#1
|
|||
|
|||
'Wij zijn geen clowns'
ANTWERPEN - Het gaat er serieus aan toe op de bijscholing voor ziekenhuisclowns. Michael Christensen, de bedenker van de cliniclown, wijst hen op de valkuilen van de stiel. ‘Je mag geen typetje spelen!'
Van onze redactrice Vier clowns zetten tegelijk een stap vooruit. Hun passen zijn groot en klunzig. Ze dragen gele kniekousen en te grote broeken met bretellen. Ze hebben hoedjes op en bonte bloemen in het haar. De handtas van een van de clowns schuift een paar keer van haar schouder. Gespeeld onhandig sukkelt ze ermee. Je ziet de vier clowns rondkijken: ze willen gezien worden. ‘Geen typetje spelen!', waarschuwt Michael Christensen. De Amerikaan geeft in een Antwerps theaterzaaltje een vijfdaagse workshop. Twintig ervaren cliniclowns hangen aan de lippen van hun lesgever, ze nemen notities. Christensen, 65, is niet zomaar een clown. Christensen is de vader van alle cliniclowns, de allereerste clown die naar zieke kinderen trok om hen te vermaken. ‘Een klein kind ligt in een ziekenhuisbed, zijn ouders zitten ernaast. Je komt binnen, het kind begint te huilen. Soms zeggen de ouders: “Mijn kind is bang van clowns!”. Je bent niet ingehuurd voor een act op een kinderfeestje, nee, je weet zelfs niet op voorhand of je in de ziekenhuiskamer welkom bent. Speel dus niet maar één typetje, want misschien vindt het kind dat ene typetje niet leuk.' Publiek inschatten Het was met vallen en opstaan dat hij de stiel van de ziekenhuisclown onder de knie kreeg, vertelt Christensen. In het New Yorkse ‘The Big Apple Circus' was hij al jaren clown, voordat hij in ziekenhuizen begon te spelen. Midden jaren 1980 vroeg de arts die Christensen's stervende broer begeleidde om een keertje in de kinderafdeling van het ziekenhuis op te treden. ‘In het circus sta je als clown in het middelpunt, iedereen staat open voor je show. Maar als cliniclown moet je de sfeer in de kamer in een mum van tijd vatten: wie is er ontspannen, wie is er verdrietig en wie heeft er schrik?' Oefeningen tijdens de workshop moeten nabootsen wat er in de ziekenhuiskamer gebeurt. Zoals deze. Een man van eind de dertig hangt als een zak aardappelen op de houten stoel. Zijn benen strekt hij voor zich uit. Hij geeuwt zonder zijn hand voor de mond te houden. Een jonge vrouw ligt op de grond, het hoofd rust op haar handen, haar ogen zijn gesloten. Iets verderop zit Inge Van Helshoecht, 42. Ze bijt op haar lippen, haar rechterknie gaat snel op en neer. Ze zit op haar handen. Haar rug kaarsrecht. ‘Zij!' Een blonde vrouw komt de theaterzaal binnen en wijst naar Van Helshoecht. ‘Inge is de enige die niet op haar gemak is.' Zijn publiek inschatten is het eerste wat een cliniclown doet wanneer hij een kamer binnenkomt. Tijdens de workshop gaat het er serieus aan toe. Geen grapjes, ook niet tijdens de pauze. De cliniclowns zijn, behalve tijdens één oefening, in burger gekleed. Sommigen lopen op blote voeten, in hun pofbroeken zouden ze ook aan yoga kunnen doen. Er hangt een vleugje hippie in de zaal. Zijn cliniclowns niet grappig in het echte leven? ‘We hebben geen standaardacts', aldus ziekenhuisclown Stijn Smeets, 36. ‘De grapjes die we maken, spelen in op wat er in die kamer gebeurt. Soms zijn we vijf minuten in één kamer, soms twintig. We spelen samen met de kinderen en hun ouders.' ‘Als cliniclowns willen we voor heel even de gedachten van het kind verzetten. Dat doe je niet als je Pipo de clown uithangt en het kind schrik van je heeft. Ik begrijp dat, want als kind hield ik ook niet van clowns. We zijn eigenlijk ook geen echte clowns.' Maar er zijn veel cliniclowns die te graag zelf in het middelpunt staan, vertelt lesgever Christensen. ‘Ik merk bij veel workshops dat cliniclowns vooral hún ding willen doen, dat ze niet aanvoelen wat het kind leuk vindt. Maar daar heeft het niets aan. Ze kennen dat ook maar al te goed van hun artsen. Wanneer een arts binnenkomt en een operatie aankondigt, heeft het kind de situatie ook niet onder controle.' De controle afstaan, is gemakkelijker gezegd dan gedaan, vindt cliniclown Inge Van Helshoecht na de eerste lesdag. ‘Zodra ik mijn kostuum aantrek, ben ik clown Friemel. En die probeert nu eenmaal om anderen te vermaken.' ‘Soms dring je daarmee ook echt tot de kinderen door. Zoals bij het 12-jarige meisje dat ik de laatste maanden vaker zie. Haar hart is zwak, ze moet een pacemaker krijgen. Die noemt ze boenkiboenki. Het meisje vroeg me vorige week of Friemel niet meter wilde worden van boenkiboenki.' Maar je mag je ook niet te erg hechten aan de kinderen, vertelt Steven Groenen, 42. ‘Vier jaar kwam ik elke week in de kamer van een meisje. Op een dag was ze er niet meer. Ik vond het erg, maar afgezien heb ik daarvan niet. Die professionele afstand moet je als cliniclown behouden.' bron: standaard.be eigen mening: Een heel mooi initiatief vind ik dit. Zieke kinderen putten hier steun uit en een lach op hun gezicht maakt al het verschil in een ziekenhuisverblijf. Natuurlijk gaan niet alle kinderen hier enthousiast over zijn, maar zo lang het bij één iemand werkt vind ik het al die moeite. |