actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > Thomas More Kempen > Onderwijs > R.Z.L. > Zeitgeist
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

 
 
Onderwerp Opties Zoek in onderwerp Waardeer Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 28th December 2024, 05:15
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,877
Post Kerstessay - Oorlog & Vrede (3)

Oorlog als vlucht uit de werkelijkheid, uit de gezapige vrede


Ook binnen het gezin heersen oorlogen, stelt Arnon Grunberg samen met Freud vast. Zo is de vadermoord het begin van alle onheil, en alle religie.



Zelfs de kleinste bestuurseenheid, het gezin, hoe we dat gezin verder ook definiëren, wordt geteisterd door oorlogen en kent alleen al daarom ook perioden van relatieve vrede die juist in die bestuurseenheid nauwelijks te onderscheiden zijn van gezapigheid.

Uiteraard moeten we oorlog in deze eenheid niet per definitie gelijkstellen met fysiek geweld of moord, hoewel volgens het Amerikaanse ministerie van Justitie in 2021 circa 35 procent van alle vermoorde vrouwen in Amerika gedood werd door een geliefde (zo vertaal ik maar even “intimate partner”). Bij mannen ligt dat percentage rond de 5 procent. Deze laatste groep wordt vooral vermoord door vrienden en kennissen: van alle mannelijke vermoorde personen in Amerika werd dat jaar circa 40 procent door vrienden of kennissen gedood, bij vrouwen ligt het percentage rond de 25 procent.

Liefde en vriendschap zijn potentieel dodelijk en moord is doorgaans een intieme aangelegenheid. Vooral voor de dodelijkheid van de liefde mag de literatuur als bewijs gelden, al laten romanschrijvers de romantische liefde bij voorkeur eindigen in zelfmoord. Goethe deed dat met zijn Werther, Flaubert met zijn Emma Bovary, Tolstoj met zijn Anna Karenina, Elfriede Jelinek liet het met haar Erika Kohut bij ernstige zelfverminking, een mes in de eigen schouder.

De god van de liefde staat niet lijnrecht tegenover die van de oorlog. Misschien zijn het dezelfde goden. Jacques Brel zong al over de zoete oorlog van het minnen. Zoet? Nou ja, niet altijd. Weinig drijft mensen zo tot razernij als liefde: voor vrijwel elke vorm van pech kan een excuus worden verzonnen, een sociaal vangnet worden opgehangen, niet voor pech in de liefde. Vandaar dat romanschrijvers en Griekse goden zich zo interesseren voor die smerige, menselijke liefde. Van de oude Grieken weten we immers dat het dikwijls de liefde is – of anders wel de begeerte en de jaloezie, voor zover die drie van elkaar te scheiden zijn – die de opmaat vormt voor veldslagen en oorlogen.

Zeker, je moet je vijanden liefhebben, het geweten wil ook wat, maar vaak blijft het niet bij platonische liefde, je moet ook met je vijanden naar bed. Lang heb ik gedacht dat walging, al dan niet ternauwernood onderdrukt, het vieze geheimpje van de seksuele aantrekkingskracht is. Walging als katalysator van begeerte. Maar misschien is het geheimpje vijandschap. Liever een vijand in de huiskamer dan met jezelf opgescheept zitten.


Verkrachting als oorlogswapen

Zou het verlangen, dat toch iets wezenlijk anders is dan de behoefte, kunnen bestaan zonder misdaad? Schrijver, psychoanalist en Freudvertaler Adam Phillips (70) noteerde dat een stelletje weinig meer is dan twee samenzweerders op zoek naar een misdaad. Vaak komen ze niet verder dan seks.

Vaak, maar niet altijd.

Uitzoomend naar een grotere bestuurseenheid: als we de verhalen bestuderen die onze cultuur hebben vormgegeven, dan zien we dat daar vrijwel altijd een misdaad aan ten grondslag ligt. Alles begint met een misdaad, en dat is ook vaak hoe het eindigt.

Het was Markies de Sade (1740-1814) die bij mijn weten als eerste waarlijk onverschrokken, ja moreel onverschrokken, liet zien dat neuken en doden in elkaars verlengde liggen. De Amerikaanse feministe Andrea Dworkin (1946-2005) zei het hem na, zonder zijn naam te noemen. De eeuwige vrede is mogelijk als het laatste mannelijke wezen op deze wereld gecastreerd is. Het feit dat de verkrachting zo veelvuldig als oorlogswapen wordt ingezet, bewijst dat de oorlog vooral ook een mannelijke erotische fantasie is. Of overschatten we nu de goedheid en geweldloosheid van de vrouw?

