|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
||||
|
||||
Post truth is een elitair verzinsel
Post truth is een elitair verzinsel
Hoe komt het dat zoveel verstandige mensen dezer dagen over post truth raaskallen? Wat is er gebeurd met onze weegschaal van waarheid en leugen, vraagt de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco zich af. Sorry dat ik zo kom binnenvallen, maar ik heb nieuws: dat hele gedoe met post truth is een verzinsel. Het zou mooi zijn als we met z’n allen ophielden de uitdrukking ‘nu we in het post truth-tijdperk leven’ te gebruiken, want die is misleidend en nergens op gestoeld. Leidt alleen maar tot verwarring. Voilà, dat wilde ik even kwijt. Tot hier en niet verder voor wie haast heeft. Voor alle anderen probeer ik mijn stelling te beargumenteren. Het is algemeen bekend hoe Colin Powell, de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, op 5 februari 2003 voor de Verenigde Naties het bewijs leverde dat het Irakese regime van Saddam Hoessein massavernietigingswapens bezat en ontwikkelde. Zijn discours was overtuigend, hij voerde een theatraal sterk nummertje op met behulp van een buisje antrax. Anderhalve maand later vielen de Verenigde Staten Irak binnen, het begin van een oorlog met onmetelijke gevolgen voor de geopolitieke situatie in het Midden-Oosten. Om helemaal duidelijk te zijn: met reusachtige gevolgen voor leven en dood van talloze mensen. Jammer genoeg weten we vandaag met zekerheid dat de door Powell aangebrachte bewijzen vals waren, en niet zomaar, neen, op groteske wijze. Nauwelijks twee jaar na zijn toespraak tot de VN gaf Colin Powell himself toe dat die woorden een schandvlek zouden blijven op zijn politieke carrière. Hij hield vol dat hij te goeder trouw had gehandeld en dat de CIA willens en wetens een broodje aap had gefabriceerd. Wat ze op het hoofdkwartier van de CIA als een compliment opvatten. Als we een wat frivoler argument zoeken, belanden we bij een wielrenner, een zekere Lance Armstrong. Van 1999 tot 2005 won hij zeven keer de Tour de France, een krachttoer die niemand in de geschiedenis van het wielrennen hem had voorgedaan. Bij Armstrong was voordien een kanker gediagnosticeerd en het feit dat hij opnieuw ging koersen en de beste aller tijden werd, was een onweerstaanbaar sprookje: het getuigde van een kracht en een geloof in het leven die een ontelbaar aantal mensen ’s ochtends hielpen uit bed te komen. Daarbij moet worden vermeld dat Armstrong zelf zich gretig opwierp als het gezicht van de kankerbestrijding, en meer algemeen als de held die, in naam van ons allen, het kwaad en de angst voor het kwaad had verslagen. Alleen weten we vandaag tot onze afschuw dat Armstrong zijn zeven Tours won omdat hij doping nam, en niet zomaar, neen, hij spoot en slikte als een gek, even verbeten als gewiekst. In al die jaren heeft hij ontelbare keren de beschuldiging van dopinggebruik weerlegd, al kende hij als geen ander de waarheid. Met een haast bewonderenswaardige pokerface bleef hij elke seconde investeren in zijn carrière als held. Tot hij alles bekende, de bewijslast was inmiddels verpletterend, op de tv-sofa van Oprah Winfrey. Ik denk niet dat ik nog verder moet gaan. Interessant is dat we in het geval van de twee kolossale feiten hierboven, niet eens de drang voelden om het begrip post truth van stal te halen. De uitdrukking bestond al, maar haast niemand vond het nuttig aan de hand van dat begrip de zaken proberen te doorgronden. Het lag voor het grijpen, maar we wisten niet wat ermee aan te vangen. Bush en Armstrong, dat waren leugens, en die leken ons niet zoveel te verschillen van wat al eeuwen aan de gang was. Obama en Saddam Zo bleef het begrip post truth verborgen in een plooi van ons collectief taal*gebruik, tot het, vele jaren later, letterlijk explodeerde en naar de oppervlakte werd gestuwd door twee onverwachte gebeurtenissen: de Brexit en de