|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Nationale identiteit in een geglobaliseerde wereld
Voluit Vlaamse zieltjes winnen
Bart De Wever, ‘Werkbare waarden', uitgeverij Pelckmans, 2011. Nationalisme en liberalisme zijn niet aan elkaar tegengesteld, maar tweelingsbroers, argumenteert Bart De Wever. Identiteit, cultuur en tradities zijn voor talloze lokale gemeenschappen over de aardbol elementen waarin men solidariteit en houvast vindt tegenover de bedreigingen van de globalisering. Dit spijts het gamma goedkope verwijten dat over heel de wereld hetzelfde klinkt: ze plooien terug op zichzelf, ze willen niet solidair zijn, ze zijn achterlijk, traditionalistisch, antimodern… De kosmopolitische drang om naties te overstijgen en nationale identiteit plat te branden, bewijst in de praktijk eigenlijk weinig meer dan het onvermogen van het liberale kosmopolitisme om de realiteit in overeenstemming te brengen met de politieke theorie. Want hoe kan één individu democratisch zijn soevereiniteit overdragen aan een Wereldstaat waarop hij geen enkele invloed heeft en waarin hij geen enkele inspraak heeft? Sterker nog: die in de verste verten niet eens bestaat. Het liberale kosmopolitisme verenigt een abstractie met een utopie. Om even Matthias De Clercq te parafraseren: als er iets is dat we uit de geschiedenis geleerd hebben, dan is het toch dat die twee geen goede combinatie vormen. Gaskamers van Auschwitz ‘De twintigste eeuw heeft ons geleerd dat de uiterste consequentie van het identiteitsdenken de gaskamers van Auschwitz zijn', schreef Guy Verhofstadt in de apologie voor zijn defenestratie in het Franse identiteitsdebat. Zijn essay ‘Europa zal postnationaal zijn of niet zijn' (DS 24 februari 2010) leest als een poging tot samenvatting van alle vooroordelen die er vandaag bestaan over het streven naar collectieve identiteit. Zelfs de traditionele anti-nationalistische opiniemakers in Vlaanderen vonden het niet de moeite om op zijn bijdrage in te pikken. Voor het overige volgde er weinig reactie op het essay. Toen Bernard Kouchner – de socialistische politicus die tot afgrijzen van zijn eigen partij het ambt van minister van Buitenlandse en Europese Zaken aanvaardde in de regering van Sarkozy – door een journalist geconfronteerd werd met de visie van Verhofstadt, antwoordde hij: Le ridicule tue un peu, mais j'éspère qu'il ira bien. De journalist drong nog even aan op een inhoudelijke reactie, maar zowel in woord als lichaamstaal maakte Kouchner zeer duidelijk dat hij dit beneden zijn intellectuele waardigheid achtte. Het zegt iets over de reacties die het ongenuanceerde discours van Verhofstadt over nationale identiteit in een normaal Europees land zou losweken. In België keek er echter nauwelijks iemand op en er volgde al helemaal geen kritisch debat. Dat heeft veel te maken met de lamentabele toestand van België als natiestaat. De ontrafeling in gemeenschappen die cultureel, sociaal, economisch en democratisch grotendeels of volledig van elkaar zijn losgekomen, heeft de objectieve basis voor de Belgische natie weggeslagen. De subjectieve basis, de wil om één gemeenschap te vormen, is nog sterker aanwezig maar wordt steeds minder vanuit een klassiek patriottisme gemotiveerd dan wel vanuit een koestering van België als non-natie, het land met het surrealisme als belangrijkste bindmiddel. Die nieuwe, anti-nationalistische belgitude is goed ingeburgerd bij een groot deel van de intellectuele elite in Vlaanderen. Deze mensen reageren derhalve niet als iemand een pleidooi houdt tegen collectieve identiteit, want dit sluit aan bij hun visie op België. Bovendien vat men in die kringen de kritiek op collectieve identiteit op als een loutere veroordeling van het Vlaams-nationalisme, waarvan ze zeer afkerig staan. In tegenstelling tot staatsdragend nationalisme (of patriottisme) geniet het Vlaams-nationalisme immers niet de luxe van wat Michael Billig omschreef als ‘banaal nationalisme': een identiteitsbeleving die niet ter discussie wordt gesteld en waarvan de uiting alomtegenwoordig maar meestal volstrekt onbewust is. Alhoewel de kiemen van een dergelijk banaal nationalisme in Vlaanderen aanwezig zijn via het politieke en institutionele systeem en de impact van de media, moet het streven om de Vlamingen als gemeenschap tot politieke autonomie te brengen nog altijd expliciet gearticuleerd worden. Om voluit te kiezen voor de Vlaamse identiteit en daaraan politiek gestalte te geven, moeten er met andere woorden actief zieltjes worden gewonnen. Een bepaalde strekking in het Vlaams-nationalisme doet dit door de Vlaamse identiteit zeer exclusief te definiëren in het kader van een radicaal-rechtse maatschappijvisie. Dit soort nationalisme geeft natuurlijk voeding aan de karikatuur die Verhofstadt graag van ieder nationalisme maakt. Het zou bijzonder jammer zijn als het partijpolitiek liberalisme en het nationalisme in Vlaanderen daarmee op een ideologische ramkoers zouden worden gebracht. Een democratie vereist nog steeds het verbeelden van een politieke gemeenschap als democratische structuur, met elk individu als lid én deelnemer. Een liberalisme dat dit verwerpt kan het individu wel zien als deelnemer aan de democratie, maar niet als lid van een democratisch collectief. Daarom ook dat Verhofstadt Europa naar voren schuift als collectief. Spreken over ‘de wereld' als kader klinkt namelijk helemaal ongeloofwaardig. Maar als hij zou moeten verantwoorden waarom Europa ons dan precies begrenst als politieke gemeenschap, zou hij daar wellicht zelf een nationalistisch narratief voor moeten ontwikkelen. Wat doet Verhofstadt anders wanneer hij stelt dat ‘we samen werk [maken] van een multicultureel Europa, waarin talen, culturen en stijlen met elkaar vermengd zijn tot een unieke Europese beschaving' (Metro, 9 mei 2011)? Het liberalisme kan nu eenmaal niet zonder een concrete gemeenschap waarin het zijn ideeën over vrijheid, gelijkheid en gerechtigheid voor het individu tastbaar gestalte kan geven. Daarom heeft het liberalisme een gecompliceerde verhouding met zijn tweelingbroer, het nationalisme, van wie het door de jaren heen vervreemde. Gelet op de excessen van bepaalde vormen van nationalisme – ook van het Vlaams-nationalisme – en de collectieve mobilisatiemacht ervan, die niet altijd ten goede werd aangewend, is het begrijpelijk dat men binnen het liberalisme naar andere wegen heeft gezocht. Maar het diskwalificeren van iedere vorm van nationalisme uit de democratie, is ideologisch onhoudbaar en gevaarlijk. Bruggen bouwen Naties voorzien immers de democratische structuren om bruggen te bouwen tussen lokale gemeenschappen, en tussen een geheel van lokale gemeenschappen en de globalisatie; de enige vorm van kosmopolitisme die daadwerkelijk bestaat. We kunnen democratie niet los zien van een gemeenschap die geldt als basis voor een georganiseerde, impliciete solidariteit en waarbinnen het oordeel van individuele burgers over publieke materies kan worden besproken. Solidariteit gaat niet vooraf aan gemeenschapsvorming, het is er een product van. Democratie noch solidariteit zijn natuurlijke gegevens voor de mens. Zij worden verworven door menselijk handelen en verbeelden. Deze voorpublicatie is een uittreksel uit het nieuwe essay, ‘Liberalisme en nationalisme', dat de auteur voor deze uitgave schreef. DS, 07-10-2011 (Bart De Wever)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |