|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
‘Diversiteit is de nieuwe catechismus’
‘Diversiteit is de nieuwe catechismus’
Alain Finkielkraut, ‘Ongelukkige identiteit. De ontsporing van de multicultuur’, Antwerpen: De Bezige Bij, 2014. Frankrijk verkwanselt zijn cultuur en identiteit. De Franse cultuurfilosoof Alain Finkielkraut trekt er al jaren tegen ten strijde. In zijn nieuwste boek geselt hij andermaal zijn oude vrienden, les bobos de gauche, voor hun multiculturele blindheid. Minder wij-zij-denken? Het mag iets meer zijn. ‘Denken is vergelijken, vergelijken is discrimineren.’ Alain Finkielkraut is onlangs opgenomen in de Académie française. Dat ging niet zonder slag of stoot. De filosoof, telg van naar Frankrijk geëmigreerde Pools-Joodse ouders, ligt in zijn land danig onder vuur. De soixante-huitard ontpopte zich de afgelopen decennia tot een van Frankrijks meest notoire conservatieve cultuurfilosofen. In 1987 maakte hij furore met zijn boek La défaite de la pensée (De ondergang van het denken). Hij betoogde daarin dat de intellectuele elite van het land het onderwijs en het culturele erfgoed van de hexagoon naar de verdommenis helpt vanuit een ver doorgeschoten cultuurrelativisme. Erger: oikofobie, angst voor het eigene. Scholen zijn geen oorden van kennisoverdracht en ontwikkeling meer: de leefwereld van de jongere en de ‘andere’ staat er op een piëdestal. Verkleutering en nivellering zijn het gevolg. In zijn jongste boek, L’identité malheureuse (Ongelukkige identiteit), waagt hij zich nog verder, getuige de ondertitel die het boek in de Nederlandse vertaling kreeg: De ontsporing van de multicultuur. De Ander moest danig omarmd worden, zodat de ogen dicht gingen voor de schaduwkant van de diverse samenleving. In naam van de emancipatie, en vanuit een historisch schuldgevoel over kolonisatie en nationalisme, gedogen weldenkend Frankrijk en Europa in de Ander ‘schaamteloze haat’. Finkielkraut doelt daarmee op moord (op Theo van Gogh of op joodse kinderen in Toulouse) en rellen (in de banlieues van Parijs in 2005), maar net zo goed op de moslimjongere die op school de middenvinger opsteekt als hij Molière moet lezen. ‘We pleiten voor vrede, maar voeden de haat’, schrijft hij. Geschiedenis herschrijven Met zijn betoog scheert Finkielkraut op het eerste gezicht rakelings langs een eng identiteitsdenken. Tegenwind en zelfs haat, niet het minst van linkse compagnons de route, zijn dan ook zijn deel op het publieke forum in Frankrijk. ‘Ik vind het erg pijnlijk’, zegt hij, ‘dat ik vandaag de ideoloog word genoemd van een gedachtegoed dat mij en de mijnen heeft vervolgd. C’est indigne.’ Uw diagnose van de samenleving is sinds ‘La défaite de la pensée’ niet bepaald optimistischer geworden. ‘(Lacht) Ik ben geëvolueerd. Sinds 1987 ben ik inderdaad pessimistischer geworden omdat het onderwijs in mijn land helemaal ineengestort is. De school is niet meer de plek waar cultuur wordt overgedragen. Ongelijkheid bestrijden is er vandaag de ultieme roeping die ten koste van de cultuur welhaast als een religie wordt beoefend. Frankrijk is geen geletterd land meer, we zijn een post-cultureel tijdvak ingetreden.’ U vindt dat het niet kan dat moslimjongeren weigeren Gustave Flaubert te lezen. Als intellectueel zou u het ook boeiend kunnen vinden dat gevestigde waarden worden uitgedaagd. ‘Vindt u het getuigen van kritische zin dat een leerling een vrouwelijke leerkracht “hoer” noemt omdat ze een rok draagt? Natuurlijk ben ik voor kritisch debat, maar niet alle meningen zijn evenwaardig. Leerkracht en leerling zijn niet elkaars gelijken. Er moet eerst een basis aanwezig zijn. De lagere en zelfs de middelbare school zijn niet de geschikte fora voor debat. Men moet eerst leren begrijpen en zelfs bewonderen wat men achteraf ter discussie kan stellen. Als ik Madame Bovary niet begrijp en als de lectuur ervan mij verveelt, geef ik eerst mezelf ongelijk. Ik hou ook niet van alle meesterwerken uit de literatuurgeschiedenis, maar ik acht mezelf niet superieur aan Virginia Woolf of Henry James.’ Het stuit u tegen de borst dat diversiteit op dezelfde voet wordt geplaatst als de basiswaarden van de Franse republiek: vrijheid, gelijkheid en broederschap? ‘De vorige president, Nicolas Sarkozy, wenste de diversiteit in te schrijven in de Franse grondwet. Hij richtte daar een commissie voor op onder leiding van Simone Veil. Ik ben daar gaan getuigen. Omdat men er niet uit kwam, heeft de commissie dat proces gelukkig afgebroken. Alles moet wijken voor het principe van de diversiteit. Van nieuwkomers wordt geen enkele voeling meer met de cultuur van het gastland verwacht.’ ‘Het gaat nog verder: de geschiedenis wordt herschreven in functie van het heden. Men zoekt in het Franse verleden het bewijs voor het multiculturalisme. Diversiteit is de nieuwe catechismus. Historici willen er de patriottische geschiedenis van deze natie, kaduuk als ze mag zijn, mee vervangen. Ze laten de geschiedenis van Frankrijk tegenwoordig beginnen in Marseille om te bewijzen dat dit altijd een migratieland is geweest waar culturen zich vermengden.’ Is dat dan niet zo? ‘Natuurlijk niet. Na de grote invasies heeft Frankrijk een vrij stabiele demografie gekend. Immigratie bleef marginaal tot het derde kwart van de negentiende eeuw. Vandaag moeten we alle culturen in antropologische zin op dezelfde voet stellen. Wie daar kritiek durft op te uiten, wordt prompt getaxeerd als racist. De moralisten van de diversiteit versjacheren de waarheid.’ Black-blanc-beur U praat over de crisis van het samenleven. U zal, als telg van Pools-Joodse ouders, toch niet ontkennen dat diversiteit ook verrijkend kan zijn? ‘Misschien bestaat die verrijking, je n’en sais rien. In 1998 zei men dat Frankrijk het WK voetbal gewonnen heeft, precies omdat ons elftal black-blanc-beur was. Sindsdien regeert Spanje het Europese en mondiale voetbal met een elftal dat mono-etnisch is. De Franse ploeg is overigens uiteengespat omdat die diversiteit blijkbaar niet meer werkte. Het zou ons tot enige bescheidenheid moeten aanzetten.’ ‘Frankrijk is niet alleen een natie, het is ook een beschaving die het verdient om bewaard en voortgezet te worden. Migranten en hun kinderen zijn welkom om daaraan deel te hebben en ze kunnen er heel zeker iets aan toevoegen. Maar als ze in naam van de diversiteit weigeren zich te integreren, staan we voor een periode van ernstige spanningen. De Europese naties zijn niet in staat om het hoofd te bieden aan zo’n schok van beschavingen binnen hun grenzen.’ U ziet er geen graten in om de cultuur van de een boven die van de ander te plaatsen. U weet dat u zich daarmee op een glibberig pad begeeft? Cultuurkritiek wordt dan een duur woord voor islamofobie. ‘Men projecteert op een obsessieve manier schema’s van de jaren dertig op de actuele realiteit. De moslims van Frankrijk vandaag zouden de Joden van de eerste decennia van de vorige eeuw zijn. Islamofobie is dan een voortzetting van het antisemitisme met andere doelwitten. Dat is een valse these. Ik ontken niet dat moslims het slachtoffer zijn van racisme of xenofobie, maar in wat men “de verloren gebieden van de Republiek” noemt, bestaan er ook een antisemitisme, een seksisme en een extreem virulente francofobie die hun gelijke niet kennen in voorgaande migratiebewegingen. De belediging sale Français is even wijdverspreid als sale juif en dat valt niet te vergoelijken als een reactie op dominantie of uitsluiting.’ ‘Is de ene cultuur superieur aan de andere? Denken is vergelijken, vergelijken is discrimineren, wijzen op verschillen. Als u zegt dat alles gelijk is, zal alles u op den duur ook om het even zijn. Daar stopt het denken en begint het consumeren.’ ‘Ik weet ook wel dat de tijd van de kruistochten voorbij is. Het imperialisme heeft geen bestaansrecht meer. Ik verlang van mijn land niet dat ze het Republikeinse model aan de hele wereld oplegt of dat de lekenstaat een universeel paradigma wordt. Maar er is wel zoiets als een particularisme van de Franse beschaving waarvan de suprematie binnen de landsgrenzen bekrachtigd moet worden.’ U schrijft de schroom voor het eigene deels toe aan de koloniale geschiedenis. Vindt u dat de Fransen moeten stoppen zich daarvoor te excuseren? ‘Dat is de vraag niet. De balans van de kolonisatie is nog altijd niet volledig opgemaakt en geen enkel onderwerp moet daarin taboe zijn. Maar de Franse kolonies zijn inmiddels al meer dan vijftig jaar onafhankelijk. Ze moeten de kolonisatie niet gebruiken als alibi voor hun eigen falen. Algerije is een rijk land, het huidige echec kan niet op conto van Frankrijk geschreven worden. C’est grossière! Even exorbitant als Paul Kagame die Frankrijk ervan beschuldigt te hebben deelgenomen aan de Rwandese genocide. De Fransen hebben in Arusha de Hutu’s en Tutsi’s willen verzoenen. Daar zijn we niet in geslaagd en men kan ons verwijten dat we niet snel genoeg gereageerd hebben toen de volkerenmoord begon. Maar Kagame moet dat niet als alibi gebruiken om zijn eigen aandeel in de moord op president Habyarimana te verdoezelen. Kagame heeft zich na de genocide zelf tot oorlogsmisdadiger ontpopt. Hij heeft tienduizenden doden op zijn geweten.’ Bobo Verpletterend noemt Finkielkraut de verantwoordelijkheid van links voor het multiculturele drama. ‘Een links’, nuanceert hij graag. ‘Een deel van links dat zijn eigen boodschap verraden heeft.’ Hij heeft het dan over de bobo, de salonsocialist of bourgeois bohémien. Die heeft met zijn oikofobie zijn vroegere kiezers in de klauwen van het Front National gejaagd. Dat links heeft de ironische woorden van Bertolt Brecht toegepast: ‘Lust het volk de regering niet, kies dan een ander volk.’ ‘Vandaag heeft links een probleem, want de moslims die massaal links hebben gestemd en die in 1981 mee de overwinning van François Mitterrand vierden, viseren nu datzelfde links omdat het het homohuwelijk heeft gelegaliseerd.’ Niemand durft nog hardop te zeggen dat ‘echte’ Fransen bestaan, schrijft u. Toch wel, Marine Le Pen zegt niets anders. ‘(Schrikt) Echte Fransen? Dat zijn mijn woorden niet. In het origineel heb ik het over les Français de souche, mensen wier voorouders in Frankrijk geboren zijn. Ik ben er zelf geen, want ik ben pas in mijn eerste levensjaar samen met mijn ouders tot Fransman genaturaliseerd. Ik ben opgegroeid in een Frankrijk waar links voor integratie stond. Niemand heeft mij ooit gevraagd mijn Joodse identiteit te verzaken. We konden wel dankzij de school genieten van de Franse cultuur. Ik luisterde, ik leerde. Dat linkse ideaal is in de verdrukking gekomen door een links dat zweert bij de diversiteit en voor wie alle redenen goed zijn om de Franse cultuur te marginaliseren. Als ik links op de korrel neem, is dat niet vanuit het standpunt van rechts maar omdat links vandaag vergeten is waar het zelf ooit voor stond.’ Uw boek is behalve een lofzang op de Franse cultuur ook een lamento voor de ondergang ervan. De Franse premier Manuel Valls (PS) verweet u onlangs in een debat ‘geen vertrouwen meer in uw land’ te hebben. ‘Ik heb veel sympathie voor Valls, maar hij verdedigt in zijn eigen PS een minderheidsstandpunt. Vanzelfsprekend kon hij me geen gelijk geven en wilde hij bewijzen dat de integratiegedachte springlevend is. “Kijk naar uzelf en naar mij”, zei hij, verwijzend naar mijn Poolse en zijn Catalaanse afkomst. Hij heeft gelijk, maar ik verzet mij tegen de amnesie. Ontkennen dat er zoiets als les Français de souche bestaat, impliceert dat Frankrijk geen referentie meer is voor zichzelf. Als de geschiedenis alleen nog maar hier, nu en met ons kan beginnen, zijn er geen naties meer, bestaat er geen enkele beschaving. Prominente PS’ers hebben sancties tegen mij geëist omdat ik zogezegd extreemrechtse woordenschat had gebruikt.’ U maakt met Claude Lévi-Strauss het onderscheid tussen een racist en iemand die ‘trouw aan bepaalde waarden niets of weinig voor andere waarden’ voelt. Voor de Franse minister van Justitie, Christiane Taubira, die creools-Franse roots heeft, is dat wellicht een nuance. ‘Mevrouw Taubira is inderdaad op een volstrekt onwaardige manier beledigd. Maar ik schuif het onvergeeflijke gedrag van twee kinderen op de manifestatie tegen het homohuwelijk niet in de schoenen van de hele rechts-katholieke gemeenschap. Het antiracisme in Frankrijk is gek geworden. Het is een delirium: iedereen kan tegenwoordig van racisme beschuldigd worden. Dat gebeurt doelbewust. Hoe dichter links en rechts elkaar naderen, hoe meer links vlucht in die homogeniserende factor van het antiracisme. Ook Mitterrand trok in de jaren tachtig die kaart om de aandacht af te leiden van zijn bocht naar een harder beleid.’ U wijst sociologische verklaringen voor etnisch geweld resoluut van de hand. Sommigen vergeleken de relschoppers uit de banlieues met mei ’68-ers, waarvan u er zelf een was. ‘Die vergelijking is toch absurd? Een van de grote inspiratiebronnen van links is Jean-Jacques Rousseau. Hij zei dat het kwaad geen natuurlijk, maar een sociaal gegeven is. Wie het kwaad uit de wereld wil helpen, moet werken aan een goede samenleving. Links vergoelijkt daarmee vandaag geweldenaren als slachtoffers van onderdrukking. Ik noem dat aberrant. In 2005 hebben relschoppers scholen en gemeenschapsvoorzieningen vernietigd en politieagenten aangevallen. Dat wordt dan vergeten of geherinterpreteerd in termen van de strijd tegen onderdrukking.’ U was het eens met Sarkozy die het had over ‘racaille’ (tuig)? ‘Ik weet niet of men dat woord moet gebruiken, maar mei ’68 was in elk geval iets anders. Het was in wezen een erg verbale beweging. Echte revolutionairen lachten ons daar trouwens ook mee uit. Wij praatten, we maakten affiches en schreven pamfletten. Bovendien was het een gemengde beweging: we droegen de vrouwen op onze schouders in de manifestaties. In 2005 waren er vrouwen noch slogans, enkel molotovcocktails. Niemand van de politiek correcte lieden heeft zich afgevraagd of er niet net een verband zou kunnen zijn tussen het geweld en het ontbreken van vrouwen in dat “protest”. Niemand zocht een culturele uitleg.’ Kastijding ‘Het is geen pretje’, zegt hij, ‘om te worden uitgekreten voor ideoloog van het Front National’. De filosoof wordt bepaald geëmotioneerd als we erover doorvragen. Hij schrijft in zijn boek dat hij in zijn land het onderwerp is geworden van een ‘striemende kastijding’. ‘Een goede vriend van mij, Pascal Bruckner, heeft onlangs zijn memoires geschreven, Un bon fils. Daarin onthult hij dat zijn vader nazi-sympathieën had en er soms bepaald frenetieke antisemitische ideeën op nahield. Bruckner krijgt terecht veel lof voor zijn boek, maar hij krijgt ook altijd de vraag waarom hij niet breekt met mij? Kunt u het zich een beetje voorstellen? Hij, zoon van iemand met nazi-sympathieën, krijgt de vraag waarom hij bevriend blijft met mij, kind van Auschwitz-overlevenden. En of ik toch niet in zekere zin een medeplichtige van de nazi’s ben? Ik vind dat van een angstaanjagend absurd niveau. In dat klimaat ben ik verplicht om te leven.’ Hebt u er de afgelopen jaren soms aan gedacht de pen neer te leggen? ‘Jamais. Ik heb het geluk dat ik nog de mogelijkheid heb mij uit te drukken in kranten en op televisie. Ik ken ook schrijvers die het zwijgen wordt opgelegd. Ik dien mijn critici van antwoord, ik incasseer en ik vecht terug. Als ik dat niet meer zou kunnen, zakte ik weg in een depressie.’ DS, 10-05-2014 (Filip Rogiers)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |