|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
|||
|
|||
Etnische roots bepalen studiekeuze
Kinderen van Marokkaanse en Turkse origine belanden in het eerste secundair sneller in de B-klas. Zelfs al halen ze dezelfde punten en hebben ze een vergelijkbare thuissituatie als Vlaamse leerlingen. Drie factoren die bepalen waarom afkomst de kansen zo sterk bepaalt.
Bijna één op de tien Vlaamse kinderen start het middelbaar onderwijs in de B-stroom, de voorbereiding op het latere beroepsonderwijs. Bij leerlingen van vreemde origine is dat een op de vijf, of dubbel zoveel. Dat blijkt uit de masterscriptie van Kylie Pinceel (Universiteit Antwerpen). Voor haar onderzoek volgde ze zo'n 8.500 kinderen op, met Vlaamse, Marokkaanse, Turkse, Poolse of Centraal-Afrikaanse roots. Wat blijkt? Ook tussen de verschillende etnische groepen zijn er grote verschillen. Terwijl evenveel Poolse (10%) als Vlaamse leerlingen in de B-stroom terechtkomen, ligt dat aantal bij de Centraal-Afrikaanse kinderen al op 16 procent. Toch vallen vooral de Marokkaanse (22%) en Turkse (22%) tieners op: ruim één op de vijf surft onmiddellijk mee op de B-stroom. "Erg verrassend", vindt professor Paul Mahieu, promotor van het onderzoek. "We hebben lange tijd gedacht dat de sociaal-economische achtergrond van groter belang was dan de etnische. Dit wordt nu ontkracht. Je afkomst bepaalt in zeer hoge mate je kansen." Waarom vooral de Marokkaanse en Turkse kinderen in de B-klas belanden, heeft te maken met godsdienst, zo stelt eerder onderzoek. Pinceel: "In onze samenleving neemt het christendom, in vergelijking met de islam, nog altijd een bevoorrechte positie in. Terwijl Poolse en Afrikaanse kinderen dichter bij dat klassieke erfgoed aanleunen, staan Marokkanen en Turken er verder van af." Moeder aan het werk Of de moeder des huizes een job uitoefent of werkloos is, heeft ook een duidelijke invloed op de start in het secundair onderwijs. Is moeder werkloos, dan start 83 procent van de Vlaamse tieners nog altijd in de A-klas. Marokkaanse (62%) en Turkse (66%) jongeren daarentegen zien hun kansen aanzienlijk slinken. Werken beide ouders fulltime, dan is de kans dat een Vlaamse leerling in de A-stroom begint 94 procent. Voor Marokkaanse en Turkse kinderen in dezelfde thuissituatie daalt dit al tot 85 procent. De algemene trend is deze: Marokkaanse en Turkse leerlingen van wie de moeder deeltijds werkt, huisvrouw of werkloos is, starten opvallend sneller in de B-stroom dan Vlaamse, Poolse of Afrikaanse leeftijdsgenootjes. "De werkstatus van de moeder heeft een duidelijk effect op de instroom in de B-klas", zegt Pinceel. "Waarom dan niet investeren om moeders op de arbeidsmarkt te laten starten?" Klopt, zegt professor Mahieu: "Dat lijkt de logica zelve, maar hoe gaan we dat doen?". Hij hamert op het belang van lessen Nederlands voor ouders. "Nogal wat scholen organiseren die al. Dat is een goed begin om moeders beter in het schoolleven en de samenleving te betrekken." Bron: http://www.demorgen.be/dm/nl/1344/O...udiekeuze.dhtml Datum: 2 september 2013 Eigen mening: Het is jammer dat uit dit onderzoek blijkt dat allochtone kinderen die het even goed doen op school als autochtone kinderen snel in de B-stroom belanden. Hierdoor mislopen ze kansen en worden hun talenten niet voluit benut. Deze mensen zullen later misschien in jobs terecht komen die ze misschien niet graag doen of hen vervelen waardoor er veel frustraties ontstaan. Men moet proberen om deze kinderen op het einde van de lagere school goed te begeleiden in het maken van hun studie keuze. De ouders moeten hierbij betrokken worden zodat ook zij weten wat hun kind kan en leren hun kind te begeleiden bij schoolwerk zodat het kind zich ten volloe kan ontwikkelen. |