|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Universitair onderwijs eenzijdig...
Academische vorming met winstoogmerk
,,We moeten investeren in kennis, in wetenschappelijk onderzoek'' luidt het alom. En prompt wordt dan gedacht aan de positieve en toegepaste wetenschappen. Eric Defoort doet dat niet. Hij onderstreept het belang van mens- en gedragswetenschappen. OP de voorpagina van de Nederlandse kwaliteitskrant NRC Handelsblad van 17 augustus stond iets heel onverwachts: ,,Prostituee geldt als innovatief". Onmiddellijk overviel me de vraag: hoe valt er binnen zo'n beperkte beroepsmaterie nog iets te innoveren? Maar er werd natuurlijk iets anders bedoeld: ,,Voor de Nederlandse overheid zijn prostituees van buiten de EU vanaf 1 oktober kennismigranten". Weer overvielen mij vragen over kennis in de prostitutie en dies meer. Maar er werd natuurlijk alweer iets anders bedoeld. En meer bepaald dat ,,de prostituees van buiten de EU net zo zullen behandeld worden als buitenlandse werknemers die een hoge opleiding, veel vakkennis en innovatiekracht meebrengen" en aldus bijdragen tot onze ,,kenniseconomie''. Aha. Het sacrosancte concept kenniseconomie dus. Vele jaren terug kwam je overal ,,aliënatie" tegen. ,,Multicultureel'' was, tot voor kort, ook een heel modieus ding maar is al enige tijd over het hoogtepunt heen, ten voordele van ,,perceptie'', dat intussen ook al aardig aan het tanen is. Vandaag is het kenniseconomie dat het doet. Iedereen weet onderhand dat Europa economisch alleen nog kan blijven concurreren met de economieën uit andere werelddelen via een massale en blijvende investering van hoge kennis in onze productie, die aldus door een grote innovatieve creativiteit zal worden gekenmerkt. Dat soort bazuingeschal hoor je nu overal. In redactionele artikels lees je frequent dingen als: ,,We moeten in ijltempo overstappen naar de kenniseconomie met veel meer wetenschappelijk onderzoek en innovatie". Prima, zou ik zeggen. Om welk soort wetenschappelijk onderzoek het gaat, preciseert men wel niet, maar ik heb een sterk vermoeden dat men niet het domein van het Sumerisch of dat van de Chinese filosofie uit de zesde eeuw voor Christus op het oog heeft. Van buiten de universiteit roept men dringend in de richting van de beleidvoerders binnen de universiteit: ,,Investeer, investeer in wetenschappelijk onderzoek binnen de bèta-sector''. Industriëlen allerhande laten op dat stuk niet af, en zo onbegrijpelijk is dat ook niet. Antony Burgmans, Unilever-topman en lid van de European Round Table of Industrialists , staat uitstekend portret daarvoor. Hij wijst de universiteiten op hun zogenaamde plicht om mee te werken aan de implementering van de 'Lissabonverklaring'. U dacht dat we nog even in Bologna konden blijven? Niets daarvan. We moeten nu met z'n allen richting Lissabon. In de Portugese hoofdstad spraken de Europese regeringsleiders in 2000 af dat Europa tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld zou zijn. Ze spraken er meteen ook af dat de universiteiten daarin een eersterangsrol moeten spelen en dat ministers van Onderwijs hun financiering daarop moeten afstemmen. In dat alles steekt ongetwijfeld heel wat positiefs voor onze universiteiten én voor onze economie. Maar er is een probleem, een mogelijke bedreiging, een gevaar. De geluiden die sommige universitaire bestuurders laten horen, creëren soms - al dan niet terecht - de indruk dat zij in de eerste plaats spreken als bestuurders en aandeelhouders van spin-offs, van multinationale bedrijven, als beheerders in de banksector, als topmensen van het VEV of het VBO. Misschien is er wel een mogelijke correlatie tussen die toenemende ondernemerspraatjes en een toegenomen concentratie van scheikundigen, economen, apothekers, ingenieurs enzovoort aan de top van onze universiteiten, gecombineerd met een toenemende stilte uit de alfa-hoek. Het is alvast zo dat zeer veel producenten van die praatjes de zogenaamde 'innovatieve creativiteit' de facto een reductionistische, eenzijdige, exclusieve positief-wetenschappelijk en/of toegepast-wetenschappelijke invulling geven. En die invulling wordt dan verder uit het oogpunt van een puur economische functionaliteit bekeken. Ik ben benieuwd hoe onze minister van Onderwijs over dat alles denkt. Zijn collega boven de Moerdijk, Maria van der Hoeven, heeft alvast een aantal duidelijke opties genomen. Zo heeft ze onder meer wat miljoenen euro's uitgetrokken om bèta-studenten die in hun laatste studiejaar goede resultaten halen, een eenmalige bonus van 1.500 euro toe te kennen. Bovendien wil ze de studies financieel aantrekkelijker maken voor beginnende bèta-studenten. De experimenten met de bonus beginnen dit studiejaar. En de alfa-student? Tja, die duikt toch niet op in de 'innovatieve creativiteit', in de 'kenniseconomie'. Zouden we in die richting niet enkele besparingen kunnen doorvoeren? De tegenhanger van een bonus is toch een malus? Zo'n vaart loopt het voorlopig nog niet, maar er zijn wel al indicaties van een mogelijke evolutie in die richting. De