verkiezing van Trump. De publieke opinie die het dichtst bij het dominante narratief staat, en de elite die dat narratief had gecomponeerd en mede daardoor regeerde, kregen in beide gevallen eensklaps oog voor de resem bullshit die rond die twee politieke verkiezingsmomenten hing. En ze ondervonden hoe moeilijk het was om de mensen weer met hun neus op de feiten te drukken, of toch wat zij de feiten vonden: ze konden maar niet geloven dat er op die manier gestemd was, en ze waren zo overtuigd van hun gelijk dat ze in zeven haasten op de proppen kwamen met een nieuwe wereld, één waarin feiten nog nauwelijks van belang waren, en ingewisseld werden voor legendes. Niks was makkelijker dan het voor te stellen als een historische mijlpaal, het einde van een bepaald soort beschaving. ‘Nu we in het post truth-tijdperk leven...’ Ik vat even samen: toen we in de leugens van Bush en Armstrong geloofden, verliep alles min of meer zoals het hoorde; maar toen iemand begon te geloven dat Obama in Kenia is geboren en dus niet in de States, zijn we afgegleden naar een tijdperk waarin feiten in de vuilnisemmer verdwijnen en keuzes puur op buikgevoel worden gemaakt. Tsss. Om het brutaal te stellen: post truth is de naam die wij, de elite, geven aan leugens als niet wij ze vertellen, maar wel de anderen. In vroegere tijden hadden we het over ketterij. Is de zaak daarmee afgedaan? Nee, dat is niet het hele verhaal. Er zit iets achter dat nog boeiender is. Een soort kleine, laattijdige verandering in onze verhouding met het woord waarheid. Zoals ik het ervaar, is het eerste en zonneklare tegenargument voor de term post truth dat er nooit een tijdperk van de waarheid heeft bestaan. Meer nog, ik ben van mening dat, vergeleken met andere tijdperken, het onze net uit alle macht probeert zich niet door leugens bij de neus te laten nemen. En daarvoor moeten we heus niet terug naar de tijd van toen de zon nog om de aarde draaide, ook al bewezen telescoop en berekeningen al het omgekeerde. Hoe dan ook is geen enkel verzinsel dat is gebruikt om Trump of het Brexit-kamp te steunen, te vergelijken met de leugens van Bush, en misschien zelfs niet met die van Armstrong. Het is dan ook bijzonder vreemd dat er een historische mijlpaal aan wordt toegeschreven, een verandering van paradigma. Hoe is het zover kunnen komen? Hoe kan het dat verstandige, geïnformeerde mensen over post truth beginnen te praten zonder te beseffen dat ze raaskallen? Wat is er gebeurd met onze standvastige weegschaal van waarheid en leugen? Dat zou ik graag weten. En dat denk ik ook voor een stuk te weten. Zoals elk verzinsel vergt ook dat van post truth een interessante acrobatie: men neme een diepgewortelde maar ook wat ongedefinieerde overtuiging, en men geve die een meer doeltreffende verpakking, een duidelijker design. Een voorbeeld: ik voel aan mijn kleine teen dat een tiran als Saddam iets te maken heeft met 9/11, hij is een despoot die mijn beschaving haat, een gek die tot alles in staat is en wiens principes en waarden mijlenver van de mijne staan. Hm. Allemaal redelijk duidelijk, maar toch ook een beetje warrig, niet? En luister nu eens naar de wat opgepimpte versie: Saddam bezit massavernietigingswapens. Geef toe, dat klinkt een stuk overtuigender, net zozeer voor mijn zoon van tien als voor de vertegenwoordigers van de VN. Het gaat hier om een beproefde techniek: een overtuiging in de duidelijkheid van een feit slijpen. En is er geen feit voorhanden dat duidelijk genoeg is? Dan zuig je er een uit je duim, dat de waarheid veel meer blootlegt dan de echte feiten. Listige truc, niet? Een vals feit dat een ware waarheid laat zien. Het is door de eeuwen heen een van de meest beproefde methodes van collectieve brainwashing gebleken. Als het Pentagon daarmee aan de slag gaat, krijgen we geraffineerde dingen. Als amateurs de truc toepassen, belanden we bij Obama die in Kenia is geboren. Een vals feit dat echter, zonder een zweem van twijfel, een zeer functioneel design geeft aan het voor velen zeer duidelijke gevoel dat die man – zwart, liberaal, pacifist en zacht van karakter – de negatie was van alle normen en waarden van de Verenigde Staten, en dus niet het recht had om President te worden. Poppy product Wie de term post truth gebruikt, vermeldt daar vaak bij hoe dergelijke machinaties op het internet razendsnel en krachtig worden verspreid, met een penetratiecoëfficiënt die vroeger ondenkbaar was. Dat zou moeten wijzen op een nieuw tijdperk. Maar ook hier zijn we ziende blind. Het lijdt toch geen enkele twijfel dat een verzinsel op het tv-journaal, toen er van internet nog geen sprake was, reusachtig veel doeltreffender en sneller was dan een verzinsel dat vandaag op het world wide web wordt gelanceerd. En bovendien was het veel moeilijker te ontmaskeren of te weerleggen. Raar dat niemand dat inziet, en dus belanden we bij de belangrijkste vraag: als post truth een verzinsel is, waartoe dient het dan? Post truth geeft iets een design, maar wat precies? Voor wat is post truth een doeltreffende verpakking? Voor zover ik het begrijp, registreert en synthetiseert de term, een beetje laattijdig maar wel doeltreffend, een paar concepten die we vrij recent ontdekt hebben over onze verhouding met de waarheid. Ik probeer er vier in kaart te brengen. Het eerste concept komt voort uit een filosofische reflectie, en is dus niet gemakkelijk te vatten, maar eraan snuffelen is eigenlijk al voldoende. Ik zou het als volgt samenvatten: de waarheid is geen foto, geen instant-opname, maar een opeenvolging van fotogrammen waarvan elk fotogram op zich niet waar en niet vals is. Het gaat dus om een nogal complexe structuur, die zich slecht laat herleiden tot een makkelijk verhaal. Ook daarom lijkt de waarheid ons al een poosje ver van onze tijd te staan en een onaangepast begrip te zijn. Het tweede concept is in strijd met het eerste, en dus zit het spel op de wagen. Een onjuist feit dat in staat is om snel opgenomen te worden in de bloedbaan van de wereld, is meer waar dan een juist feit dat echter trager beweegt. Een onvolmaakte maar begrijpelijke definitie is meer waar dan een exacte definitie die slecht verteld wordt. ‘Wat ik zeg, is waar’. Op die manier nemen we het onjuiste voor waar aan, en dat heeft zeer reële gevolgen: leven en dood van mensen, om maar iets te zeggen. Daarom lijkt de waarheid steeds meer een poppy product, en steeds minder een esoterisch geheim, een privilege van de sekte van zij die de waarheid in pacht hebben. Een derde concept lijkt makkelijk, maar is toch subtiel en dient goed te worden begrepen. Het is zeker niet onmogelijk om de feiten van storytelling te onderscheiden, maar het is oliedom om te denken dat aan de ene kant de waarheid staat en aan de andere kant de storytelling. Wat we intussen snappen, is dat alles wat werkelijk is, bestaat uit feiten plus een narratief, en dat die onlosmakelijk met mekaar verbonden zijn. Daarom hebben we al een tijdje de indruk dat de waarheid in handen belandt van wie haar weet te vertellen, en niet van zij die haar alleen maar kennen. Het vierde concept is een laatkomertje, een cadeautje van de digitale revolutie. Of we dat nu goed of slecht vinden, eeuwenlang zijn we gewend geweest aan een elite die besliste wat waar was. Dat was op zijn minst een duidelijke situatie. De digitale revolutie heeft de kaarten geschud, de rollen veranderd: er bestaat steeds minder een klare scheidslijn tussen wie de kaarten deelt en wie ze ontvangt. Iedereen heeft een set kaarten in handen, iedereen speelt. Resultaat: een overproductie van waarheden, en dus stijgt het aanbod, daalt de vraag misschien, en stuikt zeker de waarde in mekaar. Dat is de reden waarom de waarheid al een poos minder waarde lijkt te hebben. Ze is gedevalueerd. Twitter en de journalisten Als we ons nu