|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
#1
|
||||
|
||||
Anecdotitis, een besmettelijke mediaziekte
Anecdotitis, een besmettelijke mediaziekte
Luc Huyse De verhoudingen in de media zijn zoek, betoogt Luc Huyse . Er dreigt anecdotitis. 'Het overgrote deel van de berichtgeving laat het hart van de politieke besluitvorming ongemoeid. De Europese dimensie van de politiek, want daar gaat het om, is daardoor voor de meeste mensen terra incognita.' Vijf augustus 1983: premier Wilfried Martens ondergaat een openhartoperatie. De Standaard brengt de dag nadien het nieuws vooraan in de krant, met een kanttekening van Manu Ruys. Later komen nog twee foto's van het koninklijk ziekenbezoek, vier korte berichten en een interview met de herstellende eerste minister. De radioberichtgeving op de openbare omroep ligt qua omvang in dezelfde bescheiden lijn. Als toekomstig premier Yves Leterme halfweg februari 2008 in het ziekenhuis wordt opgenomen zal dat in De Standaard leiden tot twee volle voorpagina's, een redactioneel commentaar en in totaal vijftien berichten. Bij Radio 1 volgt het journaal de ontwikkelingen uiteraard op de voet. Maar het is vooral in uitzendingen van Vandaag en De ochtend dat de toestand van Leterme helemaal vooraan staat. Er zijn onder meer interviews met twee dokters, met de woordvoerder van de CD&V en met negen politici (onder wie Guy Verhofstadt, Kris Peeters, vader en zoon Michel en de onvermijdelijke Herman De Croo). Een waterval van soundbites is het. Het is een vreemde evolutie. Martens was al vier jaar premier. Hij was tijdens die periode voorzitter geweest van de Europese Gemeenschap, had de staatshervorming van 1980 gecoacht, een devaluatie van de Belgische frank doorgevoerd, de opstelling van Navo-raketten mogelijk gemaakt en het explosieve staaldossier ontmijnd. Hij mocht dus na zijn operatie gerust wat aandacht krijgen. En Leterme? Hij had de Vlaamse executieve geleid en was die veertiende februari (misschien) op weg naar de Wetstraat 16. Meer niet. Komt daarbij dat de functie van federaal premier tussen de jaren tachtig en vandaag in grote mate is uitgehold. Daar heeft de overdracht van macht en bevoegdheden naar de gewesten en naar de Europese Unie voor gezorgd. Waarom dan al die aandacht, in de hele schrijvende en audiovisuele pers, voor de ziekte van kandidaat Leterme? Ik signaleerde vroeger al in deze krant (10 maart 2007) een gelijkaardige paradox in de berichtgeving over de verkiezingen. Electoraal nieuws in de media komt steeds vroeger en met steeds meer krantenpapier en zendtijd, terwijl de gang naar de stembus in de realiteit al jaren aan betekenis inboet. De verhoudingen zijn zoek. Hoe dat komt? Mediabedrijven opereren al een tijdje in een totaal gewijzigde omgeving. Aanvankelijk werkten kranten, radio- en televisiestations op een gesloten markt met een vaste, comfortabele plaats voor zowat elke speler. Een dubbele mutatie heeft daar een einde aan gemaakt. In Vlaanderen zorgden de politieke families (of zuilen zo je wilt) vele jaren voor een opdeling van de krantenmarkt. De openbare omroep van zijn kant profiteerde van een feitelijk monopolie. Die situatie is een kwarteeuw geleden aan het wegsmelten gegaan. Sindsdien is een herverkaveling van het speelveld onvermijdelijk geworden, ook al omdat nieuwkomers niet langer voor een gesloten deur staan. De tweede ontwikkeling, wereldwijd dan, is van technologische aard. De digitale revolutie heeft de drempel om te berichten over de samenleving drastisch verlaagd. Fragmentering van het aanbod, via relatief goedkope gerichtheid op specifieke doelgroepen, groeit sprongsgewijze. Online verslaggeving neemt spectaculair toe. Talloze blogs en podcasts veroveren ruimte. En dat alles verwekt nieuws in real time. Het is bijgevolg dringen op de mediamarkt. Overleven als medium in zo'n drukke en drukkende omgeving kan alleen door op een of andere manier op te vallen, dag na dag, uur na uur. Nog sneller zijn dan de anderen, bijvoorbeeld. Of nog uitgebreider rapporteren, wat in de redacties een bijna onstilbare nieuwshonger veroorzaakt. Die tweevoudige evolutie raakt ook de berichtgeving over politiek in de kern. De sector is meegezogen in een door marketing gedreven strijd om lezers, luisteraars en kijkers. Vandaar de jacht op boodschappen over of van een zieke Leterme. Want de persoon van de politicus, zeker als emotie niet ver af is, trekt de aandacht en maakt de marketeers gelukkig. Leterme als consumptieproduct dus. Vandaar ook de stortvloed van electoraal nieuws, altijd een aantrekkelijke leverancier van drama. De gevolgen daarvan hebben iets tweeslachtigs. De gestadige aanvoer van informatie geeft de bevolking in principe de kans zich om te scholen tot wakkere burgers. Trouwens, tussen het kaf zit ook veel koren. Redacties maken geregeld relevante, trefzekere analyses. Dat is pure winst. Toch zijn risico's absoluut niet afwezig. Randnieuws, met het oog op leuk infotainment, kan te veel gewicht krijgen. Dan dreigt anecdotitis, een besmettelijke mediaziekte. De drang om de eerste te zijn met een spectaculair bericht staat bedachtzaamheid in de rapportage in de weg. Impact is wat telt, zegt men. Daar scoor je mee. Interessant misschien, maar wel onverantwoord. Journalisten kruiden hun verhalen vaker dan voorheen met instant commentaar, liefst zo krachtig mogelijk. De grenzen tussen feit en opinie vervagen. Views komt in de plaats van news, de viewspaper verdringt de newspaper. De woordspelingen zijn van Tony Blair die in een toespraak bij Reuters (12 juni 2007) de metamorfose van de media beschreven heeft. Maar het grootste gevaar ligt in een niet denkbeeldige beschadiging van de democratie. Het overgrote deel van de berichtgeving laat het hart van de politieke besluitvorming, daar waar de cruciale beslissingen vallen, ongemoeid. De Europese dimensie van de politiek, want daar gaat het om, is daardoor voor de meeste mensen terra incognita. Wat een groeiterrein zou moeten zijn in de ontwikkeling van een rijper burgerschap blijft grotendeels ontoegankelijk. Die stelling wordt niet langer betwist. Maar misschien is het precies de schaalvergroting en dus de toegenomen complexiteit van de politiek die de journalisten afschrikt. In dat geval is hun fixatie op de plaatselijke (Vlaamse, Belgische) politici geen verrassing. Leterme en co. dienen dan als vluchtheuvel. Blair had het in zijn lezing ook over de gevolgen voor de politieke klasse. 'Omgaan met de media, zei hij, slorpt nu een aanzienlijk deel van onze tijd op. Hun uitstraling en gewicht, hun reikwijdte en hyperactiviteit wegen meer en meer op onze job. Je moet bovendien op al hun berichten reageren in real time. Ondertussen moeten we de cruciale beslissingen op de wachtlijst zetten.' De gewezen numero uno van de Britse politiek vindt bovendien dat de ware oorzaak voor het groeiende cynisme bij de kiezers precies ligt in de grondig verstoorde interactie tussen de politici en de media. In welke richting de balans overhelt, is voorwerp van discussie. Toch lijkt de tijd gekomen om even stil te staan en achterom te kijken, geleid door de vraag of de huidige koers wel acceptabel is. Dat is vooral een opgave voor wie in de wereld van de politieke berichtgeving werkzaam is. Zo'n proeve van (liefst publiek) zelfonderzoek vraagt moed. Op individuele critici uit de sector daalt al snel het verwijt van nestbevuiling neer. Het zal dus een collectieve oefening moeten zijn. En dan nog, in een omgeving waarin een hevige strijd om marktaandelen woedt, lijkt het niet aantrekkelijk om voortdurend in eigen hart te kijken. Overigens zal het niet gemakkelijk zijn om de journalisten van de jongste generatie bewust te maken van de nood aan introspectie. Zij zijn in de sector getuimeld op een moment dat infotainment de politieke berichtgeving al kleurde. In hun ogen is er vermoedelijk niets mis met het opleuken van nieuws. En andere rolmodellen zijn nu, mede door de vervroegde pensionering van ervaren persmensen, minder voorradig. Zelfonderzoek kan een opstap zijn naar nieuwe vormen van regulering in en van de hele beroepsgroep. De gedachte dat er behoefte is aan een collectief herschrijven van de professionele gedragscodes stuit niet langer op verzet. (Ik maak even abstractie van de vraag hoe ver de interventie van de overheid daarbij moet gaan.) In een proefschrift dat Annelies Verdoodt aan de KU Leuven verdedigd heeft over zelfregulering in de journalistiek schrijft de auteur over wat nodig is om een operatie van die moeilijkheidsgraad met succes af te ronden. Een van de voorwaarden is dat de journalisten een relatief homogene groep vormen en zich verbonden voelen door een gemeenschappelijk doel. Mij valt echter op hoe erg de concurrentie tussen redacties en zelfs binnen redacties verkokerend werkt. Er valt dus nog heel wat voorbereidend werk te leveren. Maar er is geen andere weg. Anders zullen incidenten en ongevallen zoals met het programma Tomtesterom slag om slinger toenemen. Blijft, bij wijze van afsluiter, de vraag wat in die hele problematiek de rol kan zijn van de consumenten van de pers. Momenteel zwijgen zij. Dat is niet goed. Zij zouden voor de journalisten en hun directies een heilzame sparringpartner kunnen zijn, die hen continu dwingt om verantwoording af te leggen. Het argument dat zij hun stem laten horen door af te haken of hun medium trouw te blijven is zwak. Nogmaals Tony Blair: '…the reality is that the viewers or readers have no yardstick to measure what they are being told.' Een mogelijke oplossing ligt in de vorming van beter geëquipeerde lezers, luisteraars en kijkers en in de organisatie van wat een ware consumentenbeweging kan worden. Luc Huyse is emeritus hoogleraar sociologie aan de KU Leuven. DS, 19-04-2008
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 21st April 2008 om 00:19. |