vorige Vlaamse regering en de toenmalige minister van Onderwijs hadden er blijkbaar geen onoverkoombare moeite mee dat, zonder welk voorafgaand overleg ook, de master-opleiding in de alfa-studies voorlopig beperkt blijft tot één jaar bovenop de bachelor-studie. Voor de minister, haar kabinet, de regering, gold die beperking uiteraard niet voor de bèta-studies, waar - zoals iedereen al weet - dé innovatieve creativiteit zit waarmee we een performante kenniseconomie zullen realiseren. Waarom zijn bepaalde universiteiten nog een vzw als ze in eerste orde gericht zijn op een avw, een academische vorming met winstoogmerk? Tot voor kort was er in onze Nederlandse cultuurruimte één universiteit die in haar wervende teksten, in haar reclameteksten, duidelijk aangeeft dat zij niet wil meedoen aan de zo-even door mij gesignaleerde economisch geïnstrumentaliseerde eenzijdigheid. In Leiden vertelt men assertief dat het bij hen om ,,een authentieke universiteit gaat die soms bewust wel en soms bewust niet wil vernieuwen. Soms moet een universiteit vooroplopen. Modieuze trends moet zij willen tegengaan. Vanaf 1575 leveren ons onderwijs en onderzoek prominente bijdragen aan welvaart, welzijn en cultuur". Zo'n opdracht stemt mij vreugdevol, hoopvol. Als we nu werkelijk met zijn allen vanuit Bologna onverwijld naar Lissabon moeten, dan kan dat alleen als de weg daar naartoe over Leiden loopt. Daar gaan alfa en bèta evident samen, en zo ontloopt men er analfabetisme op universitair niveau. De eminente plaats die de alfa's, naast en samen met de anderen, aan een universiteit moeten innemen, kan je rechtvaardigen vanuit het wezen van de universiteit zelf. Die moet toch één van de sanctuaria zijn voor datgene dat vanuit een uitgesproken marktdenken wordt bedreigd. De universiteit met een assertief alfa-beleid is op zich al een boodschap aan een marktmaatschappij dat het zogenaamd nutteloze niet overbodig, maar integendeel onmisbaar is. De onmisbare nutteloosheid van liefde, goden, kunst is genoegzaam bekend. Bij sommigen althans. De alfa-lectuur van de samenleving, de lectuur vanuit de mens- en gedragswetenschappen, is onmisbaar omdat ze, in tegenstelling tot een vaak nogal trotste bèta-zekerheid, onzeker is, open is, vol mogelijkheden, met heel weinig noodzakelijkheid, aarzelend. Het is niet de bedoeling zomaar een simplistische tweedeling te maken tussen een alfa-lectuur en die vanuit de positieve en toegepaste wetenschappen. Maar een alfa-lezing van de samenleving confronteert met onduidelijkheden, met het complexe, met wat niet volledig grijpbaar wordt. Die confrontatie vergt daarom vertrouwen. Is het vertrouwen er niet, dan ontstaat angst. Die angst kan alleen bedongen worden via een lezing van de samenleving die tot een opeenvolging van onaantastbare duidelijkheden, zekerheden leidt, zodat vertrouwen overbodig is. Dergelijke lezers doen mij aan immobiliënagenten denken die hun appartementen en huizen uitsluitend als instapklaar kunnen voorstellen. Met de alfa-lezing wil ik niet zomaar wegevolueren naar artistieke verten zonder welke relevantie in de economische sector dan ook. Het aantal casussen die het tegendeel kunnen aantonen, zijn talloos. Eén voorbeeld. De twee multinationals in de sector van voedingsindustrie, het Zwitserse Nestlé en het Amerikaanse Mars, die elkaar beconcurreren op het terrein van de chocoladeproductie, leveren een hevige strijd in de sector van de huisdierenvoeding, een markt die de jongste jaren groeit met een gemiddelde van 7,7 procent. Ze gaan elkaar te lijf met Royal Canin, Frolic, Canigou, Ron-Ron, Kitekat Zonder sociaal-psychologen, etnologen en nog heel wat andere disciplines uit de mens- en gedragswetenschappen kan je die markt niet analyseren, niet lezen, en er derhalve ook niet succesvol in interveniëren. De alom aanbeden 'innovatieve creativiteit' binnen de kenniseconomie kan, wil ze echt zijn, dus niet buiten een alfa-lezing van de samenleving. Waar de 'innovatieve prostituee' op 17 augustus stond, op de voorpagina van NRC Handelsblad, uitgerekend daar stond op 6 september de kop: ,,Niet alle kennis is nuttig". Die titel wilde enigszins samenvatten wat bij de opening van het academiejaar in Amsterdam, Groningen, Leiden, Tilburg werd verteld. Voor de collegevoorzitter van de Vrije Universiteit van Amsterdam, moeten aan de universiteit de vragen: ,,Wat koop ik ervoor?", ,,Wat is het waard?", naar de achtergrond ten voordele van ,,academische vorming zonder winstoogmerk". Het doel van de wetenschap is in de eerste plaats ,,het genereren van inzicht en kennis", zei hij. Eigenlijk bedoelt hij: ,,Wij willen weer gewoon universiteit zijn". Toen ik van dat moois kennis nam, was ik gelukkiger dan toen ik kennis maakte met de innovatieve prostituee. Eric Defoort (De auteur is hoogleraar Geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Brussel. Deze tekst is een bewerking van zijn toespraak bij de opening van het academiejaar.) 27/09/2004 Eric Defoort ©Copyright De Standaard
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |