|
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
||||
|
||||
Een spel van dienaren en rijke donoren
Een spel van dienaren en rijke donoren
Lawrence Lessig, Republic, Lost. Twelve Publishers, 384 blz. De campagne voor de presidentsverkiezingen is gekaapt door de Super Pacs: onafhankelijke actiegroepen die astronomische sommen vergaren ter promotie van een kandidaat en, vooral, ter zwartmaking van diens tegenstanders. Kan de uitverkoop van de democratie in Amerika nog een halt worden toegeroepen? 'Onze Republikeinse Partij is in crisis. Ze moet bepalen of ze, zoals in de tijd van Lincoln, de partij van de gewone man zal zijn, de partij van vooruitgang en van sociale en industriële rechtvaardigheid. Óf dat ze de partij is die de belangen van Wall Street behartigt, van mensen die, door macht uit te oefenen op de dienaren van het volk, immuun blijven voor straf wanneer ze in de fout gaan, en privileges krijgen die ze niet verdienen.' Deze woorden hadden tijdens de huidige Amerikaanse verkiezingscampagne uitgesproken kunnen worden, maar ze zijn van Teddy Roosevelt. De ex-president had zich in 1912 andermaal verkiesbaar gesteld omdat de kandidaat van zijn eigen partij, president William Taft, in de zak zat van welgestelde heren. Ondanks eerdere pogingen de invloed van roofbaronnen en bankiers te breken, leken ze onder Taft machtiger dan ooit. Tot weerzin van de kiezer én een deel van Tafts collega's. In de decennia daarna is er gewerkt aan het indammen van ongewenste invloeden. In de jaren zeventig, na het Watergateschandaal, was het systeem op zijn strengst. Alleen kleine donaties aan politieke campagnes waren toegestaan, bedrijven stonden vrijwel buitenspel, het aantal lobbyisten was miniem. Het ordinaire aannemen van bruine zakken met dollars was ancient history. Geld heeft echter, net als water, de eigenschap steeds weer een weg naar binnen te vinden. Sinds de jaren negentig zijn de regels beetje bij beetje versoepeld. In 2010 volgde de desastreuze uitspraak van het Hooggerechtshof in de zaak van de conservatieve lobbygroep Citizens United tegen de Federal Election Commission (2010). Die heeft een proces versneld dat van Amerika andermaal een verkapte plutocratie heeft gemaakt. Het feest van de democratie dat de presidentsverkiezing zou moeten zijn, dreigt uit te lopen op een wake. Wettelijke restricties De komende verkiezingen zullen de geschiedenis ingaan als die van de Super Pacs, onafhankelijke actiegroepen die astronomische sommen vergaren ter promotie van een kandidaat en, vooral, ter zwartmaking van diens tegenstanders. Deze nieuwste vorm van het political action commitee heeft de lopende campagne gekaapt. Want de Pacs zijn niet gebonden door de wettelijke restricties die gelden voor klassieke, rechtstreekse bijdragen aan politieke kandidaten. Arme John McCain en Russ Feingold. De Republikeinse en Democratische senatoren vochten jarenlang voor een hervorming van de campagnefinanciering. Zij loodsten in 2002 een wet door het Congres die de hoogte van contributies, en daarmee hun corrumperende werking, moest beperken. Onafhankelijke groepen werd verboden geld in politieke advertenties te steken binnen een gegeven periode vóór een primary of verkiezing. Bedrijven en vakbonden werden helemaal buitenspel gezet. De zaak Citizens United, waarmee gewoonlijk ook de gerelateerde uitspraak in de zaak SpeechNow.org versus FEC wordt begre- pen, heeft die moeizaam geboekte winst tenietgedaan. In Citizens United versus FEC bepaalde het Hooggerechtshof dat bedrijven en vakbonden, net als individuen, recht hebben op vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid mag niet beperkt worden door een financiële drempel. Het enige wat Super Pacs niet mogen doen, is direct overleggen met de kandidaat. Het leidt tot een curieuze poppenkast, want de meeste worden gerund door voormalige medewerkers en oude vrienden van kandidaten. Republikeins presidentskandidaat Mitt Romney verklaarde geen weet te hebben van een bepaalde Super Pac-advertentie, om nog geen twee minuten later uitgebreid aan de inhoud te refereren. Het schertsverbod op rechtstreeks overleg ten spijt, verhogen de Super Pacs het risico op beïnvloeding. Het geld dat Obama in 2008 bijeenbracht, zo'n 500 miljoen dollar, kwam van drie miljoen individuele donors. Gemiddeld heb je het dan over 166 dollar per donateur - niet een bedrag waarvoor je het luisterend oor van de president koopt. Meer dan negentig procent van de individuele giften aan Super Pacs bestaat evenwel uit giften groter dan 10.000 dollar. Zo'n 35 superrijken schonken meer dan een miljoen dollar per hoofd. Daarnaast krijgen Super Pacs miljoenen van een handvol bedrijven en non-profitorganisaties die groot belang hebben bij het beleid. Ruim zes procent van het Super Pac-geld is helemaal niet te traceren, het komt onder meer binnen via complexe transacties met brievenbusfirma's. Dat zou elke democraat zorgen moeten baren. Het resultaat is dat er veel meer geld in politieke campagnes wordt gestoken, en dat een relatief kleine groep donors het grootste deel van dat geld opbrengt. De kandidaten begrijpen wat daarvoor wordt terugverwacht. Toen Newt Gingrichs Super Pac Winning Our Future vrijwel bankroet was, stortte bevriende casino-magnaat Sheldon Adelson 10 miljoen dollar in de kas. Prompt begon Gingrich erop te hameren dat de Amerikaanse ambassade in Israël naar Jeruzalem moest worden verhuisd - een van Adelsons stokpaardjes. De eveneens vergeefse campagne van Rick Santorum werd op soortgelijke wijze in leven gehouden door de miljardair Foster Freiss, terwijl het zich voor conservatieve doelen inzettende Americans for Prosperity wordt gefinancierd door de gebroeders Koch. Zij waren een drijvende kracht achter de overname van het Huis van Afgevaardigden door de Republikeinen bij de tussentijdse verkiezingen van 2010. Hun einddoel: Obama uit het Witte Huis verjagen en de weg vrijmaken voor beleid dat Koch Industries (nog) gunstiger gezind is: lagere belasting op winst en kapitaal, soepelere milieuregels, een veel kleinere overheid en een darwinistisch sociaal bestel. De gemiddelde kiezer is veel gematigder, maar die heeft zelden miljoenen op de plank liggen om te investeren in politieke spots. Super Pacs zorgen dus voor een vertekening van het discours, in het voordeel van de belangen van welgestelden. Stad van junkies Maar de Super Pacs zijn verre van het enige probleem. Ze zijn slechts de meest zichtbare uitwas van de vervlechting van geld en politiek, die vooral sinds de jaren negentig problematisch is geworden. Lawrence Lessig, hoogleraar aan Harvard University, ontleedt in zijn ontluisterende boek Republic, Lost. How Money Corrupts Congress - and a Plan to Stop It het effect dat donaties en lobbyisten hebben op het Amerikaanse politieke systeem. Wat betekent het voor het vertrouwen dat burgers hebben in de volksvertegenwoordiging? En wat betekent het voor de politieke agenda? Lessig gelooft niet dat er zozeer sprake is van klassieke corruptie - het direct betalen voor een politieke dienst. Hij spreekt van dependency corruption, een corrumperende financiële afhankelijkheid. Het moderne Washington, betoogt hij, is een stad van junkies, en geld is de drug. Let wel, het betreft slechts ten dele ordinaire hebzucht. Sinds de jaren tachtig zijn politieke campagnes steeds duurder geworden, waardoor politici voor hun herverkiezing steeds grote sommen nodig hebben. De opkomst van televisie als campagne-instrument heeft de kosten opgedreven. Belangrijker: politici zitten steeds langer, ja, permanent, in verkiezingsmodus, vooral omdat het politieke landschap wezenlijk veranderd is. Sinds de eerste termijn van president Bill Clinton (1992-1996) is de meerderheid in het Congres vaker verschoven dan in de zestig jaar ervoor. De enorme politieke winst die te behalen valt, ook ten gunste van financiers, heeft een financiële wapenwedloop in gang gezet. Congresleden zijn dertig procent tot soms wel zeventig procent van hun tijd bezig met fondsenwerving, grotendeels door potentiële donors telefonisch te woord te staan: het zo-genaamde 'dialing for dollars'. Strafbare één-op-éénbeloften worden nauwelijks gedaan - kandidaten veranderen al op voorhand van vorm en nemen een positie in die bijdragen kan losweken. De vaak verfoeide, maar nauwelijks te beteugelen ' earmarks', extraatjes die aan wetsvoorstellen worden geplakt, zijn daarvan het gevolg. Een heel leger lobbyisten helpt bij het masseren van het wetgevend proces. Inhoudelijke munitie Lobbyisten zijn niet nieuw - het woord komt van de informele bijeenkomsten die president Ulysses S. Grant (1869-1877) hield in de lobby van het Willard Hotel - maar nooit waren ze met zovelen. In 1971 waren minder dan tweehonderd lobbyisten actief in Washington, nu staan er zo'n veertienduizend geregis-treerd. Lobbyisten hebben een kwalijke naam, maar dat is niet helemaal terecht. De meesten zijn niet bezig tegenstanders met douceurtjes voor hun zaak te winnen, maar juist hun natuurlijke medestanders van inhoudelijke munitie te voorzien. In die zin zijn het een soort externe beleidsmedewerkers. Maar ze vormen ook de schakel tussen een belanghebbende, die gunsten wenst, en politici, die campagnegeld nodig hebben. Al dat geld ondermijnt het vertrouwen in politieke vertegenwoordigers, of dat nu terecht is of niet. Meer dan twee derde van de Amerikanen, ongeacht politieke kleur, gelooft dat resultaten op Capitol Hill gekocht kunnen worden. Een direct causaal verband tussen bijdragen en beleid is lastig aan te tonen, maar statistisch is dat verband er wel. Tussen 1998 en 2008 stak de financiële sector 1,7 miljard dollar in verkiezingscampagnes en 3,4 miljard in lobbyactiviteiten, meer dan de bijdragen van bedrijven in de gezondheidszorg, defensie en telecom bij elkaar opgeteld. De politieke agenda reflecteert niet de prioriteiten van de bevolking, maar die van rijke donateurs, grote bedrijven en draagkrachtige vakbonden, die in de eerste plaats toegang kopen. Overwerkte congresleden - al dat fondsenwerven! - gaan eerder met een door lobbyisten voorgekookt verhaal op pad, dan met een verhaal dat ze zelf, met hun te kleine en onderbetaalde staf, in elkaar hebben moeten schroeven. Omdat het meeste geld te halen valt bij activistische groepen wordt Washing- ton bovendien gedwongen tot radicalisering en polarisering. Dit alles ondermijnt het principe van 'één man, één stem'. Door de hoge kosten van campagnes is de Amerikaanse politiek onvermijdelijk 'a rich man's game' geworden. Alle presidentskandidaten zijn multimiljonairs. Dat is niet per se omdat ze eigen geld kunnen gebruiken - hoewel het niet ongebruikelijk is dat kandidaten grote sommen aan de eigen campagne 'lenen'. Rijke kandidaten hebben simpelweg meer draagkrachtige donateurs in hun netwerk. Bovendien geven die donateurs liever aan kandidaten die hun wereldbeeld delen en dezelfde belangen hebben. Ongeveer de helft van de Congresleden is miljonair, een percentage dat stijgt. Vrijwel alle senatoren verlaagden substantieel de eigen belastingdruk met het goedkeuren van de Bush Tax Cuts. En natuurlijk de belastingdruk van hun donors. Lessig wijst er, zonder leedvermaak, op dat zelfs de donor slachtoffer is van het systeem. Die moet blijven investeren, verslaafd aan de verkregen dienstverlening. Sterker: er zijn allerlei voorzieningen die periodiek verlopen. Dat geeft politici een instrument om uit hetzelfde onderwerp steeds weer geld te trekken. Financiële injectie Is de plutocratie nog af te wenden? Er wordt in gespecialiseerde kringen wel over het probleem gesproken, maar de reguliere media hebben vooral oog voor het politieke circus: de dagkoersen, het moddergooien, de debatten. Natuurlijk, financiële structuren zijn niet meteen een sexy onderwerp. Maar de media hebben ook geen belang bij verandering. De enorme explosie aan fondsen heeft immers geleid tot excessieve media-uitgaven. Honderden miljoenen worden besteed aan televisiespots, voor vele zenders een financiële injectie die van levensbelang is. Mitt Romneys Super Pac Restore Our Future kocht voor de voorverkiezing in Florida zendtijd voor twaalfduizend spotjes. Het verklaart waarom sommige staten hun primary's graag naar voren willen halen. Ze willen niet alleen, zoals ze zeggen, dat hun burgers een grotere impact op de race hebben. Die impact vertaalt zich direct naar economische activiteit, omdat kandidaten een groter deel van hun budget in die vroege staten pompen. Ook voor de media geldt: junkiegedrag. Elizabeth Drew merkte in The New York Review of Books op dat er een besef is gegroeid, zeker na de bail-out van Wall Street, dat er een klassenmaatschappij is ontstaan met een zelfversterkende ongelijkheid. Drew vraagt zich af of verkiezingen die onderworpen zijn aan het eigenbelang van grote bedrijven nog door het publiek geaccepteerd zullen worden. Getuige de historisch lage waarderingscijfers voor het Congres, heeft Drew een punt. De vraag is echter of het systeem van binnenuit te veranderen valt. Kan een hervormer bovendrijven zonder zichzelf medeplichtig te maken? President Obama heeft zich altijd uitgesproken tegen Super Pacs. De hoofdstad, zo verklaarde hij eind vorig jaar nog, 'zou gevoeliger moeten zijn voor de behoeften van het volk dan voor die van belangengroepen'. Obama's hoop is deze verkiezingen te winnen met de huidige spelregels en in zijn tweede termijn de regels te veranderen. Dat kan Obama echter niet alleen. Zulke maatregelen, gericht op toezicht en openheid, vergen steun van het Congres, waar vrijwel iedereen voor zijn herverkiezing afhankelijk is van de bijdrage van belangengroepen. De voortgaande uitverkoop van de democratie zou in 2012 hét belangrijkste verkiezingsthema moeten zijn, omdat vrijwel elk ander thema - economie, belastingen, gezondheidszorg, energiepolitiek - ermee verweven is. Maar zolang kiezers onvoldoende geïnformeerd zijn, de schouders erover ophalen of door fatalisme bevangen zijn, zal er niets veranderen. Ze zullen zich, net als in 1912, boos moeten maken én naar die boosheid moeten handelen. Eerder zal het wassende water van de plutocratie niet worden inge-damd. Knack, 01-08-2012 (Auke Hulst)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |