|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
|||
|
|||
Europees Hof beslist: werkgever mag hoofddoek verbieden
Een werkgever uit de privésector mag in het arbeidsreglement een hoofddoekverbod opnemen. Dat heeft het Europees Hof van Justitie beslist.
Mag een werkgever uit de privésector een werkneemster die moslima is verbieden om een hoofddoek te dragen? En als zij ondanks zo'n verbod toch haar hoofddoek weigert uit te doen, mag die werkgever haar dan ontslaan? Op die belangrijke vragen moest het Europees Hof van Justitie deze ochtend een antwoord formuleren. In de ogen van het Hof, de hoogste rechtsinstantie van de EU, is het legitiem als werkgevers jegens klanten neutraliteit willen uitstralen, "met name wanneer daarbij alleen de werknemers worden betrokken die in contact treden met de klanten", zoals in het geval van een receptionist. Zolang een werkgever in het bedrijfsreglement vastlegt dat het zichtbaar dragen van "enig politiek, filosofisch of religieus teken" op de werkvloer is verboden, is er geen sprake van directe discriminatie. Ontbreekt echter zo'n verbod in het bedrijfsreglement, dan kan niet worden uitgesloten dat er toch sprake is van discriminatie, aldus het Hof. Met zijn arrest geeft het Hof in Luxemburg een antwoord op een prejudiciële vraag van het Belgische Hof van Cassatie. Dat wilde weten hoe de Europese antidiscriminatierichtlijn moest worden geïnterpreteerd in een zaak die aangespannen werd door de Belgische Samira Achbita en Unia (het vroegere Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding) tegen receptie- en onthaalbedrijf G4S Secure Solutions. Ontslag De advocaat-generaal zegt in zijn advies dat werkneemsters verbieden om een islamitische hoofddoek te dragen niet noodzakelijk discriminerend is Achbita werd in 2003 aangenomen door G4S als receptioniste. Bij het bedrijf bestond een ongeschreven verbod op het dragen van uiterlijke tekenen van politieke, filosofische of religieuze overtuigingen op de werkvloer. Achbita, die moslima is, gaf in 2006 aan dat ze ook tijdens het werk een hoofddoek wilde dragen - hetzelfde jaar schreef G4S het ongeschreven verbod alsnog neer in het arbeidsreglement. Omdat de vrouw haar hoofddoek bleef dragen, werd ze ontslagen. Achbita trok daarop naar de rechtbank, haar zaak is nu dus bij de rechters van het Europees Hof van Justitie beland. Een gelijkaardige Franse zaak werd aan het dossier toegevoegd. Neutraliteitsprincipe Het unieke aan deze discriminatiezaak is dat het dit keer om een private werkgever gaat, stipt Stefan Sottiaux, professor discriminatierecht aan de KU Leuven, aan. "Tot nu toe ging het debat steeds over de vraag of een overheid de hoofddoek kan verbieden op basis van het neutraliteitsprincipe. Nu is de vraag of ook een privé werkgever zich daarop kan beroepen. Dit is een conflict tussen de vrijheid van ondernemen en de godsdienstvrijheid." 'Tot nu toe ging het debat steeds over de vraag of een overheid de hoofddoek kan verbieden op basis van het neutraliteitsprincipe. Nu is de vraag of ook een privé werkgever zich daarop kan beroepen' STEFAN SOTTIAUX, PROFESSOR DISCRIMINATIERECHT AAN DE KU LEUVEN In een advies over de Belgische zaak stelde de advocaat-generaal vorig jaar al dat werkneemsters verbieden om een islamitische hoofddoek te dragen niet noodzakelijk discriminerend is. De voorwaarde is wel dat het verbod slaat op alle zichtbare politieke, filosofische en religieuze tekenen, en niet op religieuze overtuigingen in het algemeen of een specifieke godsdienst in het bijzonder. Wanneer een op het eerste zicht neutrale bepaling relatief nadeliger is voor de ene dan voor de andere groep personen, kan wel sprake zijn van indirecte discriminatie. Maar volgens de advocaat-generaal kan zo'n discriminatie gerechtvaardigd zijn als de werkgever streeft naar religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit. Opvallend: in een advies in de Franse zaak had de advocaat-generaal de werkneemster in het gelijk gesteld. Volgens Sottiaux valt dat verschil mogelijk te verklaren door de sectoren waarin beide vrouwen werkten. Bij Achbita ging het om een veiligheidsbedrijf, dat stelde dat haar werknemers met heel wat verschillende mensen in aanraking komen, en dat neutraliteit kan helpen bij de veiligheid. De Franse vrouw werkte daarentegen voor een consultancybedrijf, dat dezelfde claim niet kan maken. Sottiaux benadrukt wel dat deze zaak enkel over een verbod op basis van het neutraliteitsprincipe gaat. "Hoofddoeken verbieden op de werkvloer kon al