|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Haiti: 's Nachts is het akelig stil
's Nachts is hetakelig stil
PORT-AU-PRINCE - De inwoners van Port-au-Prince zijn op zichzelf aangewezen. Op vele plekken wachten de gewonden nog op de eerste hulp. De Place du Canapé Vert is de plaats geworden waar alle families van de wijk verzamelen. Honderden matrassen, dekbedden en matjes liggen op de grond, blauwe plastic zeilen moeten de hevigste hitte weghouden. Hier hebben honderden grootmoeders, dochters, kleinkinderen en schoonzussen hun toevlucht gezocht. De meesten hebben geen huis meer, anderen zijn bang voor de naschokken. Op geïmproviseerde vuurtjes wordt de laatste portie rijst gekookt, een fles water gaat van hand tot hand. Er hangt gelatenheid over het plein. De overlevenden kijken dof voor zich heen. Waar gaan ze naartoe? Hoe zullen ze overleven? Waar zijn hun geliefden? Zelfs de kinderen zijn rustig op dit grote speelplein. Ze friemelen aan elkaars haar en wijken geen meter van moeders rokken. Op de grond ligt een man te beven. Hij kijkt met grote ogen naar de drukte op het plein. Naast hem ligt een vrouw met een wonde aan haar hoofd en aan haar been. Inderhaast aangebrachte verbanden proberen infecties tegen te houden. Aan de rand van de Place du Canapé Vert is een verpleegster aan het werk. Ze heeft een klein verbandkistje en een schaartje. Dat is alles. ‘Ik werk als zelfstandige', zegt ze. ‘Ik doe mijn uiterste best om de gewonden te helpen, maar ik heb te weinig medicijnen. Straks is al mijn materiaal op.' Op het plein verblijven vooral vrouwen. De mannen blijven in de buurt van hun ingestorte huis om de plunderaars af te schrikken, ze rekenen niet op de steun van de agenten van het commissariaat van Canapé Vert. De blauwe geüniformeerde mannen staan in een groepje voor het commissariaat te praten. De omvang van de ellende gaat hun begrip te boven. Waar zouden ze in godsnaam moeten beginnen om de orde te handhaven? De woonwijk in de buurt behoort tot de middenklasse. Roze gebloemde zetels die met plastic hoezen waren bedekt, liggen onder een betonnen balk. Een auto is dubbel geplooid onder het gewicht van een geknakte elektriciteitspaal, een koelkast bungelt op de rand van een terras. Hier zijn plunderaars aan het werk. In een woning die gereduceerd is tot betonnen blokken, zoeken ze kieren en spleten om naar binnen te geraken. Ze zijn met een tiental en ze hebben zakken meegebracht om de buit in te verzamelen. Een pak rijst, een matras, een oud kussen… Alles lijkt wel bruikbaar. Twee jonge mannen, met afgezakte broeken en hippe bloesjes, balanceren op de balken. Ze hebben er duidelijk zin in, maar ze breken hun rappersdans af als ze merken dat toeschouwers op straat hoofdschuddend staan toe te kijken. Iets verderop heeft een man zijn bamboebed uit zijn huis kunnen redden en hij ligt nu languit op het brede bed aan de zijkant van de straat. ‘I'm full of amunition', vertelt hij. Links van hem zitten zijn drie zonen. Ze staan dag en nacht op wacht en de wapens die potentiële inbrekers moeten afschrikken, liggen binnen handbereik. ‘De mensen krijgen hun loon hier op de vijftiende van de maand. Toen de aardbeving gebeurde, waren de meeste armen bijna aan het einde van hun salaris. Ze hebben geen geld meer, en ze zullen weldra op strooptocht gaan', vertelt de vader. Rechts van hem verorberen zijn echtgenote en twee andere vrouwen een maaltijd. Hun omvang verraadt een rijkelijk leven. Voorlopig, daar op het brede bamboebed, komt de man niets te kort. Hij heeft ‘connecties' die hem met vers water en voedsel bevoorraden. Die connecties moeten dan wel van een eind verderop komen, want in de onmiddellijke omgeving is geen enkele winkel, geen enkel voedselstalletje waar iets te rapen valt. In een zijstraat probeert een buurman te redden wat er te redden valt. Tussen de ruïnes van zijn huis scharrelt hij tussen zijn uitgestalde bezittingen: een hoopje papieren, een zetel en een vaas. Zodra hij me ziet, begint hij te ratelen. ‘Waar zijn de hulpdiensten? Waar is onze regering? We zijn meer dan 48 uren na de aardbeving en ik heb nog niemand gezien.' Hij wijst naar een ingestort gebouw, dat tot enkele dagen geleden een school was. ‘Hieronder liggen schoolkinderen. Misschien leven er nog enkelen. Als er niet snel hulp komt, dan tellen ze hun laatste uren. Zonder water kan niemand overleven.' De woede over de afwezige overheid neemt hand over hand toe en de weinige journalisten die in de wijk rondlopen, worden aangeklampt omdat de slachtoffers hun frustraties willen ventileren. ‘Ik probeer al sinds woensdagochtend mijn dochter te begraven', zegt Gérard Magloire. Op het pleintje voor zijn deur liggen drie lijken in witte doeken gewikkeld. De natte plekken op de lakens trekken zwermen vliegen aan. Ze liggen er al dagenlang. Gérard Magloire heeft bij de aardbeving zijn dochter van 22 verloren, zijn peuter van 2 en zijn echtgenote. Hij heeft zelf uren onder het puin gelegen tot een bewaker