|
#1
|
||||
|
||||
Hoe redden we het onderwijs?
Hoe redden we het onderwijs?
Bert Bultinck Het nieuws bleef een beetje onder de radar deze week, maar minister van Onderwijs Hilde Crevits is begonnen met de onderhandelingen om het beroep van leraar sexyer te maken. De reden waarom het bericht doodviel, is het trieste woord ‘loopbaanpact’: een onfris begrip dat elke nieuwskop naar de knoppen helpt, een ambtenarenconcept dat op de geeuwende menigte mikt. Bovendien verwacht niemand veel van die onderhandelingen, toch zeker niet op korte termijn. Er is namelijk geen geld. Dat mag de pret niet drukken. De onderhandelaars – Crevits, de vakbonden, de scholen – lijken zo’n pactje wel te lusten, ook al zal het verhoopte akkoord in een mum van tijd uitgroeien tot een gedrocht met te weinig visie en te veel pagina’s. Bij gebrek aan harde euro’s zullen begrippen met te veel lettergrepen het mooie weer moeten maken, zoals flexibiliteit, differentiatie en continue professionalisering. Crevits en co hebben er nu al de gedifferentieerde monden vol van. Iedereen met een greintje creativiteit loopt bij die newspeak gillend weg, maar alle partijen betuigen met grote sérieux hun geloof in de loopbaanpactonderhandelingen – ook in langere versies blijft het woord een killer. Ze zullen doorgaan, met het zweet op hun gezicht, in een loopgraaf zonder licht, tot het einde van de, nu ja, continue professionalisering. Gelukkig stipten de werkgevers nog aan dat ze de gesprekken zullen aanvatten ‘met open vizier’ en ‘zonder voorafnames’. Dat wil zoveel zeggen als: we staan nog nergens. Het is een vraag die bij iedereen weleens opborrelt, maar het is bijna altijd een vergissing: hoe maak je iets sexy? Als je daarover moet nadenken, is het al verloren. Alle brainstormen en piekersessies zullen het alleen maar erger maken. Ofwel is iets sexy, ofwel niet. In het laatste geval is het belangrijk om toch te doen waar je in gelooft, de blik op de Zaak Zelf gericht en recht op het doel af. Wie dat wil, moet dan maar volgen. En dat is wat leraars moeten doen: de pannen van het dak spelen, maar dan voor de klas. Dat is sexy. De pannen van het dak lesgeven is niet makkelijk. Het klinkt zelfs als een vergissing, een categoriefout, ergens tussen didactiek en een rockconcert in – schieten naar de maan, maar dan met een krijtje. Maar iedereen die het geluk heeft gehad een paar geweldige mentoren op zijn weg te vinden, weet dat het kan. Leraressen, vioolmevrouwen, schoolmeesters en voordrachtmeneren die een jongere generatie enthousiasmeren, inspireren en naar meer vraagstukken doen verlangen: ze bestaan. Vertellers die inzichten meegeven alsof het juweeltjes zijn, edelsteentjes van ideeën, of handige schaakstukken: tot het einde van je dagen draag je ze op zak. Goede leraars veranderen levens voorgoed. Wat is er met dat ideaal gebeurd? Is de missie vermalen in de papiermolen van het onderwijs? Bedolven onder de karige loonbriefjes van Crevits? Weggedeemsterd in de wedloop met het internet – een netwerk dat meer weet dan alle leraars samen? Misschien wel. Maar de ellende zit dieper. Ergens tussen de dreinende kinderen is de magie van de leraar uit het zicht verdwenen, of toch minstens in de beeldvorming die het beleid in loopbaanpacten oplepelt. De teloorgang van de wijze schoolmeester is al vaak betreurd: het respect dat de dorpsonderwijzer dertig jaar geleden kreeg, bestaat alleen nog in zwart-wit. Doorgaans wordt dan in één moeite verwezen naar de erosie van alle soorten gezag – politiek, media, politie en dus ook het onderwijs. Of die erosie zo totaal is, valt nog te bezien, maar voor leraars klopt het in alle geval. La fonction fait l’homme: als de functie door de vloer is gezakt, komt de man er bekaaid vanaf. Het heeft ook te maken met het vriendelijke, doch zeer dringende verzoek om het onderwijs beter te mappen – spreek uit: méppen – op de arbeidsmarkt. Daar is an sich niets mis mee, maar als die efficiëntie-oefening de belangrijkste boodschap wordt, dan vervluchtigt de humaniora-gedachte snel. De idee dat een leraar van een tiener een beter mens zou kunnen maken – in plaats van alleen maar een betere werknemer – verdwijnt uit het zicht. En dat fiks je niet met een pactje. Vanzelfsprekend zal een hoger loon, een snuifje flexibiliteit of wat minder papierlast meer mensen naar school lokken, maar krijgen we dan weer meer vuur in de lessen? Krijgen we dan betere leraars? Krijgen we dan betere mensen? In de jongste New Yorker schrijft George Saunders – zonder twijfel een van de beste schrijvers van het moment – grappig, ontroerend en overtuigend over zijn onderwijs. In zijn geval gaat het over ‘creative writing’, maar zijn boodschap geldt evengoed voor andere stielen. ‘Waarom houden we zoveel van de mensen die ons leerden schrijven?’, vraagt hij zich af. ‘Ik denk dat ze er waren toen we hen het meeste nodig hadden, toen we jong en kwetsbaar waren en met vallen en opstaan een vak aan het leren waren.’ Leraars hebben zoveel macht, schrijft Saunders. Ze kunnen ons belachelijk maken of negeren. Ze kunnen ons gebruiken om zichzelf beter te voelen. ‘Maar als onze leraars goede leraars zijn, dan doen ze iets dat bijna heilig is, iets wat we nooit zullen vergeten: ze nemen ons ernstig. Ze aanvaarden ons als nieuwe leden van een ambacht.’ Natuurlijk moeten we mensen geen vaardigheden – excuus: skills – aanleren waarmee ze niet verder komen. En natuurlijk hebben we veel IT’ers nodig, en ingenieurs. Maar ook leraars fysica kunnen begeesteren – geestdrift houdt zich niet aan vakdomeinen. De vragen van de arbeidsmarkt vloeken op geen enkele manier met het beeld van een meester-magister die de weg wijst. Laten we de leraar als meester blijven zien, als vakman en als mens. De weg wijzen is zijn missie en zijn kracht. En kracht is sexy, altijd en overal. DS, 31-10-2015 (Bert Bultinck)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |