|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
We zijn school minder belangrijk gaan vinden
“We zijn school minder belangrijk gaan vinden in één generatie tijd. Dat draai je niet terug in een vingerknip”
“We zijn welvarender geworden en dat is positief, maar het maakt ons ook luier.” Zo reageert Filip Moons, docent wiskundedidactiek aan de Universiteit Utrecht en actief bij de Vlaamse Vereniging Wiskundeleraars, op de slechte TIMMS resultaten. Diverse rapporten tonen aan dat het niet goed gaat met de kennis van de Vlaamse leerlingen. Wat zit er achter die steile daling? “De Pisa-resultaten waren slecht en die van Pirls waren heel slecht voor begrijpend lezen. Nu komen de Timss-resultaten (over wiskunde en wetenschappen, red.) daarbovenop. Het is pijnlijk.” “De resultaten zeggen niet alleen iets over het onderwijssysteem. Ze zeggen ook iets over de maatschappij. We zijn de school minder belangrijk gaan vinden in één generatie tijd. Dat draai je niet terug in een vingerknip. We zijn welvarender geworden en zijn gestegen in de ‘human development index’ (HDI, die de menselijke ontwikkeling wereldwijd meet, red.). Landen die hoog staan op de HDI, gaan vaak achteruit op het vlak van onderwijs. Dat komt omdat de gedachte van naar school te moeten gaan om het beter te hebben dan je ouders, is weggedeemsterd.” “Het is positief dat we welvarend zijn geworden, maar dat maakt ons helaas ook luier. Dat zien we in de houding van de leerlingen en ook in hoe we reageren als iemand ons vertelt dat die kiest voor een lerarenopleiding. We vinden dat meestal niet ambitieus genoeg.” De testen werden afgenomen bij leerlingen van het vierde leerjaar. Bij de uitbraak van de coronacrisis zaten zij in het eerste leerjaar. Heeft dat niet meegespeeld? “Het is flauw om de coronacrisis als excuus te gebruiken. Alle landen hebben corona moeten overleven. De crisis heeft wel blootgelegd dat ons toen al waggelend onderwijssysteem onvoldoende voorbereid was voor de uitdagingen die corona meebracht, zoals de digitale switch van het onderwijs.” Roemenië en Polen doen het beter dan wij, blijkt nog uit de resultaten. Ook Litouwen scoort goed. “Die trend zagen we ook al in de Pisa-resultaten. Vooral de Baltische staten zijn aan een stevige zelfbewustwording bezig. Ze beseffen dat ze weinig te bieden hebben en dat hun toekomst afhangt van de kennis die ze meegeven aan de jonge generatie. Maar ook Engeland stijgt: met een focus op duidelijke leerlijnen, effectieve didactiek en een focus op de kern, vinden ze langzamerhand weer aansluiting met de kopgroep.” Leerlingen met een migratieachtergrond scoren slechter. Opvallend is dat de kloof tussen kinderen met en zonder migratieachtergrond in andere landen niet zo groot is. Hoe komt dat? “Het klopt alleszins niet dat kinderen met een migratieachtergrond op zichzelf de cijfers naar beneden halen, want de trend is in alle opzichten dalend. Onze maatschappij slaagt er slecht in om die generatie kinderen met roots in het buitenland mee te nemen. De tweede generatie migranten doet het bijvoorbeeld amper beter dan de eerste generatie. We moeten durven onszelf in de ogen te kijken, want dit toont dat wij er niet in slagen die groep te emanciperen. Andere landen doen het op dat gebied significant beter. In Estland leeft een grote Russische gemeenschap die als tweederangsburgers wordt bekeken. En toch slaagt het onderwijssysteem er daar toch in om ook hen op heel hoog niveau te brengen.” Hoe slagen we erin de kloof in Vlaanderen te dichten? “Ver weg blijven van de ‘dictatuur van de lage verwachtingen’. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat een leerling met een migratieachtergrond minder vaardig zou zijn dan een autochtoon. Leg de lat voldoende hoog op het gebied van taal en rekenen, relativeer taalarmoede niet weg op het altaar van medelijden. Toen ik lesgaf op een Brusselse school met bijna alleen maar allochtone leerlingen, viel het me op dat de appetijt om te leren bij mijn leerlingen vaak hoger was dan wat ik in ‘typisch Vlaamse’ klassen mocht ervaren.” Hoe krijgen we alle Vlaamse leerlingen mee? “Ik wil benadrukken dat, hoewel we dat nog niet zien in de resultaten, er een kentering op komst is. Terugkeren naar de essentie zal ons veel vooruithelpen, want ik geloof echt dat we met onze huidige leerkrachten en leerlingen kunnen staan waar we moeten staan. Voormalig Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) heeft veel pogingen gedaan om de kar te keren, maar daarvan zien we het effect nog niet. Het zal nog vijf jaar duren vooraleer we daar enige conclusies uit kunnen trekken. Huidig minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) vindt dat het niveau zowel in het kleuteronderwijs als in de lerarenopleidingen een pak hoger mag. Dat vind ik ook. Vroeger was de school streng, misschien was dat niet slecht. En in de lessen zelf gaat er veel tijd verloren aan zaken die weinig te maken hebben met de essentie – denk aan de vele uitstapjes. Kunnen we die tijd niet nuttiger gebruiken?” DS, 05-12-2024 (Kubra Mayda) |
#2
|
||||
|
||||
Terug naar de basis
Leerlingen verdienen dat we terugkeren naar de basis
De recente slechte resultaten van Vlaamse leerlingen voor wiskunde en wetenschappen leggen voor Johan De Donder de vinger op de wonde: basiskennis en -vaardigheden blijven essentieel. Nooit eerder scoorden leerlingen in het vierde studiejaar zo slecht voor wiskunde en wetenschappen. Het niveau van het Vlaamse onderwijs is niet langer verontrustend, maar dramatisch slecht. De alarmbellen rinkelen voor alle duidelijkheid niet alleen in de lerarenkamers van de basisscholen. Ook in de secundaire scholen houdt men zijn hart vast voor de volgende internationale peilingen. De toestand is het resultaat van decennia verkeerde keuzes maken inzake inhoud en didactiek én van een verstikkende polarisering in het onderwijsdebat. Te lang werd de discussie over goed onderwijs door ideologische tegenstellingen gedomineerd. Voor- en tegenstanders van de brede eerste graad stonden lijnrecht tegenover elkaar. Nuance kreeg geen kans. Pleitbezorgers voor kennisonderwijs als basis voor het oefenen van vaardigheden en voor sterke, effectieve didactische leermethodes werden als ouderwets weggezet. Het sociaal constructivisme was dé waarheid en won het pleit. Basiskennis opbouwen werd een individuele zaak van de leerling: het zelfstandig en zelfontdekkend leren was geboren. In de klas zouden nog hoofdzakelijk (gecombineerde) vaardigheden aan bod mogen komen. Geïsoleerde oefeningen om bijvoorbeeld regels te herhalen waren uit den boze. Kennis peilen op toetsen en examens werd als onzin bestempeld. In combinatie met meer aandacht voor welbevinden en gelijkheid zou dat aangenamer onderwijs opleveren. Dat onderwijsidee werd zelfs tot in de basisschool als wondermiddel gepropageerd. In leerplannen uit de jaren 90 las je dat het over een fundamentele herziening van de onderwijsactiviteit ging: een radicale breuk met het verleden. We citeren: “In de nieuwe aanpak zal de leraar zich steeds minder moeten bezighouden met het overdragen van kennis en meer met het begeleiden van leerprocessen.” Bijgevolg kregen de lerarenopleidingen te horen dat de leraar wel een vak moet kennen, maar dat het verkeerd is te denken dat vakkennis het belangrijkste is. Kennis werd ook inhoudelijk in vraag gesteld. Zo kreeg ik in het begin van de jaren 2000 op een bijscholing Nederlands te horen dat spraakkunst niet langer een middel voor taalverwerving kon zijn. De pejoratieve termen “spraakkunst” en “grammatica” werden vervangen door het aangenaam klinkende woord “taalbeschouwing”. Leerlingen dachten voortaan over de taal na. Ze mochten geen regels voor spelling en zins- en woordbouw instuderen noch woordenschat memoriseren. De verschraling van de taal had als gevolg dat de lees- en schrijfvaardigheid achteruitging. Ook op dat vlak lopen de internationale resultaten van Vlaamse leerlingen terug. De radicale breuk met het verleden leidde dus tot de huidige dramatische toestand. En daar zijn nog redenen voor te bedenken: het idee van de leraar als coach, de beperkte kennis van het Nederlands bij anderstaligen, de afwezigheid van ambitie bij nogal wat jongeren, het onterecht lage verwachtingspatroon bij kinderen met een migratieachtergrond en de sterke afleiding door de digitalisering. Late bocht van katholiek onderwijs Reeds in april 2014 waarschuwde ik voor de kwalijke gevolgen van die verkeerde keuzes. Ik schreef toen in deze krant: “Wie denkt dat goed onderwijs zich alleen richt op vaardigheden en competenties, dwaalt. Het is helaas geen toeval dat na de sterke verschuiving van kennis naar vaardigheden en onderzoekscompetenties, de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs onder druk staat, wat zich onder meer vertaalt in een slechtere positie op internationale rankings.” Ik citeerde professor Wim Van den Broeck: “De beste manier om kennis wendbaar te maken impliceert juist veel inhoudelijke kennis. Creatief en kritisch denken zijn alleen maar mogelijk dankzij een goede basiskennis.” In de academische wereld rijpte geleidelijk aan het idee dat het onderwijs naar zijn corebusiness moest terugkeren. Achter het nutsgerichte competentieonderwijs kwamen vraagtekens. Dan is het onbegrijpelijk dat Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) in september 2018 in zijn basisscholen nog startte met een methode – Zin in leren, zin in leven (ZILL) – die regelrecht inging tegen dat opkomende inzicht, zowel bij experten als leraars. Aandacht voor het welbevinden van jongeren is nodig, maar de slinger was te ver doorgeslagen. De katholieke koepel schijnt dat nu eindelijk begrepen te hebben en zet in het basisonderwijs de leerplanvernieuwing versneld in met “meer aandacht voor kennis en effectieve didactiek”. Directeur-generaal Bruno Vanobbergen erkent dat “een uitdagend en kennisrijk curriculum” dringend nodig is. Ook het gebruik van succesvolle methodieken zoals directe instructie, systematisch inoefenen en automatiseren, wordt in de Guimardstraat in de mond genomen. Mooi, maar die bocht is véél te laat ingezet. Het is toch bizar dat het KOV pas na de slechte onderzoeksresultaten, die nota bene al meer dan tien jaar aanhouden, tot dat inzicht is gekomen. In oktober 2021 verscheen het rapport van de commissie Beter Onderwijs. Dat legde de pijnpunten van het Vlaamse onderwijs bloot en formuleerde meer dan vijftig aanbevelingen om de kwaliteit van het onderwijs op te krikken. De commissie vestigde de aandacht op voldoende basiskennis en -vaardigheden en op de centrale rol van de leraar. In binnen- en buitenland werd dat rapport-Brinckman geprezen. Bij het KOV kreeg het een lauw onthaal en bleef het geloof in ZILL vooralsnog groot. Dat de Vlaamse toetsen nu in het vizier komen, is vreemd (DS 5/12). Ze zijn pas vorig schooljaar ingevoerd en niemand heeft ooit beweerd dat die de dalende onderwijskwaliteit meteen zouden afremmen. Ze bezorgen de scholen wel interessante data over het niveau van hun leerlingen. Scholen kunnen zich erop baseren om, indien nodig, inhoudelijk en didactisch bij te sturen. Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) lanceerde meteen een rist hoopvolle maatregelen, maar vergeet nog één grote werf: de brede eerste graad in het secundair onderwijs. Het oordeel is duidelijk: rampzalig. Als ze die, samen met verbeteringen in het basisonderwijs, in positieve zin kan hervormen, kan de onderwijstanker definitief keren. Morgen ligt hij nog niet in de juiste richting. Wel binnen enkele jaren, als alle onderwijsactoren bereid zijn om terug te keren naar de essentie: kwaliteitsvol lesgeven. Johan De Donder, leraar en leerlingbegeleider Maria Boodschaplyceum Brussel. Voormalig lid commissie Beter Onderwijs. DS, 10-12-2024 |