voorstellen hoe die vier bewegingen in elkaar overvloeien, tegelijk in actie komen, dan zien we hoe verschrikkelijk moeilijk alles geworden is. Onze verhouding met de waarheid is natuurlijk nooit een boswandeling geweest, maar het lijdt geen twijfel dat we nu ons nu al een tijdje buiten de comfortzone bevinden waarin we ons hadden verschuild. Het belangrijkste gegeven is dat het vooral de elite is die daaronder lijdt, anders gezegd: de groep van mensen die door hun job, hun sociale klasse of hun roeping eeuwenlang het monopolie van de waarheid controleerden. Het is een paradox, maar in het nieuwe statuut van de waarheid is het kennen van de waarheid geen onontbeerlijke troef meer: haar minstens ten dele níét kennen lijkt betere resultaten op te leveren. Dit is zeker geen tijdperk voor erudiete specialisten, voor mensen die weten. Denk daarbij niet zozeer aan de verzamelde professoren Gobelijn, Barabas en Warwinkel, neen, hou het simpel, bij de journalisten. In theorie zouden zij het dichtst bij de waarheid zitten, als het om nieuws gaat. Maar er is een evolutie aan de gang waarbij de dingen die nieuws worden, niet van hen komen, of niet altijd van hen komen, of niet van hen komen wanneer ze er echt toe doen. Via Facebook of Twitter doen miljoenen mensen aan nieuwsgaring zonder dat ze een cursus journalistiek achter de kiezen hebben. Zijn hun waarheden gemiddeld genomen valser dan de waarheden die de journalistiek de voorbije eeuw dagelijks heeft geproduceerd? Dat is moeilijk te zeggen. Maar alleen al dat het moeilijk te zeggen is, is als een doodsklok voor de journalistiek, voor de elite van het weten. Het is niet meer of niet minder dan het einde van een tijdperk. En dus heeft net de elite op een bepaald moment de term post truth uitgevonden. Ze wilden zeggen dat er iets veranderd was, dat het speelveld niet langer zoals vroeger was, en dat ze lang niet zeker waren dat ze deze wedstrijd aankonden – in tussentijd waren ze al aan het verliezen. Met het instinct op zich was niks mis: de veranderingen bij de naam noemen. Alleen glijd je al weg in alibi’s als je het fenomeen post truth noemt: dan erken je niet dat de waarheid een nieuw statuut heeft verworven dat je niet meer zo goed onder controle hebt, dan zeg je dat de waarheid dood is sinds het ogenblik waarop jij niet meer in staat was haar te handhaven. Hoe aanmatigend, hoe blind, hoe te kwader trouw, hoe leugenachtig kun je zijn? Wat een verzinsel. Wat een post truth! Alle remmen los! Het werd pas echt grotesk toen de zegswijze ‘nu we in het post truth-tijdperk leven’ ons taalgebruik binnensloop. Moeder Gods! Nu we in het post truth-tijdperk *leven kan ook een baseball-kampioen lesgeven aan de universiteit, mogen de etiketten van de salami’s vermelden wat ze willen, kan alleen de kunst nog de waarheid verdedigen, en kan Jan en alleman beslissen of Hegel een pipo was of niet. Anders gezegd: alle remmen los! Ik schroom me niet het scherp te stellen: het is de zoveelste vorm van ‘na mij de zondvloed’, niks meer, niks minder. Het is de elite die krijst van angst. Op die manier, en daarna beloof ik plechtig dat ik stop met schmieren, is dat hele gedoe van post truth niet meer dan een nuance van een grote gebeurtenis die de wereld aan het hertekenen is, een van de drie of vier macro-evenementen die de planeet waarop we leven verklaren. We kunnen er een glimp van opvangen via een prachtige zin, onlangs, van de grote Stephen Hawking: ‘Het probleem van de mensen is dat ze een technologie hebben ontwikkeld die de Aarde kan vernielen, maar dat ze nog altijd geen technologie hebben om die Aarde achter zich te laten.’ Iets gelijkaardigs gebeurt op cultureel niveau: de collectieve intelligentie heeft een ruimteschip gebouwd waarmee de oude wereld kan worden achtergelaten, op weg naar een nieuwe. Maar de intellectuelen slagen er niet in zich aan boord te hijsen. Verdorie toch. Anderen doen dat wel, en zitten aan de knoppen van het besturingspaneel. Ze laten de motoren al brullen. Maar de intellectuele elite, zwaar van boeken, microscopen en allerhande toestellen, blijft voor het merendeel aan de grond genageld achter. Het is ook écht een moeilijke situatie: de oude wereld is intussen herschapen in een mijnenveld, kan elk moment ontploffen, en de nieuwe lijkt slechts bereikbaar aan boord van een ruimteschip waar amateurs het commando voeren. En dus wordt ’s ochtends de grote meerderheid van ons in vertwijfeling wakker: ze kunnen maar niet kiezen, of als de wiedeweerga naar het ruimteschip lopen om nog mee weg te kunnen vliegen, of terugkeren om de oude wereld te proberen ontmijnen. Een enkeling – het is niet duidelijk of hij wijzer of net verwarder is dan de anderen – koopt op Amazon vinylplaten. Dat is de wereld waarin we leven. Het staat iedereen vrij die te benoemen zoals hij of zij dat wil, maar ik zou u een ding willen vragen, met aandrang: praat niet over ‘het post truth-tijdperk’. Want dat is het niet. DS, 06-05-2017 (Alessandro Baricco)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB Laatst aangepast door Barst : 20th May 2017 om 16:01. |
#2
|
||||
|
||||
Wij verkondigen de waarheid niet
Wij verkondigen de waarheid niet
Op sociale media gaan verzinsels sneller rond dan journalistiek, een groot deel van het electoraat erkent de mainstream-beschrijving van de wereld niet meer en traditionele politieke partijen nemen strategieën van de feitenvrije politiek over. Niettemin worden wij journalisten nu wel uit ons kot gelokt over waarheid en leugen. En dus stelt Karel Verhoeven de vraag: wat zijn we waard? Door al die opwinding over post-truth en alternative facts nemen wij krantenmakers almaar vaker het woord waarheid in de mond. Ik voel mij daar oncomfortabel bij. Vorige week, bijvoorbeeld, toen ik het voorwoord schreef voor een krantje dat we toesturen aan mensen die we warm willen maken om een abonnement te nemen. Een krant leeft bij gratie van abonnees. Wij proberen abonnees te werven met de journalistiek die we bedrijven. Dat is gelukkig ook succesvoller dan voordelige iPhones mee aanbieden. In dat krantje presenteren we de onderzoeksjournalistiek die we dit jaar al publiceerden. Dat blijkt nogal wat, gaande van een herberekening van de begroting (acht miljard aan maatregelen blijkt niet te bestaan) over onthullingen in Kazachgate (de Fransen hebben echt gelobbyd), tot de publicatie van de inspectieverslagen van de repatriëringsvluchten van uitgewezen asielzoekers. Elke dag doen we ook een factcheck. In elk dSWeekblad becijfert De Rekenmeester of beweringen van politici kloppen (vaak kloppen ze niet). En dan hebben we nog minstens vier andere genres die controleren, bekritiseren, uitzoeken en tegenspreken. Dus ja, als we alles samen*leggen, investeren we met onze 120 journalisten en nog eens zoveel freelancemedewerkers veel energie in uitzoeken hoe het nu precies zit. Maar daarom beweren dat wij ‘de waarheid’ schrijven, hmm. Vaak moet ik lezers teleurstellen: de waarheid is geen verborgen schat die wij maar op te graven hebben. Nieuws beweegt. De waarheid komt met horten en stoten, na veel tegenstrijdigheden. Soms komt ze nooit. Als we het tegendeel schrijven van wat we gisteren schreven, dan antwoord ik klagende lezers dat de beste journalistiek feiten bovenspit die de waarheid op haar kop zetten. Fictie, oorlog en banken In een provocatief essay beweert Alessandro Baricco(DS 6 mei)dat die hele post-truth-hype en het nieuwe tijdperk waarin we zouden leven, gezwets is. Nergens op gestoeld. Ik ben het in grote mate met Baricco eens. We komen namelijk niet uit een tijdperk met een helder onderscheid tussen waarheid en leugen. We hebben jaren van grove leugens achter de rug, en gênante naïviteit. En toch. Onze relatie tot waarheid is grondig aan het veranderen. Die verandering raakt ons journalisten diep. Ze schudt ons wakker en maakt ons bewuster van onze rol. Als u mij toestaat, wil ik proberen aan te tonen dat het zogenaamde post-truth-tijdperk dat makkelijker maakt. Post-truth is met andere woorden een onwaarachtige framing, maar wel een nuttige. Baricco neemt een aperte leugen als voorbeeld: het ‘volle bewijs’ dat de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell op 5 februari 2003 voor de Verenigde Naties leverde, buisje antrax theatraal in de hand: Saddam Hoessein bezat massavernietigingswapens. Anderhalve maand later vielen de VS Irak binnen. Die oorlog kostte ruim een miljoen mensen het leven en duurt in een andere gedaante nog altijd voort. Het bewijs was vals. De toonaangevende kranten publiceerden maandenlang fictie over de weapons of mass destruction en de Iraakse banden met Al-Qaeda. Ze controleerden niet wat hun politieke bronnen hen op basis van rapporten van de geheime diensten opdisten. Het viel niet te controleren. Het ging om moedwillige verzinsels van Iraakse tweederangsoverlopers. Niet kritisch genoeg geweest, verontschuldigdeThe New York Times zich in naam van alle belangrijke media. Post-truth van een heel andere orde gooi ik er graag tegenaan, zo mogelijk nog structureler. Die speelde zich vijf jaar later af, toen de financiële crisis toesloeg. Banken draaiden stellaire winsten, zogezegd zonder risico’s. Niemand kon het succes afdoende verklaren. Toch voedde dat geen achterdocht. Het systeem en het geld overtuigden. De impact van de fraude was immens, de overheid is dramatisch verarmd, de winst geprivatiseerd. In de eurozone steeg de staatsschuld tussen 2007 en 2014 van 65 naar 92 procent van het bbp. Ondanks alle gespin over winst bij de verkoop van banken draagt België nog altijd voor 37,5 miljard euro risico voor de toxische restbank Dexia. Intussen zijn de banken, vooral in de VS, opnieuw aan het dereguleren. Voor de gevestigde orde En zo kom ik tot confronterende vragen over waarheid en leugen. Op Facebook levert een teaser als ‘de mainstream-media willen niet dat je dit weet’ geheid een hit op. Populisten noemen media de poortwachters van de gevestigde orde. Daarin hebben ze gelijk. Natuurlijk hebben de media geen bewuste agenda. Maar ze zijn onmiskenbaar mainstream. Ze bouwen voort op bekende verhalen, heersende opvattingen en idées reçues. Ze leven in de nieuwsbubbel, de herhaling van nieuws. Media houden van proportionaliteit. Dat betekent spreekruimte voor wie een betekenisvolle strekking en macht vertegenwoordigt. Mensen met een reputatie ook. Maar daardoor voeren ze almaar dezelfde talking heads op die hetzelfde jargon spreken. ‘Experts’ uit het establishment van partijen, lobbygroepen, belangenverenigingen, universiteiten, administraties. Dus ja, nieuwsmedia hebben last om structuurfouten te detecteren. Structurele veranderingen in de wereld merken ze met vertraging op. Vergelijk nieuwsmedia met de oceanen in de klimaatverandering. Ze warmen traag op. Veel trager dan lucht. Maar zodra ze opgewarmd zijn, hebben ze een enorme impact op het klimaat. Die traagheid wordt ons media nu bij de populistische revolte tegen de politieke en economische consensus voor de voeten gegooid. De politieke opstand is in even grote mate een revolte tegen ‘de waarheid van de media’. Tegen ‘experts’ en tegen ‘de feiten’ die de experts als onomstotelijk voorstellen. De crisis van de waarheid Ik zie drie bewegingen. De eerste is dat anderen succesvoller broadcasten dan wij. Verzinsels blijken beter aangepast aan het ecosysteem van sociale media dan journalistiek. Ze gaan sneller rond en blijven langer hangen met meer impact. Wij, nieuwswebsites, dachten dat we wel met Facebook overweg konden, maar we worden gevloerd door tieners in Macedonië. Zij perfectioneren het cynisme van lekkere clickbait, dat media onder aan de ladder al langer hanteren. Ernstige nieuwsmedia blijken in die sociale speeltuin voor gelijkgezinden te praten. Voor de informatie-elite. De echte schok van fake news is dat de informatie-onderklasse, als ik dat provocatieve woord mag gebruiken, uit zoveel mensen bestaat, dat ze de macht kan doen kantelen. Want de tweede beweging is dat ‘alternatieve feiten’ politiek worden. Kiezers uit de informatie-onderklasse verwelkomen de alternatieve bedreigingen en oplossingen. Sluit de grenzen, de islam is de vijand, onze sterke natie is de oplossing, take back control. 55 procent van de Fransen stemde, via radicaal-links of radicaal-rechts, voor partijen die een vijandige relatie hebben met traditionele media, en wier voorstellen door die media als onhaalbaar, onzinnig en gevaarlijk worden beschouwd. De crisis van de traditionele politiek is dus ook de crisis van de media, en de crisis van ‘waarheid’. Een groot deel van het electoraat erkent de mainstream-beschrijving van de wereld niet meer. Zij ervaren ‘feiten’ als nadelig voor hen en voordelig voor wie veel heeft (opleiding, gezondheid, status, geld). Het zijn allemaal leugens. Politieke uitdagers kunnen zich bevrijden van de conventie om zich min of meer op feiten te baseren. Zij spreken de kiezers op hun intuïtie aan. Hun vrijheid van feiten vormt hun aantrekkingskracht. Zo kom ik bij de derde beweging, die ons nog het meest benauwt. Traditionele politieke partijen, protestbewegingen en lobbygroepen, zij die ons politieke bestel vormen, nemen strategieën van de feitenvrije politiek over. Kijk naar de dominante thema’s: identiteit, culturele eigenheid, zelfbeschikking, normen en waarden. Met hun heftige emoties lenen die thema’s zich prima tot mobilisatie op sociale media. Traditionele media komen in de ongemakkelijke positie van achtervolgen, uitzoeken, de verantwoordelijke uithangen, niet over de realiteit, maar over het schuim op sociale media. Al factcheckend dansen we mee in het theater van wie ons op de schop willen, omdat we het hen lastig maken om de macht te veroveren. Zijn we kritisch genoeg? Wat te doen? Eerst en vooral moeten we iets laten: verontwaardiging. Ze is te defensief en ze is oninteressant, want niet nieuwsgierig. Ze brengt ons niet naar nieuw terrein. Beter blijven we dicht bij onze corebusiness, oprecht nieuwsgierig naar wat zich voordoet in de realiteit. Dat vergt dat we flinker moeten zijn in onze kritiek tegenover de normatieve bubbel die we zelf creëren. Kijken we wel goed en grondig genoeg? Luisteren we naar de juiste mensen? Zijn we niet te volgzaam tegenover dogma’s? Nemen we alternatieven ernstig? Wij, blanke, hoogopgeleide, internationaal kijkende en aardig verdienende middenklassers, nemen wij de ervaringen van wie niet is zoals wij echt ernstig genoeg? En dan zijn er de feiten. Bij de feiten ligt onze belangrijkste opdracht. Herinner u de bankencrisis. Of neem de globalisering. Nu ineens, na de nipte Franse verkiezingen, start de Europese Commissie een zoektocht naar manieren om de globalisering te temperen. Ze mag niet meer ‘wild’ zijn. Zelfs de liberale eurocommissaris Margrethe Vestager, verantwoordelijk voor de concurrentie, vindt milde vormen van protectionisme geen taboe meer. Hebben wij kritisch genoeg bericht over die ‘wilde’ globalisering? Toen we over disruptie schreven, waren we vervuld van opwinding of keken we ook weleens door de ogen van de pakjesbesteller die in een tijdelijk contract en tegen een minimumloon op maandagavond laat nog een lavabo of twee paar schoenen moet leveren? Zo zijn we terug bij het ongemakkelijke gevoel dat journalisten hebben over ‘waarheid’. Neen, wij media vertellen niet de waarheid. Onze job is om ze in vraag te stellen. Pas als we dat doen volgens alle regels van onze kunst, met genoeg nieuwsgierigheid en empathie, spannend verteld, snedig opgeschreven, kunnen we beweren dat we streven naar waarachtigheid. DS, 20-05-2017 (Karel Verhoeven)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |