|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Aftakeling tussen de generaties
Aftakeling tussen de generaties
Louis Chauvel Kinderen die lager op de sociale ladder komen te staan dan hun ouders: hun aantal neemt zienderogen toe, waarschuwt LOUIS CHAUVEL. En wat erger is, voor hen volstaat werken alleen niet om behoorlijk te kunnen wonen. Ondertussen leven de meeste senioren als God in Frankrijk. Dit verval tussen generaties schreeuwt om een speciale belasting van welgestelden. In een vergrijzende samenleving kan blindheid voor de sociale moeilijkheden van de jongere generaties problematisch worden. Toch is ze meer een uiting dan de echte oorzaak van een fenomeen dat om zich heen grijpt, en dat we kennen maar negeren. Sinds 1998 hebben we niets gedaan. Elke keer opnieuw hebben perioden van economische heropleving ons de illusie van herstel gegeven, terwijl de situatie in werkelijkheid alleen maar achteruitging. Wat zijn de symptomen van dit collectieve onbehagen? De meest zichtbare zijn de problemen van jonge mensen: in vijfendertig jaar van hoge werkloosheid hebben de jongeren als buffer gediend. Een recordaantal werklozen, een daling van de reële lonen en het levenspeil, onzekerheid, de ontwikkeling van vormen van min of meer gratis werk (stages, startbanen, vrijstelling van sociale bijdragen), de nieuwe armoede bij de jongeren, een slechte gezondheidstoestand en een gering beroep op verzorging, het ontbreken van een duidelijke horizon: de voorbije tien jaar is er niets verbeterd. We zien zelfs een drievoudige achteruitgang. Eerst in de opleiding: jongeren bezitten diploma's die hen in de middenklasse plaatsen, maar hebben een inkomen waarmee ze veeleer bij de arbeidersklasse thuishoren. Nog los van de waarde van de diploma's zien we bovendien een verval tussen de generaties, naarmate meer en meer kinderen lager op de sociale ladder komen te staan dan hun ouders. De achteruitgang is daarenboven systemisch, want ook de toekomstige sociale rechten van de jongeren komen in het gedrang: vandaag hun menselijke ontwikkeling, morgen hun vermogen om de eigen kinderen op te voeden, overmorgen hun pensioen. De sociale bescherming boert niet alleen op het individuele vlak, maar ook in haar geheel achteruit. Nog belangrijker is de algemene frustratie die haar intrede doet, terwijl de ene belofte na de andere wordt verbroken: de belofte van de terugkeer naar volledige werkgelegenheid dankzij de pensionering van de eerste babyboomers. Of de belofte van betere banen door een hogere opleiding, terwijl werken alleen niet meer volstaat om behoorlijk te kunnen wonen. Dit alles schept bij de jeugd een duidelijk voelbare woede en zelfs haat. Goudstaven oppotten Een opsomming van symptomen is nog geen diagnose. Het echte knelpunt is de collectieve weigering op de lange termijn te denken, samen met het conservatieve, rentenierende karakter van onze maatschappij. De bezittende klasse pot levensverzekeringen en leegstaande woningen op, met dezelfde ijver waarmee haar grootouders goudstaven spaarden. Zowel bij rechts als bij links krijgen de verworven rechten voorrang op de rechten van de toekomst. De vakbonden hebben vooral oog voor de pensioenen, de banken voor veilige beleggingen voor hun klanten. Onze economie is een kapitalisme van erfgenamen van de zoveelste generatie, met weinig ruimte voor nieuwe fortuinen. Terwijl de welvaartsstaat de jonge armen voedt via de pensioenen van hun ouders – als ze zo fortuinlijk zijn die te hebben. De koppigheid waarmee sommige vakbonden voor een onbetaalbaar vervroegd pensioen blijven vechten, in plaats van voor werk van goede kwaliteit voor iedereen, is een teken van machteloosheid. Ze wordt alleen geëvenaard door een fiscaal beleid dat de rente en de meerwaarde van de erfgenaam ontziet en alles afwentelt op de werknemers en zelfstandigen. De laatste gepensioneerden van het begin van de babyboom hebben hun schaapjes op het droge, terwijl de generaties die te laat geboren zijn geen kans krijgen om zich van hun eerste mislukkingen te herstellen. Dat is een van de wortels van onze kwaal: de ‘nieuwe' generaties, die na 1955 werden geboren en na 1975 in een context van hoge werkloosheid op de arbeidsmarkt kwamen, zijn duurzaam of zelfs voorgoed getroffen. Deze veteranen van de economische oorlog, die de vijftig gepasseerd zijn, worden gevolgd door generaties die onder steeds meer handicaps gebukt gaan. Zij beleven de contradictie van armoede in een rijke welvaartsstaat. En de generatie die betaalt, is niet dezelfde als de generatie die ontvangt. Huisje, tuintje De huisvesting is daar de perfecte demonstratie van. Welgestelde jonge senioren wonen in de stadscentra, waar de banen en de artsen zijn, terwijl jonge werkenden steeds verder naar de rand worden verdrongen en een of meer (tweedehandse) auto's, verzekeringen en benzine moeten betalen om wonen, school en werk met elkaar te verzoenen. Ze zitten gekneld tussen lonen en huisvesting en hebben het moeilijk hun kinderen op te voeden. Zo volgen de crisisgeneraties elkaar op: eerst de jongeren die vandaag studeren, dan de generatie tussen de 23 en de 28 jaar die zich in de pijnlijke overgang naar de arbeidsmarkt, de onzekerheid of de werkloosheid bevindt. Tegelijkertijd is er een derde jeugd aan het ontstaan – die vaak tot ver voorbij de dertig gaat – doordat de lonen niet langer volstaan om fatsoenlijk te wonen zonder de hulp van welgestelde en vrijgevige (of dode) ouders. Die derde jeugd, verwijderd van de besluitvormingscentra, ziet haar inkomen opgaan aan huur of leningen, haar vrije tijd aan transport en armoedige recreatie. Deze alsmaar minder jonge jongeren ontdekken op hun veertigste dat zij steeds jonger oud zijn, terwijl wij steeds ouder jong blijven. De vooruitzichten zijn dan ook somber. De slachtoffers van deze transformaties missen informatie en zijn vervreemd van de vakbonden en van de partijen die hen zouden moeten vertegenwoordigen, terwijl de intelligentsia de realiteit liever ontkent dan ze onder ogen te zien. Eens arm, altijd arm Het scenario voorspelt weinig goeds: de jonge werklozen en werknemers met onzekere banen vandaag, zullen na 2020 verpauperde gepensioneerden zijn. Zij hebben hun eerste kans gemist en krijgen geen tweede. Want als het herstel er komt, staat er een nieuwe jeugd klaar die de schuldketen met de oudere generaties zal verbreken. En als het herstel uitblijft, zal het systemische verval zich voortzetten, terwijl het verlies van het vertrouwen in de politiek tot zorgwekkende uitwassen zal leiden: populisme, autoritarisme, ongeregeld militantisme. In zo'n context kan de democratie zich niet ontwikkelen. Wat moet er gebeuren? De uitvinding van het vrijwel onbetaalde werk (de stages), in grote mate gesubsidieerd door welgestelde ouders, volstaat niet. Na dertig jaar verwaarlozing is het tijd voor de integratie van de oude jongeren van 1985, die hun instap in het leven hebben gemist. De terugkeer naar een volledige werkgelegenheid is de eerste prioriteit van het generatiebeleid dat wij nodig hebben. Dat veronderstelt zowel een versoepeling van het arbeidsrecht als de verplichting voor de werkgevers om banen te scheppen. Ook de woningnood vereist een planning op de lange termijn, met de bouw van collectieve woningen van goede kwaliteit om het stedelijke weefsel tussen het centrum en de rand te versterken. Er moeten veel investeringen gebeuren. De grote uitdaging van dit decennium is dat we een slechte start hebben genomen en geconfronteerd worden met drie handicaps. Die zijn volgens de socioloog Randall Collins typerend voor een prerevolutionaire periode. De handicaps zijn een massieve consumptieschuld die een ambitieus publiek investeringsbeleid in de weg staat, de frustratie van onhoudbare beloften, en een destabilisatie van het bestuur doordat het alsmaar moeilijker wordt een politieke meerderheid samen te stellen. In zo'n context wordt geen enkel gezag meer aanvaard. Belast huurinkomsten De grootschalige investeringen vereisen veel geld. Er zullen bijkomende middelen nodig zijn om zowel het vroege, lange en royale pensioen van de jonge senioren van de middenklasse te betalen als de noodzakelijke investeringen. Een betere belasting van tweede woningen in de steden kan beduidende inkomsten opleveren en tegelijkertijd de vastgoedmarkt activeren. De enige wezenlijke ingreep die de verhouding met de rente kan veranderen, is de belasting van de huurwaarde – een impliciet inkomen – van alle vastgoed dat een gezin bezit en zeker van de hoofdwoning (met aftrek van de afbetaling van een hypotheek). Dit veronderstelt een snelle herziening van de kadastrale huurwaarden, waarvan we weten dat ze al lang verouderd zijn. Dankzij de niet-belaste meerwaarden zijn de senioren van 2010 de grote begunstigden van de woningnood waarvoor de jonge werkenden de tol betalen. De stedelijke senioren van de hogere middenklasse leven comfortabeler dan ooit in onderbezette woningen – een echtpaar van zestig in een woning met vijf slaapkamers is meer regel dan uitzondering – terwijl jonge gezinnen opeengepakt zitten in kleine appartementen. Een huurbelasting zou de vastgoedmarkt deblokkeren, zodat men de middelen aan de behoeften kan aanpassen. Ze zou de druk op de huisvesting verlichten en een echte solidariteit tussen de generaties scheppen. Maar welke politicus heeft de moed om voor een dergelijk generatiebeleid te pleiten? © Le Monde, in DS, 30-07-2011 (Louis Chauvel) PS PPT Gr.27 te zwaar om te uploaden... 2x word-file (basic!), m'excuse!
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 17th September 2013 om 23:37. |