|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Nee Rutger Bregman, ‘Morele ambitie’ is geen ongemakkelijk boek
Nee Rutger Bregman, ‘Morele ambitie’ is geen ongemakkelijk boek, maar een ongevaarlijke worp die de status quo niet ter discussie stelt
Rutger Bregman, Morele ambitie, De Correspondent, 2024. Er valt nauwelijks te ontkomen aan Rutger Bregman en zijn pleidooi voor Morele ambitie. Dat is, in tegenstelling tot wat de auteur zegt, geen “ongemakkelijk” boek. Bregman is de opposant die de ‘one percent’ maar wat graag tegenover zich heeft. Een van de meest merkwaardige passages in het nieuwe boek van Rutger Bregman gaat over Peter Thiel. Dat is de Duits-Amerikaanse durfkapitalist die in de jaren 90 betrokken was bij de oprichting van betalingsbedrijf PayPal en die ook als eerste investeerde in Facebook. Bregman legt uit dat Thiel succesvolle start-ups met een ‘cult’, een soort van sekte dus, vergeleek. De leden zijn volledig toegewijd, ze trekken zich geen zier aan van wat de buitenwereld over hen denkt. Zo’n sekte, vond Thiel, is het tegendeel van een consultancybureau. Daar hoppen toptalenten van klant naar klant. Daar hebben ze niet één missie. Bij een sekte wel. Precies daarom kan zo’n kleine groep mensen in staat zijn om grote impact te hebben. Je zou Peter Thiel niet meteen verwachten in een boek dat Morele ambitie heet. Bregman wil er mensen in aansporen om van de wereld een radicaal betere plek te maken. Daar kan niemand Thiel van verdenken. Hij was in 2016 een van de sponsoren die Donald Trump mee in het Witte Huis hielpen. Hij bouwde zijn fortuin op via massale belastingontwijking. Hij is een libertariër die al jaren strijdt tegen elke vorm van overheidsinterventie. Hij gelooft niet meer in de democratie. Maar daar besteedt Bregman in zijn boek nauwelijks aandacht aan. “Je kunt,” schrijft hij op pagina 67, “van mening verschillen over de vraag in hoeverre zij (Thiel en zijn PayPal-sekte, red.) hebben bijgedragen aan het welzijn van de wereld.” Dat is wel erg zuinig geformuleerd. Maar het past bij de Bregman van 2024. Vijf jaar geleden ging hij nog viraal toen hij de aanwezigen op het World Economic Forum in Davos een bolwassing gaf. Hij vond dat het alleen over “taxes, taxes, taxes” hoorde te gaan. Al het andere, zoals “al die stomme filantropieplannen” van rijkelui, vond hij bullshit. Van die laatste ergernis is hij ondertussen grotendeels verlost. Hij is op zoek naar manieren waarop “jij” de planeet kan veranderen. In die queeste passen ook de tips van een libertaire start-upgoeroe. Bregman voert Thiel niet op als een van zijn helden in Morele ambitie, maar evenmin laat hij zich betrappen op veel zin om het doopceel van vermogende filantropen te lichten. Om te weten dat Peter Thiel de belastingen ontweek, moet je naar de noten, op pagina 276. Suffe bullshitjobs De laatste weken was Rutger Bregman (35) met zijn atypische zelfhulpboek over morele ambitie alomtegenwoordig in Vlaanderen en Nederland. De auteur van De meeste mensen deugen (2019) zette zijn nieuwe worp zelf in de markt als “ongemakkelijk”, een werkstuk “waarvan je zelfs kunt wensen dat je het nooit gelezen had”. Te veel mensen verspillen hun talent in “bullshitjobs”, is de centrale stelling. In de wereld van bankiers, advocaten of consultants kan je misschien aardig je kost verdienen, maar het is, in Bregmans woorden, allemaal zo “suf” en “saai”. Hij wil hoogopgeleide getalenteerden een geweten schoppen en hen aanvuren om “aan de bak” te gaan. Dat doet hij overigens ook zelf: alle opbrengsten van zijn boek gaan naar een “School for Moral Ambition”. Die moet sufferds helpen om hun carrière over een andere boeg te gooien. Die school, die met een website en een blits filmpje werd gelanceerd, kan niet klagen over een gebrek aan aandacht. Er verschenen de afgelopen weken onder meer interviews met Bregman in De Volkskrant, Trouw, NRC, Knack, Humo en De Morgen. (Ook De Standaard sprak hem, maar koos, wegens die stortvloed aan gesprekken, voor deze aanpak.) De auteur passeerde verder in De Afspraak, Buitenhof of De Avondshow met Arjen Lubach. HP zette Bregman op de cover als “Redder des Vaderlands”. Humo vond het allemaal “verschrikkelijk aanstekelijk”. Sinds zijn Davos-tirade heeft Bregman een tegendraads imago. Maar op een of andere manier past zijn wereldverbeterend voluntarisme blijkbaar toch ook uitstekend bij de mercantiele tijdsgeest. Hij is een soort Lage Landen-versie van Malcolm Gladwell of Yuval Noah Harari. Die adoratie heeft zelfs geleid tot een subgenre, dat van het Bregman-bashen. Zeker in Nederland krijgt hij er stevig van langs, en niet alleen op sociale media. Vaak worden zijn ijdelheid en zijn prekerige, haast evangelische toon onder vuur genomen. Die kritiek is niet bijster interessant. Soms wordt zijn slordige omgang met bronnenmateriaal op de hak genomen. Ook daar zit de crux niet. Bregman is inderdaad geen originele denker. Hij is eerder wat in deze TED-talk-tijden een thought leader wordt genoemd. Hij weet de waar van anderen te slijten aan een groot publiek. Dat doe je inderdaad best met correcte bronvermeldingen, maar op zich is er niets mis mee. Een stuk problematischer is dat Bregman de neiging heeft om feiten die niet in zijn betoog passen, uit de weg te gaan of onder de mat te vegen. Dat heeft van De meeste mensen deugen ongetwijfeld zo’n bestseller gemaakt. De boodschap van dat boek was eenduidig hoopgevend. Daar was, in deze donkere tijden, blijkbaar nood aan. Bregman zette de aanval in tegen alle doemdenkers. Hij wilde, schreef de Nederlandse journalist Joost de Vries een paar jaar geleden, de optimist Steven Pinker “outpinkeren”. Tegelijk was die dwangmatige betoogtrant het intellectuele manco van De meeste mensen deugen. Mensen zijn niet goed óf slecht. Ze zijn het altijd allebei. Ze merken in een tedere liefdesbrief terloops op dat ze “morgen nog 50 Joden moeten ombrengen”, zoals Otto Wächter, een vooraanstaande nazi in het bezette Polen. Ze winnen de Nobelprijs voor de Vrede en verdedigen vervolgens de genocide op de Rohingya in Myanmar, zoals Aung San Suu Kyi. De Britse mensenrechtenadvocaat Philippe Sands, die het verhaal van Otto Wächter neerschreef in De rattenlijn, zei enkele jaren geleden in De Standaard dat hij geen monsters kende: “Alleen mensen die monsterlijke dingen hebben gedaan.” Zo bestaan er ook geen deugers, alleen mensen die deugdelijke dingen hebben gedaan. Sands verkent in zijn boeken de schemerzone die bij Bregman wordt weggefilterd. Net dat maakt zijn werk zo spannend. Structurele vragen Misschien nog fundamenteler is dat Bregman enerzijds “de beste oplossing voor de grootste wereldproblemen” wil, maar anderzijds elke vorm van systeemanalyse achterwege laat. Er is geen tekort aan goede doelen in Morele ambitie. Bregman wil de vlees- en de tabaksindustrie te lijf gaan. Hij maakt zich zorgen over nucleaire bommen en artificiële intelligentie. Hij wijst op de dramatische gevolgen van loodvergiftiging. Dat zijn prangende kwesties, zeker. Het zijn vaak ook doelstellingen waar nauwelijks iemand tegen kan zijn. En ze leiden Bregman vooral niet naar structurele, politieke vragen. Hij zoomt niet in op de rol die overheden zouden kunnen spelen in de zoektocht naar een rechtvaardiger economie. Hij is ook niet geïnteresseerd in het creëren van tegenmacht. Hij lijkt nauwelijks geïnteresseerd in echt collectief engagement, bijvoorbeeld in een vakbond, een sociale beweging of een politieke partij. Nee, hij doet in de eerste plaats een moreel appel op “jou” als individu. “Jij” moet in beweging komen. En als jij moreel in gang schiet, krijg je hopelijk, zoals Peter Thiel, een sekte en vervolgens de hele samenleving achter je. Exemplarisch is de wijze waarop Bregman over de abolitionisten schrijft. Hij zegt dat de slavernij in de loop van de negentiende eeuw afgeschaft raakte dankzij de tomeloze inzet van een stel quakers, enkele idealistische ondernemers en Thomas Clarkson. Clarkson, een Brit die leefde tussen 1760 en 1846, is een van de rolmodellen rond wie Morele ambitie is opgebouwd. Zijn verhaal is inderdaad inspirerend. Bregman focust niet alleen op zijn verbetenheid, maar ook op zijn strategisch vernuft. Clarkson besefte dat hij Engeland niet in beweging zou krijgen door op het ellendige lot van zwarte Afrikanen te focussen. Dat lukte wel door te wijzen op al die Britse matrozen die het leven lieten op de slavenschepen. Clarkson besefte ook dat die strijd stapsgewijs hoorde te verlopen. Hij eiste niet meteen de afschaffing van de slavernij, maar vroeg in eerste instantie een verbod op het verschepen van slaven. Bregman vermeldt Clarkson bijna vijftig keer in zijn boek. Hij is een held die aanschouwelijk moet maken dat moedige individuen het verschil kunnen maken. Alleen duwt zijn bekeringsdrift hem naar overdrijvingen. Bregman beschrijft hoe Clarkson op jonge leeftijd, nadat hij een essay tegen slavernij had gepresenteerd in Cambridge, besliste dat het “tijd werd dat iemand deze ellende ten einde zou brengen”. Dat besef daagde tijdens zijn terugreis naar Londen. Waarna Bregman concludeert: “Als het einde van de slavernij ergens begon, dan was het daar, in de zomer van 1785, aan de kant van de weg naar Wadesmill.” Dat is een typische Bregman-reductie. Niemand zal ontkennen dat Clarkson en zijn medestanders een cruciale rol speelden. Maar het waren natuurlijk niet alléén individuen uit de elite die de slavernij kregen afgeschaft. Er speelden ook economische factoren mee. De slavenhandel uit Afrika begon minder op te brengen, om maar iets te zeggen. En er was vooral ook het verzet van onderuit. Dat krijgt in Morele ambitie nauwelijks aandacht. Nochtans waren Haïtiaanse slaven, jaren voor de slavenhandel werd afgeschaft in Engeland, er al in geslaagd om de Europeanen van hun eiland te verdrijven en de onafhankelijkheid uit te roepen. Zij krijgen geen vermelding. Agendamoralisme In een pienter boekje dat onlangs verscheen – De net-niet elite – vergelijkt de Nederlandse auteur Dylan van Rijsbergen de morele ambitie van Bregman met de ‘noblesse oblige’ van de oude adel. Die was ervan doordrongen dat bij blauw bloed ook maatschappelijke verantwoordelijkheden hoorden. Volgens Van Rijsbergen giet Bregman dat ideaal nu in een “middenklassemal”. Jonge, hoogopgeleide professionals zijn doordrongen van het belang van “ambitie”, ze willen het maken in de samenleving. Tegelijk gaan ze niet zonder waarden door het leven, ze willen iets bijdragen. Alleen beschikken ze niet over een vermogen dat ze daarvoor kunnen inzetten. Bregman biedt hun een uitweg of, in zelfhulpjargon, een “medicijn”. Ze hebben wel 80.000 werkuren of 2.000 werkweken ter beschikking die ze kunnen vullen met morele ambitie. Ze kunnen een businessplan voor zichzelf ontwikkelen. Van Rijsbergen noemt het “agendamoralisme”. “Moraal als een individueel project dat je, net als een carrière, gestructureerd kunt aanpakken en dat je het nodige maatschappelijke prestige kan opleveren.” Als jonge snaak schreef Bregman dat we weer “ideologische vleugels” nodig hebben. Dat was in 2011, kort na de financiële crisis. Hij voelde aan dat er, twintig jaar na de val van de Muur, een nood aan zingeving en nieuwe utopieën was ontstaan. Maar gaandeweg raakte hij er, naar eigen zeggen, van overtuigd dat de vraag om systemische verandering ook een “linkse smoes” is. Een excuus van “geprivilegieerde types” om lekker achterover te leunen, tobbend over een betere wereld. In Morele ambitie schrijft hij nog wel dat we “moeten blijven knokken voor die wereld”, maar dat we er “helaas” nog niet in leven. “Ondertussen moeten we dus roeien met de riemen die we hebben.” Je zou dat een postideologisch gebrek aan ambitie kunnen noemen, mogelijk zelfs wat “suf” en “saai”, maar het verklaart wel waarom Bregman helemaal verlost raakte van zijn afkeer voor filantropie. In Morele ambitie voert hij de ene na de andere ondernemende weldoener op die van de wereld, via caritas, een betere plek probeert te maken. Ook daar wil Bregman niet te veel tijd verliezen met ongezellige vragen. Hij stipt aan hoe Bill Gates en zijn stichting het onderzoek naar een malariavaccin uit het slop haalden. Maar hij vermeldt niet dat Gates daarnaast, behalve een belastingontwijker, ook een groot tegenstander is van een versoepeling van het patentrecht. Zo gaat het niet vooruit met de oplossing van de wereldproblemen. De afgelopen jaren werd Bregman een aanhanger van het Effectieve Altruïsme. In navolging van de Australische ethicus Peter Singer pogen effectieve altruïsten op een zo rendementsvolle wijze ‘het goede’ te doen. In een boeiende tekst, waarnaar Bregman zelf trouwens verwijst in een noot, omschreef Amia Srinivasan, een filosofe aan de Universiteit van Oxford, de beweging bijna tien jaar geleden al als ten gronde “conservatief”. Effectieve altruïsten leggen zich neer bij de wereld-zoals-ze-is. “Ze proberen de macht niet te begrijpen,” schreef ze, “behalve dan om zich eraan aan te passen.” Jij bent het centrum Het punt is, voor alle duidelijkheid, niet dat Bregman geen interessante kwesties aansnijdt. Soms is hij in zijn interviews echt tegendraads, door er bijvoorbeeld, tegen de pensée unique in, op te wijzen dat migratie niet het probleem van deze tijd is. Hij wist in het verleden boeiende maatschappelijke discussies, zoals die over het basisinkomen, naar een breder publiek te vertalen. Dat doet hij ook met zijn strijd tegen de bullshitjobs. Als enkele duurbetaalde consultants andere oorden opzoeken en hun leven beginnen te wijden aan de strijd tegen de vleesindustrie, is de wereld er ongetwijfeld een beetje beter op geworden. Wat echter niet klopt, is dat Morele ambitie een ongemakkelijk boek is, zoals Bregman beweert. Het is een vrij ongevaarlijke worp die de status quo, op enkele technocratische “fixes” na, niet ter discussie stelt. Bregman is de opposant die de one percent maar wat graag tegenover zich heeft. Wijlen David Graeber, die het concept van de bullshitjobs een paar jaar geleden lanceerde, koppelde daar wél politieke hervormingen aan. Hij drong aan op een “rebellie” van de “caring classes”, de klasse die geeft om elkaar en om rechtvaardigheid. Bovendien dreigt Morele ambitie, met die overdreven klemtoon op “jouw” verantwoordelijkheid, zelfs een kwalijk effect te hebben. Jij moet aan de bak. Jij moet de wereldproblemen te lijf gaan. Jij moet daar de beste oplossing voor verzinnen. Jij bent het centrum van de wereld. Misschien is dat doorgeschoten individualisme net een van de problemen. Misschien moet jij gewoon eens actief worden in een politieke partij. Misschien kan jij je bij een vakbond aansluiten. Misschien kan jij je engageren in een bestaande vrijwilligersorganisatie. Misschien zal je, in een suf vergaderzaaltje van een buurtcomité, merken dat je niet de wijsheid in pacht hebt en dat je het warm water niet nog een keer hoeft uit te vinden. Dat is, toegegeven, minder spectaculair dan de lancering van een school voor morele ambitie. DS, 30-03-2024 (Ruud Goossens) |