omwille van veiligheids- of hygiënische redenen." "Onwenselijk" 'Dit lijkt me onwenselijk, want we leven in een pluralistische samenleving, waarbij het logisch is dat een bedrijf de maatschappij weerspiegelt' JEROEN TEMPERMAN, HOOFDDOCENT INTERNATIONAAL PUBLIEKRECHT Jeroen Temperman, hoofddocent internationaal publiekrecht aan de Erasmus Universiteit en specialist op het gebied van religie en mensenrechten, spreekt van een "verstrekkend" arrest. Hij noemt het opmerkelijk dat het Hof het neutraliteitsideaal van de staat nu ook toepast op bedrijven. "Dat de staat een neutraal en seculier imago nastreeft voor functies in de openbare ruimte valt te rechtvaardigen. Maar als individu hoef je helemaal niet neutraal te zijn. Het is niet zo dat je je religie thuis moet laten als je naar je werk gaat - godsdienstvrijheid geldt zowel in de publieke als de privésfeer. Maar het Hof rekt hier het neutraliteitsideaal van de staat op naar de private sector - dus niet alleen een scheiding tussen kerk en staat, maar ook tussen kerk en bedrijf. Dit lijkt me onwenselijk, want we leven in een pluralistische samenleving, waarbij het logisch is dat een bedrijf de maatschappij weerspiegelt." Het wrangst vindt Temperman de zaak van de Franse moslima, omdat in haar geval de werkgever pas een probleem maakte van haar hoofddoek toen een klant erover klaagde. "Het was de onverdraagzaamheid van een klant die ertoe leidde dat haar werkgever de interne regels over neutraliteit ging toepassen, met haar ontslag als gevolg. Dat klinkt eerder opportunistisch dan principieel." Demir: "Unia moet uitspraak actief en ondubbelzinnig uitdragen" Staatssecretaris voor Gelijke Kansen Zuhal Demir (N-VA) vindt dat gelijkekansencentrum Unia "dit kader actief en ondubbelzinnig moet uitdragen naar zowel de religieuze doelgroepen als de werkgevers". "Dit mijlpaalarrest van het Europees Hof van Justitie heeft het voordeel van de duidelijkheid", reageert Demir. "Het geeft duidelijke grenzen aan die bedrijven rechtszekerheid geven. Ook voor werknemers is het kader duidelijk." Volgens de staatssecratis geeft dit arrest de mogelijkheid om "rust te brengen in dit dossier". "Verder polariseren heeft geen zin", luidt het. Bron: 14-03-17, 07.45u – http://www.demorgen.be/binnenland/e...ieden-baa01bf9/ Mening: Ik ga akkoord met de beslissing van het Europees Hof van Justitie, dat een werkgever uit de privésector in het arbeidsreglement een hoofddoekverbod mag opnemen. Ik vind dit absoluut geen discriminatie met voorwaarde dat het verbod gebaseerd is op een algemeen bedrijfsreglement dat bepaalt dat zichtbare politieke, filosofisch en religieuze tekenen op het werk niet toegestaan zijn omdat het bedrijf een beleid van religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit voert. Een basiswaarde van onze maatschappij is evenzeer, vrij ondernemingsschap. De ondernemer heeft het recht om de organisatie van de werkzaamheden te bepalen. Kiest een ondernemer voor neutraliteit van zijn onderneming, dan is dat zijn/haar keuze. Het valt me vaak op dat men snel spreekt van discriminatie wanneer het gaat over religieuze symbolen. De vrijheid van meningsuiting bijvoorbeeld wordt anders bekeken. Niemand zal spreken van discriminatie wanneer een werkgever zijn werknemer verbiedt te komen werken met een T-shirt van een politieke partij. Ik vind dat we niet al te snel het woord discriminatie in de mond moeten nemen. De Moslima’s gaan ongetwijfeld hiermee niet akkoord, ze vinden het een slecht signaal. Volgens hen moeten de werkgevers in de eerste plaats kijken naar de kwaliteiten van hun personeel, en niet naar religieuze symbolen zoals een hoofddoek. |
#2
|
|||
|
|||
Mening: Ik sluit mij aan bij de mening van Hanne. Wij leven in een multiculturele samenleving waar, naar mijn mening, het woord discriminatie veel te snel in de mond genomen wordt. Moslima's moeten zich in deze situatie niet persoonlijk aangevallen voelen want dit heeft te maken met onze waarden en de normen. Zij komen naar België dus ik vind dat zij zich ook op bepaalde vlakken moeten aanpassen. Wanneer een werknemer verwacht dat er op de werkvloer geen hoofddoek gedragen mag worden, vind ik dat dit moet kunnen. Het is nog iets heel anders wanneer er een algemeen hoofddoekenverbod zou komen want ik vind dat iedereen in zijn vrije tijd nog altijd vrij is is om te dragen wat hij of zij zelf wil. Wanneer moslima's op alle vlakken geïntegreerd zijn in onze samenleving, maar nog steeds een hoofddoek dragen is dit voor mij absoluut geen struikelblok.
|