|
#1
|
||||
|
||||
Bye-bye onderwijspensioenen
Onderwijspensioenen op de tocht: wat staat er op het spel?
Nu de lokale verkiezingen achter de rug zijn en er nieuwe besturen zijn samengesteld, krijgt de federale regeringsvorming alle aandacht. Terwijl er in enkele steden en gemeenten nog gezocht wordt naar nieuwe coalities, moeten we ons richten op de verdere ontwikkelingen op federaal niveau. In een eerder artikel gaven we aan dat de ‘supernota’ bijzonderverontrustende maatregelen bevat, waaronder aanvallen op de onderwijspensioenen en het ambtenarenstatuut. Terwijl we dit schrijven, lopen de gesprekken over de federale regering moeizaam; formateur Bart De Wever (N-VA) tracht de Arizona-trein opnieuw op gang te trekken. De pensioenen zijn de afgelopen jaren met het oog op besparingen meerdere keren ingrijpend hervormd, met als belangrijkste gevolgen een verhoging van de pensioenleeftijd, een minder gunstige pensioenopbouw en finaal lagere pensioenen. Daarnaast blijkt uit studies dat de Belgische overheidsuitgaven niet buitensporig zijn. Vergeleken met onze buurlanden liggen de sociale uitgaven in België relatief laag, terwijl de economische uitgaven juist hoog zijn. We zien ook een jarenlange daling van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid, een wildgroei van uitzonderingsstatuten en een beperkte vermogensfiscaliteit. Dat alles zet de overheidsfinanciën verder onder druk. De onderwijspensioenen: al jaren onder druk Het gros van de pensioenbesparingen hoestten de ambtenaren op. Tijdens de voorbije legislaturen werd de diplomabonificatie afgeschaft, ging de pensioenleeftijd omhoog, werd het pensioen op basis van de gemiddelde loopbaan van de tien laatste jaren in plaats van de vijf laatste jaren berekend en topten ze de perequatie af waardoor het pensioenbedrag verlaagde. Daarnaast verdwenen sommige onderbrekingsvergoedingen en verviel de aanneembaarheid van het verlof voor verminderde prestaties ondanks een belofte (van een vorige Vlaamse Regering) om die prestaties in aanmerking te blijven houden voor de berekening van de pensioendatum. De politieke discussies over verdere bezuinigingen blijven waarschijnlijk doorgaan, gezien de financiële uitdagingen waarmee de overheid kampt. Maar de hamvraag blijft: waarom moet dat gebeuren op de kap van het onderwijspersoneel? Beseft men welke hallucinante impact de nieuwe ideeën zullen hebben? De kritiek: waarom moet het onderwijs de rekening betalen? Er bestaat een wijdverspreid misverstand dat het pensioen van onderwijspersoneel hoog zou zijn. Dat is slechts voor een kleine groep het geval. Voor de meerderheid is het pensioen na een carrière nauwelijks genoeg om de zorgkosten te dekken, laat staan dat er nog iets overblijft voor de partner, kinderen of kleinkinderen. Het onderwijs heeft geen bijzondere voordelen ten opzichte van de privésector, waar pensioenen vaak aangevuld worden met goede groepsverzekeringen. Het onderwijspensioen is een sociaal contract: tijdens het werkzame leven staat het onderwijspersoneel een deel van zijn loon af in de vorm van pensioeninhoudingen, met de belofte dat het op termijn een fatsoenlijk pensioen ontvangt. Het is dan ook onjuist om dat pensioen te verlagen als een manier om de begroting te saneren. Er moet gezocht worden naar rechtvaardige oplossingen die de lasten eerlijk verdelen zonder dat de on- derwijssector als vangnet wordt gebruikt. Even simuleren? COC simuleerde voor een aantal concrete situaties het effect van enkele ideeën die in de supernota zijn opgenomen. Het gaat in de voorbeelden over verliezen tussen ongeveer 50.000 en 200.000 euro. Een vastbenoemde leraar met veertig dienstjaren die in april 2025 met pensioen gaat, zou op basis van de gemiddelde wedde van de volledige loop- baan ruim tien procent minder pensioen krijgen. Wanneer die een bachelorsdiploma heeft en nog twintig jaar leeft, dan krijgt die uiteindelijk 66.500 euro minder. Heeft die een masterdiploma, dan krijgt die uiteindelijk 78.800 euro minder pensioen. Het wordt nog erger wanneer de berekening van de gemiddelde wedde op basis van de volledige loopbaan gecombineerd wordt met tantième 60: dan zou het nettopensioen ruim vijftien procent minder bedragen in vergelijking met de wedde berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste tien loopbaanjaren aan tantième 55. Wanneer die personeelsleden nog twintig jaar leven, krijgen zij uiteindelijk respectievelijk 96.300 en 115.700 euro minder pensioen. Een vastbenoemde master die twintig jaar directeur was met veertig dienstjaren en in april 2025 met pensioen gaat, zou 18,50 procent minder netto pensioen krijgen op basis van de gemiddelde wedde van de volledige loopbaan. Wanneer dat personeelslid nog twintig jaar leeft, dan krijgt het uiteindelijk 172.000 euro minder pensioen. Ook in dit voorbeeld wordt het erger wanneer de berekening van de gemiddelde wedde op basis van de volledige loopbaan gecombineerd wordt met tantième 60: dan zou het nettopensioen ruim 23 procent verminderen in vergelijking met de wedde berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste tien loopbaanjaren aan tantième55. Wanneer dat personeelslid nog twintig jaar leeft, krijgt het uiteindelijk 217.000 euro minder pensioen. Een vastbenoemde secretariaatsmedewerker (diploma secundair onderwijs) met veertig dienstjaren die in april 2025 met pensioen gaat, zou ruim 16 procent minder nettopensioen krijgen berekend op basis van de gemiddelde wedde van de volledige loopbaan en aan tantième 60. Wanneer dat personeelslid nog twintig jaar leeft, krijgt het uiteindelijk 96.400 euro minder pensioen. Iemand die in 2014 op pensioen ging, kreeg intussen de verhoging van vijf perequaties (het systeem dat ervoor zorgt dat ambtenarenpensioenen gelijke tred houden met de wedden van actieve ambtenaren). Mochten die perequaties niet hebben plaatsgevonden, dan zou die collega per maand 225 euro bruto minder pensioen krijgen, wat overeenkomt met een daling van 5,4 procent. Hallucinante voorstellen Geschokt? De supernota stelt nog méér maatregelen voor die grote gevolgen hebben voor het pensioen. We zetten ze even allemaal op een rijtje. Zoals we in de simulaties schreven, wordt de perequatie afgeschaft en wordt het tantième55 vanaf 2025 vervangen door het minder voordelige tantième 60 als deler in de pensioenberekening. De pensioenberekening wordt geharmoniseerd voor alle stelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren). Dat betekent dat het pensioen van ambtenaren, net als dat van werknemers en zelfstandigen, zal worden berekend op basis van de gemiddelde wedde over de volledige loopbaan. Dat is een aanzienlijk nadeel voor ambtenaren, omdat ook de lagere lonen uit de loopbaan worden meegeteld in de berekening, wat vooral jonge starters in onderwijs nadelig zal treffen. Die drie maatregelen op zich zorgen alvoor een stevige vermindering van het pensioen. De mogelijkheid om zorgonderbrekingen als dienstjaren mee te tellen, wordt verlaagd van twintig naar vijftien procent, een maatregel die het pensioen verder doet dalen. Daarnaast wordt het vervroegd pensioen alleen toegekend voor jaren met 156 gewerkte dagen in plaats van de huidige 104 dagen. Wie in