Laten we, vanwege de lieve vrede, hoe dan ook Dworkin en De Sade relativeren. Niet elke neuker is een moordenaar, dat zou wat zijn, en over de kleine afstand tussen extase en dood, zeker ook de gewelddadige dood, is genoeg geschreven, onder andere door Bataille, dat hoeven we hier niet nog eens over te doen.

De beschaving is er aardig in geslaagd de seksualiteit te domesticeren, beter in ieder geval dan zij erin slaagde de oorlog te domesticeren. Dat beschavingsproces is niet los te zien van het optreden van ons geweten. Sigmund Freud (1856-1939) geeft in zijn essay Totem en taboe uit 1912 een aardige definitie van het geweten, in de vertaling van Wilfred Oranje: “Geweten is de innerlijke waarneming van de verwerping van bepaalde in ons aanwezige wens*impulsen; de nadruk ligt evenwel op het feit dat deze verwerping zich op niets anders hoeft te beroepen, dat ze zichzelf bewust is.”

Je betrapt je op een wensimpuls die je niet kunt gedogen, van daaruit kan een “vreselijk schuldgevoel” ontstaan.

Nog duidelijker zegt Freud het even verderop in dat essay: “Want wat niemand verlangt te doen, hoeft men toch niet te verbieden, en in elk geval moet wat zeer nadrukkelijk wordt verboden toch voorwerp van een verlangen zijn.”

Het dringende advies om in vrede met jezelf te leven, omdat dan pas vrede met je omgeving mogelijk zou zijn, wordt door het geweten bemoeilijkt. Het geweten betrapt ons immers dagelijks zo niet vaker op wensen die onwenselijk zijn.

Vervolgens zijn er twee mogelijkheden: je schakelt het geweten uit en wordt psychopaat. Of je schakelt je wensen uit en internaliseert de opvatting dat de misdaad niet loont. Ironisch genoeg is de afwezigheid van het verlangen, de dood van de wensimpuls, een kenmerk van depressie. Die depressie is geen aberratie van de beschaving, maar precies hetgeen waar de beschaving op afkoerst, met volle vaart.

Natuurlijk verzet de burger zich en speelt hij soms cultuurbarbaar of misdadiger, zoals het kind zich tegen zijn opvoeding kan verzetten, tot het verzet succesvol is gebroken. Dat schijnbaar succesvolle breken van verzet kan leiden tot een neurose, waaraan volgens Freud een fundamentele tendens ten grondslag ligt: “De vlucht uit een onbevredigende werkelijkheid in een meer lust verschaffende fantasiewereld.” Een interessante definitie van oorlog: oorlog, niet als voorzetting van de politiek met andere middelen, maar als vlucht uit de werkelijkheid, uit de vrede, uit de gezapigheid. De nabijheid van de dood maakt de fantasiewereld, die dan allang geen fantasiewereld meer is, alleen maar lustvoller.


Incestverbod

Freud meent dat de gemeenschap de schender, de overtreder, “eigenlijk benijdt”, omdat hij het “gepresteerd heeft het verdrongen verlangen te bevredigen”. Nu moet hij van “de vrucht van zijn waagstuk […] worden beroofd”: de straf. Veelal biedt de straf de gemeenschap de gelegenheid “dezelfde euvele daad te begaan” onder het mom van vergelding. Het strafrecht wordt zo tot verdrongen erotiek. Bij eigenrichting, op sociale media en elders, kan men de erotiek van de straf nog schaamtelozer en duidelijker waarnemen.

Verboden kunnen meer zijn dan verbale erotiek, soms is het verbod ook een poging conflicten in de kiem te smoren. Als voorbeeld mag het incestverbod gelden, dat in de meeste culturen van kracht is, en dat bedoeld is duidelijk te maken wie in de kleine bestuurseenheid met elkaar mag slapen en wie niet, in de hoop zo ouder- en kindermoord te voorkomen. De meeste mensen blijven jaloers. Of nu nog veel kinderen fantaseren of dromen over seks met broers en zussen of met hun ouders (en vice versa, ouders die fantaseren over hun kinderen) moet hier onbesproken blijven. Zeker is, ik het herhaal het nog maar, dat overal waar een verbod bestaat, het verlangen aanwezig is het te overschrijden. Sterker nog, het verbod is feitelijk het verlangen, de wensimpuls die zichzelf verwerpt.

Wat blijft, is dat de samenleving volgens Freud, zo noteert hij in een van zijn latere teksten De man Mozes “berust op medeplichtigheid aan de gezamenlijk gepleegde misdaad”. Die gezamenlijk gepleegde misdaad is uiteraard vadermoord die daarna moord op de zoon wordt. Hij heeft het expliciet over het Joodse volk, vervolgens over de christenen. Maar aangezien we volgens velen in een Joods-christelijke cultuur leven, doen we Freud geen onrecht als we menen dat dit nog altijd voor samenlevingen geldt. Daarnaast zijn er genoeg andersoortige moorden, oorlogen en oorlogsmisdaden, waarvan herinnering én verdringing blijft doorwerken, in het oude continent maar niet alleen daar.

Wat de gemeenschap bij elkaar houdt zijn niet broederliefde, solidariteit en kameraadschap, hoewel die voorkomen en ongetwijfeld ook aangename effecten kunnen hebben, maar de herinnering aan en de verdringing van – voor zover niet elke herinnering vroeg of laat verdringing wordt – de misdaad die in naam van die gemeenschap en door leden van die gemeenschap gepleegd is. Vaak gaat het daarbij als gezegd om oorlog en de consequenties ervan: de oorlogsmisdaden. In die zin is vrede vroeg of laat ook dat wat voor ontbinding van de gemeenschap zorgt.

En als oorlog een dwangneurose is, als het om herhalingsdwang gaat, niet van het individu maar van de gemeenschap, dan zijn kreten als “nooit meer is nu” eens te meer ontmaskerd als impotent.

Freud heeft het over ‘dekherinneringen’, dat zijn herinneringen die geheel of gedeeltelijk onjuist zijn en die slechts dienen om het verleden effectiever te kunnen verdringen. Misschien zouden we in navolging van Freud, over ‘dekmoraal’ kunnen spreken, moraal die niet meer bedoeld is om iets te veranderen aan de werkelijkheid maar alleen nog bedoeld is om die werkelijkheid af te dekken, opdat wij beter kunnen slapen. “Nooit meer is nu.” Met de slogan of met het goede slapen is op zich niets mis. Een goede nachtrust is het begin van alle geestelijke en lichamelijke gezondheid.


Aankondigde dood

“Op de dag dat ze hem zouden doden, stond Santiago Nasar om 5 uur 30 ’s morgens op om de komst van de boot, waarmee de bisschop zou arriveren af te wachten.” Zo begint de nog altijd onvolprezen novelle Kroniek van een aangekondigde dood van Gabriel García Márquez (1927-2014) uit 1981, in de vertaling van Marjolein Sabarte Belacortu.

Nasar wordt gedood, beter gezegd hij wordt “als een varken” geslacht, omdat de dag voor zijn dood “het mooie meisje” Angela Vicario trouwde en vervolgens ontdekt werd dat zij geen maagd meer was. Wie heeft haar van die maagdelijkheid beroofd? Nasar. Eer en wraak, liefde en oorlog.

“Nooit was een dood meer aangekondigd dan deze”, noteert García Márquez. Vrijwel het hele dorp wist ervan, maar niemand nam de moeite Nasar te waarschuwen. Iemand zegt dat hij dacht dat het ‘dronkenmanspraat’ was. De moeder van Nasar maant hem nog een paraplu mee te nemen naar de bisschop, het zou gaan regenen. “Dat was de laatste keer dat zij hem zag.”

Jaren later keert de verteller terug naar dit “vergeten dorp”, zodat hij de “kapotte spiegel van de herinnering” weer aan elkaar kan leggen. Zijn moeder zegt: “Je moet altijd aan de kant van de dode staan.” Een weduwe verklaart dat de jonge mensen “de beweegredenen van het hart” niet meer kennen.

En in een nawoord schrijft de verteller, die de schrijver is of ook niet, dat het hem maar niet lukte deze meest aangekondigde van alle moorden op papier te zetten, tot hij het advies van een bekende kreeg om het verhaal heel vaak te vertellen. “Dat is de enige manier om te ontdekken wat een verhaal in zich heeft.” En dan kan hij het opschrijven, het verhaal van de aangekondigde moord.

Wat heeft het verhaal in zich? De reconstructie van de misdaad en die van het vergeten dorp. De misdaad is het dorp en het dorp is de misdaad.

Freud eindigt zijn Totem en taboe met een citaat uit de Faust van Goethe: “In den beginne was de daad.” Alles begint met de moord. Daarna komt het verhaal over de moord. Niet het woord is vlees geworden, maar het vlees werd woord. Het geslachte varken werd woord. Dit idee werkt hij uit in een latere tekst, de al genoemde De man Mozes, waarin hij onder andere het ontstaan van het monotheïsme behandelt.


Herhalingsdwang

Mozes was volgens Freud een Egyptenaar en een edelman, en het monotheïsme was een Egyptische uitvinding die Mozes aan de Joden opdrong, omdat de Egyptenaren al met al toch weinig heil zagen in Mozes en zijn monotheïsme. Maar die arme Joden trapten erin. Dat monotheïsme ziet Freud overigens als consequentie van het imperium dat Egypte toen was. Eén imperium, één God. Eén God is net als één geliefde na twee romantische zomers toch wat karig.

In hoeverre dit historisch allemaal accuraat is, doet minder ter zake. Freud geeft dat zelf met zoveel woorden toe, wederom in de vertaling van Wilfred Oranje: “Als van het verleden alleen nog de gebrekkige en wazige herinneringen bestaan die wij traditie noemen, is dat voor de kunstenaar een speciale aansporing want dan staat het hem vrij de leemten van de herinnering al naar de luimen van zijn fantasie op te vullen.” Tegen de Freudhaters die naar mijn idee nog ruim aanwezig zijn, zeg ik: laten we hem een kunstenaar noemen, dat bespaart ons veel overbodige discussies.

De leer van Mozes ging niet meer om offers en rituelen zoals bij andere godsdiensten maar om ‘waarheid en gerechtigheid’. Het volk echter, zie het Gouden Kalf, kreeg na een tijdje last van verlangens, daar zijn ze weer, die vrij weinig met waarheid en gerechtigheid te maken hadden, Mozes strafte het volk, het volk vond die straffen te gortig en het sloeg Mozes dood.

De vadermoord. Daarmee, aldus Freud, begon de Joodse religie, en feitelijk het monotheïsme zoals wij dat nu nog kennen. “Er was een tijd dat men de moord op Mozes betreurde en poogde te vergeten.” Het vergeten, of het verdringen, werd een eerbetoon aan Mozes, werd een dwangneurose. Niet voor niets noemt Freud de dwangneurose een karikatuur van wat religie is, en de paranoia omschrijft hij als de karikatuur van een filosofisch systeem.

Het Jodendom was een vaderreligie, maar uit het Jodendom ontsproot het Christendom, de zoonreligie. Beide religies beginnen met de moord, de een op de vader, de ander op de zoon. En wat is het wezenlijke verschil: “Wij [de Christenen] hebben hetzelfde gedaan maar hebben het toegegeven, en zijn sindsdien van de zonde verlost.”

“Toegegeven” is een groot woord. Lang hebben de Joden de schuld gekregen van die moord. Maar Freud weigert feitelijk onderscheid te maken tussen Jodendom en Christendom en Jodenhaat noemt hij Christenhaat. Ook wat dat betreft, was hij een avant-gardist.

Wat mij interesseert, zijn de twee moorden en de dwangneurotische omgang ermee. Een verhaal moet telkens weer verteld worden om te kijken wat het in zich heeft. Maar als we naar de geschiedenis kijken, dan zien we dat vertellen niet genoeg is, de herhalingsdwang krijgt een letterlijkheid, een werkelijkheid die het symbolische overstijgt: een nieuwe moord. Een nieuwe oorlog.

Het staat de lezer vrij hier te associëren en aan welke recente oorlog dan ook te denken. Gaza ligt voor de hand maar ik wil u niets opdringen.

Ik zeg alleen nog dat de hedendaagse neiging om religie de schuld te geven van het menselijke verlangen naar misdaad typisch een vorm van dekmoraliteit is. De weduwe in de novelle van García Márquez zei het beter. De mensen begrijpen de beweegredenen van het hart niet. Of ze wensen het niet te begrijpen, omdat ze ’s nachts rustig willen slapen.


DS, 28-12-2024 (Arnon Grunberg)
Met citaat antwoorden
 


Onderwerp Opties Zoek in onderwerp
Zoek in onderwerp:

Uitgebreid Zoeken
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels
Je mag niet nieuwe onderwerpen maken
Je mag niet reageren op posts
Je mag niet bijlagen posten
Je mag niet jouw posts bewerken

vB code is Aan
Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit
Forumsprong



Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 07:11.


Powered by: vBulletin Version 3.0.6
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.