in de buurt zijn kreten hoorde en hem van onder de brokstukken heeft getrokken. De burgers staan er helemaal alleen voor, want de veiligheidsdiensten in het land staan perplex door de ramp. Haïti heeft geen eigen leger, voor de orde en de stabiliteit zijn de internationale troepen van de VN verantwoordelijk. De negenduizend soldaten van Minustah (United Nations Stabilization Mission in Haïti) die sinds 2004 in het land zijn, moeten proberen de orde te handhaven. ‘Ze zijn alleen geïnteresseerd in de slachtoffers die door de kogels zijn gevallen, voor de doden en gewonden van deze ramp hebben ze geen oog', zegt Magloire venijnig. De mensen stoppen bij zijn dode familieleden. Zakdoek naar de mond, afschuw in de ogen. Voor de dochter van Magloire staat een witte kist klaar. Vier mannen helpen hem om haar in de kist te leggen. Haar arm blijft buiten bungelen. Ze is al verstijfd. Een uur later liggen er twee lichamen meer, alweer twee doden van onder het puin gehaald. Een groepje jongemannen rijdt rond met een open bestelwagen om de lijken op te halen. Het zijn vrijwilligers die dag na dag de straten proberen schoon te houden. De lijken worden in een massagraf aan de andere kant van de stad begraven. Het ziekenhuis aan de Place du Canapé Vert is gesloten. Aan het witte hek hangt een slot. Het is negen uur in de ochtend en de dokters zouden elk moment kunnen komen, zegt een bewaker. Maar dat zeggen ze al drie dagen lang. De gewonden, die op het grasveld voor het ziekenhuis hebben samengehokt, hebben sinds dinsdagavond nog geen dokter of verpleegster gezien. Volgens de bewaker heeft het trouwens weinig zin dat het medisch personeel zou komen opdagen, omdat het ziekenhuis geen medicijnen of verbanden meer heeft. Jacques, een student, geraakte niet op tijd weg toen het gebouw van de universiteit instortte omdat twee zetels de doorgang versperden. Zeven lange uren heeft hij onder de restanten van het gebouw doorgebracht. Naast hem lag zijn vriend, zonder hoofd. Hij vermoedt dat van de 182 studenten er maar 5 de aardbeving hebben overleefd. Hij werd naar het ziekenhuis gebracht, waar hij sindsdien op medische hulp wacht. Zijn vader, die de hele nacht radeloos naar zijn zoon heeft gezocht, vond hem woensdagochtend. Het is zijn vader die het eerste en tot nu toe enige verband rond zijn gebroken knie heeft gebonden. Nu is zijn vader op zoek naar eten voor zijn zoon, die sinds dinsdagmiddag niet meer heeft gegeten, de flesjes water zijn bijna uitgeput. En thuis wacht hem ook niets meer. Zijn ouderlijke huis, dat in een van de armere wijken van Port-au-Prince stond, is ingestort. De vierkante meter op het grasveld voor het ziekenhuis is voorlopig zijn enige thuis. Ouders, echtgenotes, broers, iedereen probeert het verhaal van de gewonden te vertellen. Ik word van de ene ingezwachtelde arm naar de andere hoofdwonde gesleurd. ‘Hebt u geen medicijnen? Kunt u niets voor ons doen?' Aan de ingang van het ziekenhuis zit een jong meisje. Haar arm is gebroken en omstanders hebben hem in een kartonnen doos gespalkt. Ze zegt niets. Ze vergaat van de pijn. In de buurt van een hoopje afval ligt een bundeltje. Onder een besmeurd laken ligt een meisje van tien met zeer zware hoofdwonden. Ze is alleen, haar ouders zijn dood en niemand bekommert zich om haar. Morgen of overmorgen is ze dood. Zestig uren na de ramp zijn er nog weinig of geen buitenlandse hulpverleners te zien. Af en toe passeert een minibusje van Artsen Zonder Grenzen of van het Rode Kruis, afgeladen vol met gewonden. Druppels op een hete plaat. Bovendien geraakt de benzine op. Particuliere chauffeurs laten hoe langer hoe meer hun wagen aan de kant staan, omdat de benzinetank leeg is. Misschien hebben de hulpverleners nog reservevoorraden om de gewonden te vervoeren. Ook de voedselvoorraadjes van de inwoners van Port-au-Prince zijn bijna op. In een arm land als Haïti beschikken de inwoners niet over voorraadkasten om een noodperiode door te komen. Ze leven van dag tot dag. Als er niet snel voedsel zal worden bedeeld, is de kans zeer groot dat de mensen in opstand zullen komen, zegt iedereen. Een man waarschuwde zelfs dat de ellende ondertussen al zo groot is, dat de voedselbedelingen het beste door militairen zullen gebeuren. Argeloze burgerlijke hulpverleners zouden door een kwade meute wel eens in problemen kunnen komen, zei hij. 's Nachts is het stil en donker in de stad. Zonder elektriciteit, internet of telefoonverkeer is iedereen op zichzelf aangewezen. In de duistere stad hoor je alleen het gekrakeel van de Haïtianen en het geronk van helikopters. Akelig dat het zo stil is. In een stad die zo zwaar getroffen is en waar zoveel slachtoffers op medische hulp liggen te wachten, moeten de sirenes van de ambulances klinken en moeten ziekenhuizen op volle kracht werken. Maar geen gierende sirenes verpesten de mooie sterrennacht boven Port-au-Prince. DS, 16-01-2010
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 30th January 2010 om 04:05. |