het onderwijs start op 1 september, geen onlogische startdatum in ons onderwijs, moet daardoor al een jaar langer werken. De vereiste voor het minimumpensioen wordtverhoogd van 20 naar 35 jaar effectieve tewerkstelling. Bovendien wordt een bonus-malussysteem geïntroduceerd, waarbij het pensioen afhankelijk wordt van het aantal jaren van volledige tewerkstelling (35 jaar). Er komt geen indexering boven de bovengrens van het werknemerspensioen. Dat betekent dat ambtenarenpensioenen, die al twee keer worden begrensd (hetzij 75 procent van het gemiddelde van de laatste tien loopbaanjaren of een bruto pensioen boven de 8.129,08 euro in 2024), ver- der onder druk komen te staan. De gepresteerde diensten voor het vervroegd pensioen worden niet langer vermenigvuldigd met 1,05, waardoor het aantal jaren in de berekening lager uitvalt. Het hervormde ziektepensioen, dat vanaf 1 januari 2025 in werking zou treden, wordt afgeschaft. Dat systeem was bedoeld om de armoedeval voor jonggepensioneerden te voorkomen en het werken aan te moedigen. De afschaffing ondermijnt het principe van re-integratie, waarop de TAVA-wet was gebaseerd, en heeft negatieve gevolgen voor kwetsbare groepen. Verdiend ‘marktconform’ loon, binnenkort niet meer? Zoals gezegd wordt het pensioen van onderwijspersoneel opgebouwd via inhoudingen op hun bruto-inkomen tijdens hun werkzame jaren. Dat betekent dat een deel van hun salaris niet direct wordt uitbetaald, maar wordt geïnvesteerd in hun pensioenfonds. Het pensioen kan dus worden gezien als uitgesteld loon: in ruil voor een lager salaris tijdens de werkende jaren, wordt het pensioen later in het leven ‘teruggegeven’. De loonstudie van de Hay-groep bevestigde dat in 2003. Destijds werd het onderwijspensioen als competitief beschouwd in de arbeidsmarkt, voornamelijk door de toekenning van een ‘volwaardig vervangingsinkomen’ vanaf zestig jaar, de perequatie en de regeling voor vervroegde uittreding. Het onderwijspensioen is nu nog steeds aanzienlijk hoger dan de wettelijke pensioenen voor werknemers, maar de Hay-groep stelde destijds dat het verschil tussen de twee pensioensystemen gelijkstond aan de waarde van aanvullende bedrijfspensioenen in de privésector. Bovendien was het onderwijspensioen destijds een belangrijke factor in het totale loonpakket, waardoor het onderwijsloon ‘marktconform’ bleef: het uitgestelde loon voor onderwijspersoneel zorgde ervoor dat het onderwijssector als ‘competitief’ werd beschouwd ten opzichte van de wettelijke en aanvullende pensioenen voor werknemers. Door de aanzienlijke verlaging van de onderwijspensioenen als gevolg van de maatregelen in de ‘supernota’ zal het loonpakket voor onderwijspersoneel dus minder marktconform worden. Het verlies van het pensioenvoordeel betekent dat het onderwijs niet meer zo aantrekkelijk zal zijn als andere sectoren. Een nieuwe denkoefening is nodig COC roept op tot een nieuwe en eerlijke denkoefening over het onderwijspensioen. De beoogde hervormingen dreigen de aantrekkelijkheid van een car- rière in het onderwijs verder te ondermijnen. De belofte van een fatsoenlijk onderwijspensioen moet in stand worden gehouden, niet alleen voor de oudere generatie, maar ook voor de jongeren die we vandaag willen aantrekken om de onderwijssector te versterken. Het is tijd om eerlijk en rechtvaardig om te gaan met de pensioenen van het onderwijspersoneel. In ruil voor diens grote werkinzet en pensioeninhoudingen tijdens de hele loopbaan heeft die recht op een waardig pensioen. Trop is te veel. Koen Van Kerckhoven, secretaris-generaal COC Brandpunt 3 // November 2024 |