt heeft een naziverleden en dat neemt niet iedereen licht op, we zullen hem even laten liggen, en ons liever buigen over de rechtvaardigheid van het doel. Het mystieke lichaam is … vlees Het was de Franse filosoof Claude Lefort (1924-2010) die begreep dat de totalitaire onderneming oftewel het totalitarisme beoogt dat “de interne maatschappelijke verdeeldheid wordt uitgewist”. Wie was Claude Lefort? Hij omschrijft zichzelf zo: “Ik ben van oorsprong socioloog noch politicoloog. Ik ben filosofisch opgeleid, in de lyceumbanken, bij Merleau-Ponty, een denker die de gave had zekerheden stuk te slaan, zaken ingewikkeld te maken als men ze wilde vereenvoudigen, die het onderscheid tussen subject en object afwees, en die onderwees dat de ware vragen niet uitgeput raken met antwoorden, dat zij niet alleen uit onszelf afkomstig zijn, maar een aanwijzing van onze omgang met de wereld, met anderen, met het zijn zelf.” Hij was ook kortstondig een trotskist tot “de ongrijpbaarheid van Marx’ oeuvre” hem deed inzien dat er een moment zou komen dat zijn “oorspronkelijke zekerheden zouden afbrokkelen”. Terwijl Lefort nog trotskist was, zag hij het einde van zijn trotskisme al naderen, zoals je het einde van de liefde kunt zien naderen terwijl je er nog middenin zit. In het totalitarisme ziet Lefort, hij was niet de enige, “een centrale gebeurtenis van onze tijd” die ons maant “de aard van de moderne samenleving te onderzoeken”. Dat totalitarisme is ons komen verleiden met fantasieën die nog altijd springlevend zijn, het totalitarisme zelf is allesbehalve dood, het kan ook niet dood zijn want het totalitarisme komt voort uit de democratie. Waar gedacht wordt, is nihilisme nooit ver weg, waar democratie wordt bedreven is totalitarisme altijd dichtbij. Waarom? De macht heeft een “theologisch-politieke” oorsprong, in de middeleeuwen had de koning een dubbellichaam, “sterfelijk en tegelijk onsterfelijk”. Het mystieke lichaam van de kerk liep geruisloos over in dat van de monarch, en daarmee van de macht. Boven die monarch zweefde Christus. Je zou het begin van de moderniteit, van onze tijd dus kunnen laten beginnen met de Franse Revolutie, nog preciezer op 21 januari 1793 toen het mes van de guillotine het hoofd van koning Lodewijk XVI scheidde van zijn lichaam. Het mystieke lichaam bleek gewoon vlees, niet wezenlijk anders dan dat van een hond of een varken, en daarmee was het gedaan met het mystieke. “De politieke macht was niet langer aan dit lichaam gelieerd en vervluchtigde om zich vervolgens op andere plekken te manifesteren”, schrijven vertalers Pol van de Wiel en Bart Verheijen in een inleiding. Macht is … een lege plaats In een poging de nieuwe orde eens en voor altijd te scheiden van de oude, volgde op de Franse Revolutie de terreur van de Jacobijnen. De nieuwe, verbeterde mens moest dringend geboren worden en de vroedvrouwen van die nieuwe mens zullen de massale onthoofdingen hebben aangezien voor een soort keizersnee. Het verlangen met veel geweld de zuiveren van de onzuiveren te scheiden had geen religieuze component meer, maar een ideologische, wat de haast verklaarde: de toekomstige wereld was nu of nooit. Langzaam en via enkele omwegen (Amerika en zijn onafhankelijkheidsverklaring) kwam uit de Franse Revolutie de liberale democratie tevoorschijn die als kenmerk heeft dat “de macht verschijnt als een lege plaats en zij die haar uitoefenen als eenvoudige stervelingen die haar slechts tijdelijk bezetten”, aldus Lefort. De democratie is een “onbeheersbaar avontuur” waar “de macht, de wet en de kennis” – zo deelt Lefort de afzonderlijke domeinen van de moderne, liberale samenleving in – “met een radicale onbepaaldheid worden geconfronteerd”. Die lege plaats is een onbeheersbaar avontuur, laten we dat niet vergeten. De Duitse rechter Ernst-Wolfgang Böckenförde formuleerde het zo: “De vrije, geseculariseerde staat leeft van voorwaarden die hij zelf niet kan garanderen. Dat is het grote waagstuk dat hij omwille van de vrijheid is aangegaan.” Anders gezegd, de democratie zelf komt net als de vrijheid zonder garanties, en zal ongeacht hoeveel branddeuren ook worden geplaatst (kiesdrempels, partijverboden, enzovoort) altijd ongewis blijven. De broosheid van de moderne democratie is geen weeffout, maar een essentiële eigenschap ervan. Het mag duidelijk zijn dat die noodzakelijke kwetsbaarheid voor velen in tijden van onzekerheid als een ontoelaatbaar risico verschijnt. Het wilde paard moet gedresseerd worden en in de circustent braaf zijn rondjes lopen. Waarmee ik niet zeg dat de moderne democratie en het liberalisme dat eraan ten grondslag ligt, geen waarlijk problematische plekken kennen. De lege plaats van de macht leidt tot een reeks van lege plaatsen waarvan de aanblik soms bijna onverdraaglijk is. Wat valt te zeggen over een staat waarin de elite wordt waargenomen als een hedendaagse aristocratie die niets meer met deugd en eer te maken heeft, die zijn eigen traditie niet meer kent of niet meer wil kennen, die alleen nog lijkt te bestaan omdat zij met meer vaardigheid de eigen hebzucht heeft uitgeleefd dan andere hebzuchtige burgers? Op zijn minst dat zo’n staat een groot probleem heeft. Zo’n staat dreigt zijn legitimiteit te verliezen en daarmee wordt zelfs de meest basale taak van de staat, het garanderen van interne vrede, het voorkomen van burgeroorlog, ongewis. Daar komt ook het populisme om de hoek kijken, dat met de leegte niet kan leven, met de symbolische representatie, de parlementaire democratie, niet kan leven en werkelijke representatie wil. De symbolische orde moet een werkelijke orde worden. Ook dat is het punt waarop de terreur zijn aanvang neemt. Populisme is niet per definitie totalitarisme, maar met het totalitarisme heeft het gemeen dat het de leegte van de lege plaatsen onaanvaardbaar vindt. Totalitarisme is … totale liefde Het totalitarisme is niet dood, schreef ik net, wat zijn dan de levendige fantasieën waarin het voortleeft? Om te beginnen de schepping van de nieuwe mens die voortkomt uit een “homogene volksgemeenschap”. Homogeniteit is natuurlijk slechts het ietwat technocratische jargon voor broederliefde. De vijandschap moet worden verdreven door de vijanden te verdrijven (over uitroeien durft niemand meer te praten) waarna mensen die op elkaar lijken, gelijkgeschakeld en wel, en in opperste solidariteit en broederschap met elkaar samen zullen leven. De belofte van het totalitarisme is de belofte van de liefde die kan opbloeien als met de vijanden van de broederliefde korte metten is gemaakt. Omdat het ook na de zuivering met de kameraadschappelijke liefde meestal niet wil vlotten, moet het totalitarisme altijd weer nieuwe vijanden en nieuwe vijandbeelden produceren. In Het beeld van het lichaam schrijft Lefort: “De grote stalinistische zuiveringen brachten aan het licht dat de bureaucratie idealiter alles was en de bureaucraten niets; de uitschakelingsgolven van duizenden of tienduizenden bureaucraten leken me, in plaats van in strijd te zijn met de belangen van de bureaucratie, een uitdrukking van haar macht.” Het totalitarisme ziet de samenleving als een lichaam dat gezuiverd moet worden van onzuivere elementen. Waar die retoriek of echo’s ervan opduiken kan men gewaarschuwd zijn. Maar de onderliggende belofte van het totalitarisme is de eenheid, de vrede, de samenhang, ja ik zou zeggen de totale liefde. Als er flinke stappen zijn gezet in de realisatie van die liefde, “raast de doodsdrift door de denkbeeldige, gesloten en eenvormige ruimte van het totalitarisme”. In het verlangen naar universele liefde en vrede houdt de slang van de doodsdrift zich slapende. Ook daarmee zullen we, vrees ik, moeten leven. Democratie is eerst en vooral de organisatie van onenigheid, het kanaliseren van onvrede. Het hedendaagse gesteun en gezucht over polarisatie is ten diepste ondemocratisch. Maar aangezien er met net zoveel passie wordt gesteund en gezucht over vertraagde treinen, moeten we misschien concluderen dat het minder over het onderwerp van het gesteun gaat dan over het plezier van het steunen en zuchten zelf. Een democratische samenleving is een samenleving “die de voorstelling van een organisch geheel ondermijnt”, aldus Lefort. Je zou kunnen zeggen dat een democratische samenleving een samenleving is die zichzelf blijft onderzoeken en daarmee ook veel zekerheden doet afbrokkelen. Zo’n samenleving streeft niet naar het onzichtbaar maken of verwijderen van alle interne tegenstellingen, ze laat die tegenstellingen bestaan, maakt ze eens te meer zichtbaar. In een van hun inleidingen spreken de vertalers Van de Wiel en Verheijen over “de harmonieuze eenheid van het proletariaat” in de Sovjet-Unie en “de harmonieuze Germaanse samenleving” ten tijde van het nazisme. Democratie staat haaks op die harmonie, maar tegelijkertijd weten wij hoe groot en intens het verlangen naar dergelijke harmonie is. Welke schoft wil de ondankbare taak op zich nemen om zich tegen dergelijke harmonie te keren? Hoop is … een vorm van zelfbedrog Wie over vrede wenst na te denken moet nadenken over vijanden en vijandschap, al ben ik bereid die vijanden ook tegenstanders te noemen. De vrede stelt slechts een wezenlijke vraag: hoe gaan wij met onze vijanden om? De Duits-Amerikaanse politiek filosoof Leo Strauss (1899-1973) meende dat het liberalisme zijn burgers niet meer kon opvoeden, dat de legitimiteit van de macht uiteindelijk nog slechts zou bestaan omdat de regeerders “verantwoordelijk zijn voor de onverantwoordelijken”. De liberale democratie biedt wegen om met de diversiteit aan belangen en meningen, aan opvattingen en geloven om te gaan, zonder dat dat leidt tot burgeroorlog. Maar nogmaals, de broosheid ervan kan niemand ontgaan. Strauss beweerde in “morele herbewapening” een oplossing te zien, zonder daar waarschijnlijk echt in te geloven. Geen vrije, liberale staat kan zijn burgers moreel herbewapenen, hooguit kan hij voorwaarden scheppen waaronder sommige burgers bereid zijn het denken en de traditie van het denken serieus te nemen. Maar zelfs dan zijn de resultaten ongewis. Waar de staat moreel gaat herbewapenen, begint het bestuurlijke zelfbedrog dat zich vroeg of laat in elk huis, in elke school, in elke kazerne en in elk ziekenhuis zal nestelen. Staatkundige morele herbewapening is weinig anders dan de totalitaire fantasie van de schijnharmonie. Wat niet wegneemt dat ook Lefort zag dat volksvertegenwoordigers, symbolische vertegenwoordigers van het electoraat, ook een pedagogische taak kunnen hebben. De dictatuur van de volkswil blijft een dictatuur. In een liberale democratie moet de burger zijn eigen geluk, betekenis, God en hemel bij elkaar scharrelen. Hij moet voor zichzelf de leegte van de lege plaatsen opvullen, zonder dat hij, dat zegt ook Lefort, zijn eigen meester is. Daarin zit zijn tragiek en zijn potentiële grootsheid. “Hij blijft evengoed afhankelijk van bestaande ideeën en handelingsprincipes die aan zijn wil en kennis ontsnappen.” Hij blijft een product van zijn cultuur, er is weinig tot niets natuurlijks aan hem. Maar bovenal blijft staan dat niemand, geen lichaam, zich de macht kan toe-eigenen. Lefort: “De macht wordt en blijft democratisch wanneer zij de macht van niemand blijkt te zijn.” Hannah Arendt zag in de macht van niemand de meest meedogenloze heerschappij, Lefort ziet in de macht van niemand iets van de verlichting doorschemeren. Hoe definiëren we niemand? Misschien kan de Duits-Roemeense dichter Paul Celan (1920-1970) helpen, hij dichtte, in de vertaling van Ton Naaijkens: “Geloofd zijt gij, Niemand. Om uwentwille zullen wij bloeien. U toeneigen. Een niets waren wij, zijn wij, zullen wij blijven, bloeiend: de niets-, de niemandsroos.” Zoals de macht een lege plek moet blijven, zo moet ook de hoop een lege plek blijven. De mens is een niets, op zijn beste momenten een bloeiend niets, maar met rechten die niemand van hem kan afpakken. Ik geloof niet dat hoop een voorwaarde is voor verandering, ik zie van hoop veeleer een corrumperende werking uitgaan, een voor de hand liggende vorm van zelfbedrog. Maar hopeloosheid is niet hetzelfde als wanhoop. Je kunt het casino betreden, wetende dat het gebouwd is voor verliezers, oftewel zonder enige hoop, en toch alles verwachtend, namelijk dat voor één keer de croupier en het balletje je goed gezind zullen zijn. De hopeloosheid is als een vaccin dat je kan beschermen tegen de gruwelijke koorts van teleurstelling en rancune. De hopeloosheid sluit de krankzinnige verwachting niet uit, hij plaatst die verwachting alleen in een context. Ik raad u niet aan zo te leven. Ik zeg alleen: zo wil ik leven. En sterven. En aangezien de toekomst onbepaald is, voeg ik er meteen aan toe: misschien denk ik er morgen heel anders over. DS, 31-12-2024 (Arnon Grunberg) Laatst aangepast door bijlinda : 31st December 2024 om 04:55. |