|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
||||
|
||||
Kerstessay - Oorlog & Vrede (2)
Niet de oorlog is de fundamentele ontgoocheling, maar juist dat wat erop volgt, de bevrijding, de vrede
Arnon Grunberg vraagt zich af of er een weg loopt van de triomfantelijke vrede van Immanuel Kant naar de lijkenhaat van Curzio Malaparte. De titel van Immanuel Kants essay Naar de eeuwige vrede, gepubliceerd in 1795, toen de vrede weer eens ver weg was – Pruisen nam deel aan de oorlog tegen het revolutionaire Franse leger – is ontleend aan “een satirisch opschrift op het uithangbord van die Hollandse herbergier waarop een kerkhof geschilderd was”, zoals Kant (1724-1804) zelf schrijft. Misschien dacht hij tijdens zijn dagelijkse wandeling in Königsberg menigmaal aan die herberg. De eeuwige vrede bestaat, maar uitsluitend op het kerkhof. Op het kerkhof zullen onze dromen waarheid worden. Ten dele is dat de belofte én de troost van veel religieuze bewegingen: ware rechtvaardigheid en ware vrede blijven een project voor een toekomstige wereld. Legden we ons daarbij neer, dan kon ik nu ophouden met schrijven, in dat geval had ook Kant gezwegen. Hij schreef en zijn woorden hebben effect gehad, zij het niet altijd het verhoopte. Mensen zijn niet alleen onvermoeibaar in het creëren van goden, minstens even onvermoeibaar zijn zij in het creëren van vijanden en vijandbeelden. Het eind van die onhebbelijke scheppingsdrang zal samenvallen met het eind van de mens, en toch impliceert ook dat niet dat we de eeuwige vrede alleen op het kerkhof kunnen denken. Laten we de eeuwigheid relativeren. Het uithangbord van die Hollandse herbergier geeft daar ook aanleiding toe: op naar de eeuwige vrede, of de minder eeuwige, een eerste stap kunnen we altijd zetten. Waar de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) het voornamelijk had over vrede binnen een staat, binnen een bestuurseenheid, daar verlangt Immanuel Kant naar vrede tussen staten. Zijn eeuwige vrede is ambitieuzer dan een pauze tussen twee veldslagen: zij is het resultaat van het recht, of zou dat moeten zijn, het recht dat niet alleen de verhouding tussen burgers onderling regelt, maar ook die tussen staten. Ook Hobbes heeft het over het recht, hij beseft dat de al te hartstochtelijke stervelingen altijd weer min of meer onafhankelijke arbitrage nodig hebben willen zij het enigszins kunnen uithouden met hun collega-stervelingen. Maar waar Hobbes vooral een praktische vrede voor ogen staat die de kwaliteit van leven moet verbeteren, meent Kant dat “de wettelijke verhoudingen” de mensen dichter bij hun “morele doel” zullen brengen: de triomf van de rede. Logisch dat Kant de oorlog “een treurige noodoplossing” noemt. Al is het niet voor iedereen even makkelijk om in het einde van de vijandelijkheden, het staakt-het-vuren, de onvoorwaardelijke overgave een triomfantelijke oplossing te zien. Aarzelende fascist “Op 1 oktober 1943 was de ‘pest’ in Napels uitgebroken, op dezelfde dag dat geallieerde legers als bevrijders de getroffen stad waren binnengekomen”, schrijft de Italiaanse auteur en diplomaat Curzio Malaparte (1898-1975) in De huid. “Het was een soort morele pest waartegen geen kruid was opgewassen.” De bevrijding als een morele pest. En geen kruid dat ertegen opgewassen is – waar is Kant? Malaparte heette eigenlijk Kurt Erich Suckert. Vrijwel alles aan hem was ‘vals’, schrijft Edmund White in The New York Review of Books in een recensie over Malapartes biografie en zijn werk. Volgens een van zijn van vijanden hield Malaparte alleen van zijn moeder en luxehotels. Het kan nog erger, Tolstoj schijnt van niemand te hebben gehouden. Desalniettemin zijn twee van de meest ‘gedenkwaardige’ boeken over de Tweede Wereldoorlog geschreven door Malaparte, deze halve fantast, die eerst een aarzelende en verlichte fascist was voor hij zich tegen Mussolini keerde: Kaputt en De huid. Volgens White is het onduidelijk of die boeken fictie of non-fictie zijn. Ik houd het erop dat Malaparte waar nodig de waarheid gelogen heeft. “Misschien stond het geschreven dat de vrijheid van Europa niet uit de bevrijding, maar uit de pest zou voortkomen. Misschien stond het geschreven dat, zoals de bevrijding was voortgekomen uit het lijden onder slavernij en oorlog, de vrijheid zou voortkomen uit dit nieuwe, vreselijke lijden, uit de door de bevrijding meegebrachte pest. Vrijheid is duur. Heel wat duurder dan slavernij. En je betaalt die niet met goud of bloed of hoogstaande offers: maar met lafheid, prostitutie, verraad met alle verdorvenheid van de menselijke ziel”, aldus Malaparte, in de vertaling van Jan van der Haar. Vrijheid en vrede hebben, net als alle andere zaken op deze wereld een prijs, zo zegt Malaparte, een zeer specifieke prijs: de verdorvenheid van dat wat ooit ziel werd genoemd. De oorlog heeft het vertrouwen in de rede weggeslagen, daarmee is de bodem onder de filosofie weggevallen. Wat blijft is de ontgoocheling en het stilistisch vernuft waarmee de ontgoocheling gegeseld kan worden tot die eruitziet als het meest begeerlijke op deze wereld. Niet de oorlog is de fundamentele ontgoocheling, maar juist dat wat erop volgt, de bevrijding, de vrede. Malaparte is een meester in dit genre, iemand als Erich Maria Remarque (1880-1970), de chroniqueur van de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, ging hem voor. En ook Samuel Beckett, Willem Frederik Hermans, Eugène Ionesco, om er drie te noemen, mogen tot de levenslustige meesters van de ontgoocheling worden gerekend. Niet iedereen wist en weet dergelijk meesterschap op waarde te schatten. Aan het begin van de 21ste eeuw kwam er een tegenbeweging op gang, de hoop diende weer eens te worden gerestaureerd. Wat zich vervolgens voordoet als progressief vooruitgangsgeloof, de restauratie van de hoop, al is die nergens op gebaseerd, is in wezen een reactionaire reflex. Het leven blijft goedkoop Kant was een idealist, maar ook de ontgoochelden zullen hun hart kunnen ophalen aan de nuchterheid van deze zin uit zijn essay over de vrede: “Omdat de aarde bolvormig is, kunnen mensen zich niet tot in het oneindige verspreiden maar moeten zij uiteindelijk toch elkaars nabijheid dulden, en niemand heeft oorspronkelijk meer recht op een bepaalde plek dan de ander.” (Vertaling Thomas Mertens en Edwin van Elden) Ja, oorlogen beginnen met hartstochten die de dragers ervan aanzien voor de zuivere rede, maar soms zijn oorlogen ook weinig anders dan disputen om onroerend goed. Het pijnpunt ligt in het woordje ‘oorspronkelijk’. Aan het eigendomsrecht zal Kant niet hebben willen morrelen, evenmin zal hij massale verbanningen hebben willen goedpraten, tegenwoordig etnische zuivering genoemd. En als de vijandelijkheden worden gestaakt en de morele pest uitbreekt? Malaparte kon nog onderscheid maken tussen overwinnaars en overwonnenen. Tegenwoordig eindigt menig oorlog in gelijkspel. De oorlog tussen Hezbollah en Israël uit 2006 eindigde volgens de meeste experts in 1-1. Al claimden beide partijen uiteraard de overwinning. Waar geen overwinningen meer behaald kunnen worden, moeten er victory images gevonden worden. Het beeld van de overwinning vervangt de overwinning. Waar de overwinning ons ontglipt, ontpopt de dood zich als propagandamateriaal. Honderdduizenden Oekraïeners en Russen zijn gedood of raakten gewond in de oorlog die in februari 2022 begon. Voor enkele kilometers terreinwinst en -verlies. Of omdat Oekraïne toetreding zocht tot de Navo, maar in 2008 was tegengehouden door diezelfde Navo. Wat is geloofwaardiger? Het zijn hoe dan ook getallen die ons zouden moeten doen denken aan de Eerste Wereldoorlog, toen de geboortecijfers net iets hoger lagen en sneuvelen nog gewoon een plicht was, voor het vaderland, voor de keizer, of gewoon omdat dat was wat veel jonge mannen nu eenmaal behoorden te doen. Ik schrijf dit niet op om de machine van de verontwaardiging bij de lezer weer eens aan te zwengelen, die machine wordt al genoeg aangezwengeld, hooguit om eraan te herinneren dat Malaparte dood is maar dat het leven goedkoop blijft. Voor de een stukken goedkoper dan voor de ander. In De huid beschrijft Malaparte hoe in Florence enkele fascisten standrechtelijk geëxecuteerd worden door de partizanen. “De fascisten op de trap van de kerk waren jongens van vijftien, zestien jaar oud met nonchalant haar over hun hoge voorhoofd, donkere, felle ogen in hun lange bleke gezicht.” Dan vraagt Malaparte: “Waarom maak je ze af? Met welk recht?” De partizanenofficier antwoordt: “Ik maak ze af omdat ze leve Mussolini schreeuwen.” Vervolgens komt er een monnik uit de kerk en die ziet “de berg lijken en het bloed dat van de marmeren traptreden sijpelde”. Dat maakt de monnik begrijpelijkerwijs ziedend: “Wat is dat nou voor manier om voor de deur van mijn kerk mensen af te komen maken? Hoepel op, leeglopers! Ga dat maar thuis doen en niet hier!” En Malaparte concludeert: “Van de aanblik van een lijk moest ik onderhand braken: niet alleen van walging, afgrijzen, maar van woede, haat. Toen het medelijden afgelopen was, begon de haat. Lijken haten! Om te begrijpen in welke afgrond van vertwijfeling een mens kan vallen moet je begrijpen wat het betekent om lijken te haten.” Welke weg loopt er van de triomfantelijke vrede van Kant naar de lijkenhaat van Malaparte, en hoe loop je daar overheen? En is er ook weer een weg van Malaparte terug naar Kant? Dat moeten we dan maar geloven. Als we dat niet kunnen geloven, wat dan wel? Onbeschaafden De filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) keerde zich om allerlei redenen tegen Kants streven naar de eeuwige vrede, onder andere omdat hij meende dat oorlog niet uitsluitend als een zuiver kwaad moet worden gezien. Oorlog kan bijvoorbeeld burgers verheffen “uit de zelfgenoegzame lethargie van het eigenbelang”, aldus Hegel. De burger stijgt boven zichzelf uit. Maar hoewel er voorbeelden aan te wijzen zijn van zulke transformaties, moeten we met Malaparte concluderen dat de oorlog als middel om de burger te verheffen zijn geloofwaardigheid heeft verloren. We kunnen Hegel anders interpreteren, vanuit ons perspectief, vanuit de lange naoorlogse periode van vrede in West-Europa. Misschien bedoelde Hegel dat de vrede die (bijna) eeuwig duurt, gepaard gaat met het risico dat de burger in zijn overtuiging groeit dat oorlog alleen iets is voor mindere goden, onbeschaafden: Oekraïners en Russen, Palestijnen en Israëliërs, Afghanen, Vietnamezen, enkele Amerikanen, de mindere Amerikanen. Vermoedelijk is het goede leven, dat weinig meer behelst dan onder zo comfortabel mogelijke omstandigheden niet-sterven, uiteindelijk gewoon niet genoeg. Vrede verdrijft de onvrede niet. De verwachtingen van Kant in menselijke veredeling waren niet hoog, eeuwige vrede is geen kwestie van morele verbetering van mensen, zoals idealisten en kerkgangers zo graag geloven. Als we onze harten openen voor de ander komt de vrede vanzelf. Alsof de gehele mensheid in ons hart zou passen. Vaak past de buurman er al niet in, soms niet eens het eigen kind. We kunnen wel nadenken, zegt Kant, over de structuren waarbinnen mensen functioneren, we kunnen een land zo organiseren dat we met onze tekortkomingen kunnen omgaan, net als met onze tegenstrevers in de prestatiemaatschappij. Oftewel, met onze vijanden. Die vijanden zijn een constante. Kant meende dat de eeuwige vrede op aarde naderbij kon worden gebracht, maar hij geloofde niet dat alle vijandschap uit te bannen is. Ook hij wist dat achter de utopie van een grenzeloze wereld, waarin stervelingen schaarse goederen en schaarse tijd en schaarse liefde in opperste vreugde met elkaar delen, het onbegrensde cynisme schuilgaat. Cynisme: liefde voor schaarste. Internationaal recht Hoe moeten wij omgaan met onze vijanden? Kerkvader Augustinus meende dat je je vijanden tegelijkertijd kon liefhebben en doden. Zou de partizanenofficier de jonge fascisten, kinderen eigenlijk nog, hebben liefgehad terwijl hij ze doodde? Kant had niet zoveel fiducie in de democratie, maar het leek hem aannemelijk dat de republiek omstandigheden zou scheppen waarbinnen de eeuwige vrede naderbij kon worden gebracht. Niet in de laatste plaats omdat oorlog hem vooral voorkwam als een particuliere hobby van vorsten. Natuurlijk zijn republieken zo feilbaar als de mensen die er wonen, daarom dacht Kant aan een vorm van internationaal recht die de geschillen tussen de staten zou moeten oplossen. Hegel, de criticus, vreesde dat dit internationale recht, dit idee van een organisatie die boven de staten zweefde, de soevereiniteit van de staat uiteindelijk zou uithollen en daarmee de staat zelf nietig zou maken. In de twintigste eeuw zijn er verscheidene pogingen geweest dergelijke supranationale organisaties in het leven te roepen, enkele van die organisaties bestaan nog. De Verenigde Naties, het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, begin deze eeuw werd nog het Internationaal Strafhof opgericht, eveneens in Den Haag. Deze instituten functioneren matig, de VN is weleens vergeleken met een debatteerclub, niet ieder land erkent het Internationaal Strafhof en al zouden ze dat wel doen, omdat er geen internationale politie bestaat, blijven de uitspraken van het hof veelal theoretisch. Het is verleidelijk te denken dat Kants gefilosofeer alleen maar kon leiden tot loze debatjes. Het internationaal recht dat de vrede moet bewerkstelligen lijkt zelf een “treurige noodoplossing”, maar de alternatieven zijn nog treuriger. Een wereld waar niet alleen in de praktijk maar ook in theorie het unilateralisme zegeviert. Zoals Merkel in haar memoires Trump beschrijft: een makelaar in onroerend goed die meent dat je een pand maar een keer kunt verkopen. De winst van de een is het verlies van de ander. De broze en soms inderdaad wat voze droom van het multilateralisme was nu juist dat alle deelnemers gelukkiger worden, en rijker. En vreedzamer. Aan het eind van De huid bevindt Malaparte zich in een Amerikaans militair hospitaal waarin potten menselijke foetussen staan. Mussolini hangt in Milaan aan een haak. Malaparte beseft dat hij weinig meer voor zijn land kan doen dan braken. En dan heeft hij een visioen – wat is een mens meer dan zijn visioenen? Een van die foetussen is opeens Mussolini en begint tegen hem te praten. En Malaparte antwoordt het gedrocht: “Alles wat de ene mens de ander geeft, is iets smerigs. Ook liefde, ook haat, goed, kwaad, alles.” En hij voegt eraan toe: “Het kwaad is iets heiligs.” Is dat het nihilisme in vijf woorden? Nee, waar het heilige is, kan het nihilisme zich niet breed maken. Ook de smerige, bezoedelde liefde is liefde. Nee, alleen de smerigste liefde is liefde. De eeuwige vrede is gewoon een Hollandse herberg, een nachtclub. “Een meisje dat haar rug krabt, een ander dat een vlo zoekt in haar boezem”, noteert Malaparte. En Christus? Even ongewassen als de liefde en de eeuwige vrede? Allicht, “Christus was Napolitaan”, zegt Malaparte. Het kwaad is heilig en Christus, de verlosser uit Napels, ook, het kwaad nog iets heiliger. De monnik die de ingang van zijn kerk niet verontreinigd wil zien met het bloed van fascistische kinderen roept nog: “Zodra een christen overwint verdwijnt Christus.” Wie zich wil ontdoen van zijn smerigheid moet een mes pakken en zijn hart eruitsnijden. DS, 27-12-2024 (Arnon Grunberg) |